Maandag 25 Dec. 1893. No. 4313. 38e Jaargang. TWEEDE BLAD. Na Vijftig jaar. HET HOBBELPAARD. Uitgave FIRMA A. H. VANCLEEFF te Amersfoort. Dit blad verschijnt Maandag- en DonderdagnamiddagAbonnement per 3 maanden M.—. Franco per post f 1.1b. Advertentiën1 regels (>0 Cents.elke regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte, f.egale-ofneieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers il) Cents. Bij advertentiën buiten dc stad worden de incasseeringalcosten in rekening gebracht. Bureau MUURHUIZEN hoek Kortegracht, Wijk B. 60 Toen we, in ons nummer van 7 December, een en ander meedeelden naar aanleiding van bet Gouden feest der „Anna Paulowna Bewaarschool", maakten we gewag van een gedicht, bij die gelegenheid uitgesproken door Mevrouw B. H. Burkens Van Hoorn, de dochter van den stichter der school en een der oudste leden van den „Damesbond ter kleeding van be hoeftige kindereu en ter belooning en opwekking van getrouw schoolbezoek." We achten ons gelukkig aan het fijn gevoeld gedicht der eerbiedwaardige vrouw een plaats te kunnen verleeneu. Wel werd hier menigmaal een feestlied aangeheven, Maar nooit klonk het zóo diep van toon, 'I Was meest gewijd aan nieuwe vreugde. Thans ruisent de herinnering hier zoo schoon. 'k Was mede in mijn kindselie jaren Getuige van den grooten strijd, Kn zag. hoe bij 't gelukkig slagen. Ken dankbre blik werd God gewijd. Want, edel was het doel en heerlijk was het pogen, Om kleinen, arm naar goed en geest, Te vormen tot wat meer beschaving, Tot goede menschen 't allermeest. Uit 'tgeen wij hoorden, is gebleken. Gezegend werd dat liefdewerk, Maar mist dien zegen, werd gestreden Door hen, wier geest was helder, sterk. lloe gaarne zagen we ze in ons raidden, Nu hun die eere wordt gebracht, Maar wij. hoewel niet jong van jaren. Behoo.cn reeds tot 't nageslacht. Gij ziet in deze ed'le mannen, Wier hulde hier is ruim verdiend, Wellicht een beeld voor 'toog U rijzen, Van d' een of and'ren ouden Vriend. Maar ik, ho*. snel klont mij thans 't harte, 'k Zie hem geroemd en hem geëerd, Ilèin, ilie mijn kinderschreden leidde, Die 'k van mijn kindsheid heb vereerd. O, 'k dank U allen, hier aanwezig! Want 't is me een lichtstraal op mijn pad, Dat 'k zóo mijn Vader zie vereeren, Dien ik zóo teer heb liefgehad Hij achtte U hoog! O juffrouw Schermer! Gij waart zijn sfeun, gij waart zijn roem! 't Is goed, dat 'k hier in éenen adem, Uw naam met dien mijns vaders noem. Jk dank U, dat wat bij woft stichten, Door U als kleinood is bewaard. Aan U mijn dank, voor 't blijvend goed doen Aan God, dat Ily U heeft gespaard. Blijf zóo uw beste krachten geven, Kn zie eens aan het eind der baan, Veel duizend dankbre kinderharten, A ls U verschijnendvoor U staan. Wat maakten zy Papa toch blijde Die dames, die, 'twas schoon bedacht, Voor kinderkleeding wilden zorgen Opdat hier reinheid werd betracht. En rein was ook haar liefde en trouwe, En veel was 't werk, dat zulks haar gaf. 't Is in Memoriam, dat 'k hier spreke, Want allen rusten reeds in 't graf. Neen, allen, neen! Eén bleef in 'tleven. 'tls zij, die ik als zuster min, Dat 's óok een voorrecht dat 'k hier noeme, In dank voor haar en haar gezin. En later - 't denkbeeld geeft nog vreugde, Toen voelde ik, lust én rnoed en kracht, Alleen te doen, wat 't achttal werkte En 'kleerde het o Groot is liefdes macht." En toenNadat 'k met groen on bloemen Als Bruid hier stond op 't heerlijkst feest Waarvan de herinnering nooit wyke Noch juffrouw Schermer's liefdegeest! Toen mij die kinderklanken brachten De liefste wenschen uit haar hart. Waarvan we nooit vervulling zagen Mijn moeilijk pad brengt meestal smart! Toen! zeg ik, ging men voort met zorgen, En steeds, met onvermoeiden vlijt. Vond men wëer dames, die zóo weldoen 1 Mijn dank zij allen bier gewijd. En ook de heeren, die met liefde, Zóo werkten in mijns vader's geest, Breng ik mijn dank voor al lmn zorgen. Voor dezen dag het allermeest. En met Excelsior in het harte Een woord tot U, o Ed'le vrouw, Die als Beschermster op wou treden Met liefde en gulheid, groot en trouw. Dacht men voorheen zich rijk en blijde, Toen Néerlands dierb're Koningin, Met milder» gift, den naam aanvaardde, Dien gij nu draagt in dezen kring, Titans! waarom 'thier nu niet te zeggen, Noem ik U Koningin van leest, Want Koninklijk zijn al uw daden En Vorstlijk is uw liefdes geest. Zoo zij dan dankbaar, lievend blijde, Op U haar hoop, in U haar kracht, En 'k weet, dat deze kleine schare, Nooit te vergeefs uw hulpo wacht. Mijn vader wist niet, toen zijn woorden U wijdden, 't heilig echtverbond, Wat reine parel, lieidestralend, Er in dat Bruidje voor hem stond. Maar zoo zijn geest mij kon omzweven, Dan sprak hij wis tot mijn gemoed. •Breng naar mijn dank voor al haar liefde, •Mijn dank voor 'tgeen zij heden doet." O ga zóo voort en geef uw liefde Zoo als uw dierb're Echtvriend 'twofr, Zijn naam wordt nimmer hier vergeten, Maar blijft vereeuwigd met uw trouw. Moog God nog lang U 't leven sparen, Maar weet, dat als na vijftig jaar, Weer dankb're vrienden hier vergaren, Men U sdam herdenkt als 't Weldoend Paar. Een kerstsprookje NAAR - LUDWIG GANGHOFER. j De vader was iets vroeger dan gewoonlijk van het bureau thuis gekomen; in haast had de kleine familie baar- bescheiden middagmaal gebruikt on nu stonden ze allen rond de tafel: de vader stil en met bekommerd ge laat. de moeder met rood geweende oogen, de drie kinderen nieuwsgierig en opgewonden. De vader opende een leege houten doos, die hy had meegebracht. •Denkt ge, dat ze groot genoeg zal wezen vroeg hij. en blies de houtsnippers en het zaagsel uit de doos. De moeder zuchtte en zeideaAls ze slechts vol wordt!" Toen trok ze uit een kleine wankele kast een lade te voorschijn en droeg ze op tafel. De drie kindermondies openden zich tot 'n eenparig hè! en zes kleine handjes strekten zich uit, om, na een vermaning van vader, vlug onder de tafel te verdwijnen. Terwijl vader en moeder beraadslaagden of men het lekkers onder of bovenop in de doos zou pakken, fluisterden de drie stem metjes geheimzinnig met elkaar, leder pakje uit de lade was voor de drie kleine kopjes een raadsel dat ze opgelost wilden hebben. Of Hans dat alles zou krijgen en of het Kerstkindje dat alles had gebrachtEn hoe het mogelijk was, dat het Kerstkindje dat alles reeds nu gebracht had, terwijl liet toch morgen pas kwam'? En of het Kerstkindje dan niet wist, dat Hans niet thuis was, maar ver, zeer ver verwijderd, in een land waar de hemel altijd blauw, waar bet in den win- j ter niet koud en waar de zee is, die alle I zieken gezond maakt, alle, en Hans natuur- I lijk ook! I Vader en moeder waren het eens geworden bet lekkers zou onderin komen, het prenten boek, de mondharmonica en het geduldspel in 't midden en de kleeren bovenop. Zoo werd het eene na het andere met zorg in de doos gepakt en daartusschen vielen heete tranen uit de oogen van moe der, die de doos niet zwaarder maakten maar ook bet moederhart niet verlichtten. Nu werd het touw er om heen gelronden en zou vader lakken. Dat was voor ile kinderen een oogenblik van spanning, toen bet lak brandde. Een droppel viel vader op den vinger. Ja, lakken is een moeilijk werk als de handen beven. »Hebt ge u pijn gedaan?" vroeg moeder I verschrikt. I Hij schudde het hoofd. »Het doet mij meer pijn, als ik ruin onzen jongen denk!" I Zij knikte en logde zuchtend den arm om I zijn hals. »Zie, dat alles zal hem goed doen j in de zeelucht; gij zult het zien, hij zal weer gezond wordenDaar heeft hij alles beter j dan hij 't bij ons krijgen kan kost en ver- I plegingen als hij dan frisch en gezond j terugkomt, zijn wij dubbel gelukkig." I De vader keek tor zijde, zijn gezicht vor- I trok zenuwachtig en zijne oogen wei-den vochtig. Hij haalde schrijfgereedschap, en begon in mooi rondschriit het adres te schrijven: Hij zag moeder aan en zeide: azal ik aden Heer" op het adres zetten?" »Ja, ja", zeide zij bedroefd, adat vindt hij zoo aardig, doe het 1" En zoo schreef hij Den Heer Ilans Wierdemann. BADHOTEL te Grado, bij Görz, VOORZICHTIG Nauwkeurig las hij het adres nog eens na, waarbij de kinderen hem met nieuwsgierige blikken en uitgerekte halsjes stonden aan te staren. Toen ziende hoe laat het was, stond hij op en sprak: »nu moet ik mij haasten, anders kom ik nog te laat aan 't bureau."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1