Donderdag 16
Aug. 1894.
No. 4380.
38e Jaargang.
De Melaatsche.
Binnenland.
A11EESFOORTCC3E COURANT.
Uitgave
Pirma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Veraoliqnt Maandag- en Danderdagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 3 maanden ƒ1,Franco
per post ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 eb, voor binnenland 60 ct. per
3 maanden. Advertentiën 1—6 regels 60 ct.; elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-,
officieöle- en ontoigeningsadvert. per regel 15 ct. Reclames per regel 25 ct, Afzonderlijke nummers 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, In het
Zondagsblad, per regel 5 cent
Bij advertentiën van buiten do stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau MUURRU1ZEN
hoek Kortegracht, Wijk B. CG
Teleplioonnummor 13.
Reis-abonnementen.
Wij zijn gaarne bereid om, tegen
vergoeding van porto, aan geabon-
neerden, die voor korten oflangerea
tijd op reis gaan, de Amerstoortsche
Courant en de bladen, welke zij door
onze tusselienkomst ontvangen, na
te zenden.
Opgave van duidelijk adres is vol
doende.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Brengen ter kennis van de ingezetenen, dat
hunne gewone wekelijksche vergadering, inplan ts
van des Maandags, voortaan op Zaterdag, des
voormiddags ten tien u ar, zal gehouden worden,
met uitnoodiging aan hen, die ter bespreking
van hunne belangen in de vergaderingen wcnschen
toegelaten te worden, zich daartoe ten elf uur
aan te melden.
Amersfoort, den 14. Augustus 1894.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgermeester,
F. D. SGTUMMELPENNINCK.
Do Secretaris,
W. L. SCHKLTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op art. 18 der wet van den 14. Septem
ber 1866 (Staatsblad no. 138), gewijzigd bij de wet
van den 10. Mei 1890, (Stbl. no. 83);houdende bepa
lingen betrekkelijk de INKWARTIERING enz.
Doen te weten, dat de bij art. 17 dier wet
bedoelde lijst door hen aangelegd, in afschrift
aan de bergplaats bij het Raadhuis aangeplakt
is en gedurende veertien dagen, te rekenen van
lieden, op de Secretarie der gemeente voor een
ieder ter inzage ligt alle werkdagen van 10 tot
1 uur.
Amersfoort, den 14. Augustus 1894.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. I). SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCIIELTUS.
oiv vb:üj ïgiiii n.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gelet op eene missive van den Majoor-com
mandant van hot 2e bataljon van het 2e regi
ment infanterie, d.d. 13 Augustus 1.1., no. 300;
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
gemeente, dat in de Legerplaats bij Zeist schiet
oefeningen op groote afstanden zullen gehouden
worden op Maandag, Dinsdag, Donderdag en
Vrijdag, '3 morgens van 7 tot 12 uur, en dat de
onveiligheid van het terrein zal worden aange
duid door vlaggen en borden.
Ten ernstigste wordt gewaarschuwd tegeu het
zoeken Tan kogels op de onveilige terreinen.
Amersfoort, den 15. Augustus 1894.
De Burgemeester voornoemd,
F. 1). SCHIMMELPENNINCK.
Feuilleton.
Naar het Fransch.
2).
Wanneer op eon donkeren nacht, door een
woedenden stonn opgezweept, de golven dc
rotsen van Knap Portland beuken, moet de een
of andere verdwaalde reiziger, die zich haastig
over den zandigen oever spoedt vooral wanneer
de maan doorbreekt en haar stralen werpt, op
deze verschijning van graniet bij het gezicht
van het kasteel denken aan een eeuwige wor
steling van een dappere bezetting van spook
achtige krijgslieden met oen legioen helsche
geesten.
Wat, beteckende die afzondering van den
onafhankolijken Engelsehen hertog? Leed hij aan
een aanval van spleen? Hij, van nature zoo
opgewonden
Onmogelijk!
Had hij den eonon of anderen mystieken in
vloed medegebracht van zijn reis in het Oosten
Misschien.
Men had zich aan het Hof over zijn verdwijnen
ongerust gemaakt. Do Koningin had uit West-
minster een koninklijke boodschap doen zenden
aan den on zichtbaren neef.
Leunende op don elleboog, gezeten hij het
licht van een kroonkandclaar, verleende Koningin
Victoria op zekeren avond oen buitengewone
«Soldenier" besluit: Omtrent het reserve
kader valt te vermelden, dat de oprichting
er van bij Kon. besluit dd. '29 September
1893 is geregeld en bet ten doel heelt een
eventueel opterichten leger-reserve en ook
de schutterij aan kader te helpen.
Wij spreken met voordracht van een op
terichten reserve, want in werkelijkheid be
staat zij niet en is zij ook niet bij een wet
voorgeschreven.
Het niet-pasporleeren der Ge en 7e lich
ting wijst slechts op een overgangsmaatregel,
die onmiddellijk in het allernoodigste moet
voorzien, als het leger onder de tegenwoor
dige omstandigheden gemobiliseerd wordt.
Die beide lichtingen kunnen echter moeilijk
beschouwd worden onder hetgeen wij door
leger-reserve verstaan. Wanneer zij de open
gevallen plaatsen hebben aangevuld, die in
de veld-bataljons ontstaan zijn door hot ge
wone verloop, sterl'te, invaliditeit etc. dan zal
er van die lichtingen bitter weinig overblijven.
Hetgeen wij vroeger omtrent bet terug
nemen der legervoorstellen-Bergansius zei
den, wordt volkomen bevestigd, namelijk
dat Nederland voor langen tijd van een af
doende regeling der levende strijdkrachten
en dus ook van een strijdvaardig geoefende
reserve verstoken zal blijven.
En wanneer wij nu ook nog overwegen,
dat de Noodwet van 1891 in zake de 6e en
7e lichting met 1895 eindigt, dan dient niet
zonder zorg gevraagdwaar zal men dan een
reserve vandaan halen Men kan toch niet
altijd voortgaan, die 6e en 7e lichting dienst
plichtig te houden als er geen oorlogsgevaar
dreigt, is het onzes inziens in strijd met de
wet. De man, die een dienstplichtig nummer
getrokken heeft, weet, dat de wet hein 5
jaren onder dienstverband plaatst, maar re
kent er op, dat bij daarna weder vrij wordt
en alleen nog tot schutterplicht geroepen
kan worden.
De jonge man daarentegen, die indertijd
niet tot militie-dienst werd geroepen, blijft,
tot niets verplicht, zijn weg gaan met de
zelfde rechten in staatsburgerlijken zin als
zijn in de loting gevallen landgenoot; dit
achten wij hoogst onbillijk, de wet moet voor
ieder gelijk zijn, althans van den een niet
meer vergen dan van den ander, en wanneer
dit wel geschiedt dan moet dat ook in den
eenen oi' anderen vorm vergoed worden,
want liet zijn de minder gegoede en iederen
welstand missende burgers aie daardoor ge
troffen worden.
De bepalingen tot het verkrijgen van re
servekader geven voldoenden waarborg, dat
zij. die daarvoor in aanmerking komen, op
een goed wetenschappelijk peil staan, terwijl
de vergoedingen in geld hoogst billijk zij
in verhouding tot de diensten die men er
voor vergt; op de zoogenaamde eer wordt
dus minder gerekend. Of zich reeds een,
zelfs klein, getal adspiranten heeft aangemeld,
konden we niet zekerheid te weten komen.
Wij voor ons zijn van gevoelen, dat het
eenvoudiger zou geweest zijn wanneer een
wet ware aangenomen die bepaalde, dat alle
vrijgelatenen een reserve moesten vormen en
dat daaruit de stol' voor het reserve-kader
werd gezocht.
lil het Kon. besluit is bepaald, dat een
reëngagement vóór bet 30e jaar toegelaten
wordt, doch dat de gereëngageerde alsdan
zijn dienst bij de schutterij zal moeten doe#,
telkens als de autoriteit dit noodig acht.
Hierdoor kunnen in onzebnrgerwacht vreemde
verhoudingen of misstanden ontstaan, wan
neer men overweegt dat van een schutter-
oflieiev niets en van een vaandrig (geen offi
cier) zooveel gevergd wordt op wetenschap
pelijk en militair gebied. Zij voert ons tot
de billijke vraag: »Is bet wel in het belang
van de krijgstucht, in de schutterij toch reeds
niet in hoogen graad aanwezig, dat vaneen
inferieur veel en van een superieur niets
wordt geëiseht
In plaats dat «Ie reservisten bij de schutterij
komen leeren, zullen zij er verteeren.
Wij zien in onze gedachten eenige lief
hebbers voor het reservekader bij de korpsen
als vrijwilliger in dienst treden; nu zegt het
besluit dat zij die tot het reservekader be-
hooren, wat de opleiding betreft, onder de
bevelen staan van den aangewezen hoofd
officier; onder wien zij krijgstuehtelijk en
administratief bebooren ingeval zij onder de
wapens zijn geroepen, is nergens te vinden,
doch dit kunnen we al vast begrijpen, dat
liet hun aan chefs niet zal ontbreken en dat
het zeer gecompliceerd moet worden, is buiten
kwestie.
Waarom konden de korpsen, waarbij zij
zicli aanmelden, niet met de geheele opleiding
belast worden Daardoor ressorteerden zij
tevens onder den eenig daarvoor aangewezen
persoon, den Inspecteur van bet wapen, en
kon, zoo men er dan toch absoluut een
speciaal officier mede wilde belasten, deze
onder dien Inspecteur werkzaam zijn.
De vergunning om buiten de kazerne te
wonen is hier weder, als bij vroegere nieuwig
heden, de lokvink die alleen dit zal uitwerken
dat onze toekomstige vaandrigs den soldaat
in zijn ware gedaante nimmer zullen zien
om dien te leeren kennen. Dit zal het gevolg
hebben, dat zij als leiders en aanvoerders van
reservisten veel te kort moeten kotnen. Het
is opmerkelijk hoe men van hooger hand
steeds indirect heelt medegewerkt om de
kazerne, en daardoor het leven en zijn daarin,
in diserediet te brengen; bij de gegoede bur
gerij bestaat te dien opzichte een groot voor
oordeel dat een inan van ervaring niet ver
mag weg te redeneeren. Toch beeft het
wonen buiten de kazerne, in het belang dei-
vrijwillige dienstvervulling niets uitgewerkt,
adres de militie-luitenants, de aspiranten-
onderofficier, enz. In Nederland, evenals
eldei-s, dient men den lande alléén omdat de
wet het vooi-sclirijft of wanneer het den strijd
om bet bestaan geldt: bad men dit ste:ds
ernstig willen begrijpen dan zou de zaak dei-
levende strijdkrachten reeds lang haar beslag
hebben gekregen.
Wij hopen intusschen het beste voor de
wording van het reservekader; de poging
is loffelijk maar omslachtig en duur, zoodat
liet jeugdige wicht nog wel eenige malen
verbakerd zal moeten worden, om tot was
dom te geraken.
Wij gelooven intusschen dat het doel,
waarvoor' dat reservekader eigenlijk bestemd
is, nog m een verre toekomst ligt; immers
on een wettelijke regeling van den dienst
plicht, zal in de eerste jaren geen hoop te
bouwen zijn. De tegenwoordige regeering
spreekt er zelfs niet van in haar program
van werkzaamheden, en inderdaad zijn er
thans nog vele dringende zaken aan de orde.
Op dien grond zouden wij het een be
langrijke daad vinden, als onze tegenwoor
dige Minister van Oorlog kon besluiten om,
zij het binnen enkele jaren, een nieuw ge
weer, naar de eischen des tijds, aan het
leger te geven, waardoor het in gevechts-
vvaarde en zelfvertrouwen krachtig zou
winnen.
Wij zijn overtuigt!, dat een dusdanige
maatregel veel, zeer veel geld zal kosten,
doch dit is met iedere ingrijpende verbete
ring het geval.
De vele proeven, welke in en buiten het
leger hebben plaats gehad, zullen thans niet
meer beletten, dat eeii keus gedaan kan
worden uit de uieuwste stelsels der mini
maalkaliber geweren. Mocht men voor de
hooge kosten, bijv. 5 millioen over eenige
jaren te verdeelen. toch nog terugschrikken,
welnu, dan kan voor andere zaken de weg
audiëntie. Aan haar zijde op een ivoren zetel
zat niias II., haar jeugdige voorlezeres.
Een schrijven van Lord Portland, met zwart
lag verzegeld, werd binnen gebracht. Na het
hertogelijk zegel verbroken te hebben, doorliep
het meisje met haar blauwe oogen, glimlachende
lichten des hemels, de weinige woorden, die het
bevatte. Eensklaps, zonder een woord te zeggen,
bood zij het met neergeslagen Harer Majesteit
aan.
Deze las het nu zwijgend blik zelf.
Bij de eerste Avoorden scheen zich op haar
gelaat, gewoonlijk onvatbaar voor eenigerlei
aandoening, een treurige verwondering af te
spiegelen; zij huiverde zelfs.
Vervolgens bracht zij, zonder een woord te
uiten, het papier in aanraking met de vlam der
kaars, en terwijl zij den brandenden brief op
den marmeren vloer liet vallen, sprak zij tot
diegenen van de pairs, die zich in haar nabijheid
bevonden
„Mylorda, gij zult den hertog van Portland
nimmer wederzien. Hij kan geen zitting meer
hebben in het parlement.
Wij ontheffen hem daarvan volgens een nood
zakelijk privilege. Dat zijn geheim ongeschonden
blijvc! Maakt u over zijn persoon niet meer
bezorgd en dat niemand zijner gasten ooit het
woord tot hem trachtte te richten."
Vervolgens gaf zij den ouden dienaar van
het kasteel door een gebaar te kennen, dat hij
kon gaan.
„Gij zult den Hertog van Portland zeggen
wat gij zooeven gehoord cn gezien hebt," voegde
zij er niet. een blik op de verkoolde overblijfselen
van den brief bij.
W. F. A. GROENHUIZEN,
Havik, hoek Lav endelst raat,
HORLOGE- en INSTRUMENTMAKER.
Na deze geheimzinnige woorden was de Ko
ningin opgestaan om zich in haar appartementen
terug te trekken. Haar voorlezcres echter aan
ziende, die onbeweeglijk en als ingeslapen ge
bleven was, met het gelaat rustende op den
jeugdigen blanken arm, die op de purperen
stof van de tafel lag uitgestrekt, zeide zij ont
roerd
„Volg mij, Helena."
Toen het meisje zich echter niet bewoog,
snelde men van alle zijden toe.
Zonder dat eenig verbleeken haar gemoedsbe
weging verraden had hoe zou een lelie kunnen
verbleeken? was zij in zwijm gevallen.
Een jaar na de woorden, door de Koningin
uitgesproken, zagen de voorbijvarende schepen
op eenige mijlen afstand van Kaap Portland
verwijderd, gedurende een stormachtigen herfst
nacht, het kasteel verlicht.
Het Ayas niet het eerste van de feesten, die
ieder seizoen door den afwezigen Lord werden
aangeboden.
Er werd veel over gesproken, want hun som
bere excentriciteit grensde aan het fantastische,
wijl de hertog zelf er nooit bij tegemvoordig
Avas.
Deze feesten Averden niet in de vertrekken
van het kasteel gegeven. Niemand betrad die
tnecr. Lord Richard, die zelf eenzaam den
gevangentoren bewoonde, scheen ze vergeten te
1 hebben.
Na zijn terugkeer had hii de muren en ge
welven van de uitgestrekte kelderverdiepingen
van dit verblijf met reusachtige Venetiaansche
spiegels doen bedekken. De vloeren waren met
marmeren platen en prachtige mozaieken belegd
geAvorden. Veelkleurige tapijten, met zivare franje
afgezet, scheidden een reeks van prachtige zalen,
Avaaronder het licht van fonkelende vergulde
kronen, een verzameling Oosterscbe meubelen,
met arabesken rijk versierd, zichtbaar werd te
midden van tropische planten, fonteinen, die
reukwater opwierpen, vazen van porphyr en
kostbare beelden.
Op een vriendschappelijke uitnoodiging van
den slotheer van Portland, die het betreurde
steeds afwezig te zijn, verzamelde zich daar een
schitterend gezelschap, de keur van Engelands
jonge aristocratie zoowel als de meest verleide
lijke dienaressen der kunst of de schoone zorge-
looze vertegenwoordigsters van den landadel.
Lord Richard werd vertegenwoordigd door een
zijner vrienden van vroeger.
Gewoonlijk volgde er een nacht van vorstelijke
vrijheid.
Op de eereplaats van het feestmaal stond de ledige
zetel van den jongen Lord. het Avapenschild, dat
zich boven deri rug verhief, steeds met rouwfloers
omhuld. De blikken, die weldra van den wijn en
het genot schitterden, zagen echter naar de meer
aantrekkelijke verschijningen om. Zoo weerklon
ken dan te middernacht, onder den grond van Port
land, in de weelderige zalen, te midden van de
bedwelmende geuren der exotische bloemen, bet
gelach, de kussen, het klinken der bokalen, de
liederen en de muziek der feestelingen.
(N/o< volgt.)