Maandag 1 No. 4471, 44e Jaargang QAKUNTALA. t gratis Zondagsblad, Abonnement per 3 maanden 1,Franco op hét Zondagsblad voor Amersfoort 40 et, voor binnenland 60 ct. per Firma A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag r per post ƒ1.15. Abonnement alleen op het J?1""", Al'vertentiën 1—6 regels 60 ut.elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oHicieele- en onteigeningsadvert. per regel 15 et. Reclnmet per regel 25 et. AJtonderlijlce nummers 10 emit. Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het Zondagsblad, per regel5 cent Bü advertentiën van buiten dc stad worden de incasseer kosten in rekening gebracht. Bureau MUÜRHUIZEN hoek Kortegraclit, Wijk B. HO Telefoonnummer 19. Reis-abonnementen. Wij zijn gaarne, bereid om, tegen vergoeding van porto, aan geabon- neerden, die voor korten of langen tijd op reis gaan, de Arnersfoortsche Courant en de bladen, welke zij door onze tusschenkomst ontvangen, na te zenden. Opgave van duidelijk adres is vol doende. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 204 der gemeentewet, gewijzigd bij du wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 102), Doen te weten, dat'het kohier der plaatselijke directe belasting over het dienstjaar 1895, goed gekeurd door Gedeputeerde Staten»van Utrecht, in afschrift gedurende vijf maanden op de Secre tarie der gemeente voor eenieder ter lezing ligt- Amersfoort, den 29. Juni 1895. Burgemeester en Wethouders voornóemd. De Burgemeester.' K. D. SCIIIMMELI'ENNINCK. De Secretaris. VV. L. scheltus. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 18 der wet van den 14. September 180t> (Stbl. no. 38), houdencn bepalingen be trekkelijk de inkwatieriiuj». enz.; Doen te weten, dat de bij art. 17 dier wet bedoelde lijst, door hen aangelegd, in afschrift aan de- bergplaats bij het raadhuis aangeplakt is en gedurende veertien dagen, te rekenen van lieden, op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage ligt alle werkdagen van 10 tot 1 uur. Amersfoort, den 29. Juni 1895. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. Ij. SCHELTUS. Het onderzoek der geloofsbrieven. (INGEZONDEN.) De heer VV. L. van Luyken GLishovst heeft kortelings aan de Leidsche Univer siteit den graad van doctor in de Rechts wetenschap behaald met een proefschrift over het onderzoek der geloofsbrieven in de Tweede Kamer. Men herinnert zich, wat ten vorigen jare bij de verkiezingen die op de Kamer ontbinding volgden, in de districten Beverwijk en 's-Gravenhage geschiedde. Naar aanleiding der verkiezingen in deze Feuilleton. 45). Naar het Enijelsch, Het doet mij genoegen met u kennis te maken, zeide hijterwijl zij hij zich zelf flui sterde. Bij Indurwat is hij sterk Ook ik bep verheugd u te zien, antwoordde zij luid. Haar stem klonk Tarvin als muziek in do opren. Hij was nieuwsgierig naar het gelaat, dat achter den sluier verborgen was. Zij zette zich kalm op -een der grafsteenen en wenkte hem, naast haar plaats te nemen. Alle blanke mannen houden van de waar heid, zeide zij langzaam en in onzeker Engelsch. Zeg mij, wat gij weet, Tarvin Sahib. Met deze woorden sloeg zij haar sluier op. en wendde haar gelaat naar hem toe. Tarvin zag, dat zij schoon was. Onmerkbaar had dit gevoel zich geschoven tusschen de andere gevoelens, die hij omtrent haar koesterde. Denkt gij, dat ik mij in uw handen zal stellen koningin? Ik begrijp u niet, maar ik weet, dat gij anders spreekt dan alle andore blanke mannen, zeide zij zacut. Nu dan, denkt gij werkelijk, dat ik u de waarheid zéggen zal? Neen, antwoordde zij. Anders zoudtgij my zeggen waarom gij hier zijt. Waarom kwelt ge mij zoo? Kwel ik u? beide districten had de Kamer te han- delen over ingekomen bezwaarschriften. Wat toen geschiedde gaf den schrijver het onderwerp zijner dissertatie aan de hand. Hij is van oordeel, dat de Kamer, het onderzoek der geloofsbrieven ter hand nemende, een rechterlijkefunctie uitoefent. Dit gevoelen is in overeenstemming met dat van vele schrijvers, die monographieën aau het onderwerp wijdden. „De Kamer onderzoekt of hij, die aan haar een afschrift van het proces-verbaal der stemming overlegt, degene is die door j de meerderheid der kiezers als haar ver- tegenwoordiger gekozen is, m. a. w. of j hem het recht van lidmaatschap der Tweede Kamer toekomt. „Door liet besluit, dat de Kamer na het onderzoek neemt, wordt het recht dat iemand beweert te hebben, wel of niet i erkend. De wet geeft regels ter beantwoording van de vraag in welke gevallen iemand als lid van het lichaam al dan niet moet worden toegelaten. „Telkens als er over ingekomen ge loofsbrieven beslist wordt, wordt de te onderzoeken verkiezing het speciale geval getoetst aan de algeineene bij de wet gestelde regelen. „De beslissing over de vraag of een individueel persoon het recht van lid maatschap toekomt krachtens algemeene wettelijke regelen is een daad van recht spraak. Zij heeft het materieel karakter van een rechterlijk vonnis." Is het onderzoek der geloofsbrieven op deze gronden de uitoefening van een rechterlijke functie, het feit dat de noo- dige waarborgen voor een goede recht spraak niet aauwezig zijn, kan aan de handeling haar innerlijk karakter niet ontnemen. Maar de uoodige waarborgen ontbreken zeer zeker, en zij moeten blijven ontbreken zoolang niet aan de Tweede Kamer de uitoefening van dat recht wordt ont nomen. Dat dit laatste zal moeten geschieden wordt door deu schrijver op tal van gronden aangetoond. Vooreerst op grond van technisch- juridische bezwaren. De wijze waarop de Kamer inlichtingen omtrent de verkiezing ontvangt, is om slachtig, zonder voldoende waarborgen, dat ze naar waarheid en afdoende zijn. Van contradictoire behandeling is geen sprake. Het aantal rechters is te groot. De beslissing der Kamer is ongemoti veerd. Aan deze bezwaren zou intusschen, voor een deel althans, kunnen worden tegemoet gekomen. Maar het grootste bezwaar tegen de uitoefening van dit recht door de Kamer bestaat in haar partijdigheid. De plaats, die de Kamer inneemt en de taak, waar toe zij geroepen is, geven niet de minste waarborgen voor een onpartijdig oordeel; integendeel zij geven het sterkste ver moeden van het tegendeel." Onderscheiden schrijvers worden door den heer L. G. aangehaald die de uit- I spraak van den heer De Savoruin Loh- I man bevestigen, door hem in de Karaer- I zitting van 15 December 1881 gegeven, I „dat het uiterst moeilijk is de rechtsbe- schouwing geheel af te scheiden van 't politiek belang, 't Ligt in den aard dei- zaak, dat de Kamer zich onwillekeurig j laat inünenceeren door haar politiek." De heer G. Heymans illustreerde dit j gevoelen op eigenaardige wijze in de „Bijdragen van het Statistisch Insti- tuut," 1887. No. 1. (De invloed van het partijbelang bij stemmingen over geloofs- brieven in de Tweede Kamer). I Genoemde heer heeft toen over 28 verkiezingen, die tusschen 1850 en 1886 I hebben plaats gehad, een onderzoek inge- I steld, in hoever de uitslag der stemmingen j in overeenstemming was met de politieke I richting van hen, die hun stem uitbrach- I ten. Door zekere algebraïsche bereke- ningen heeft hij een formule gevonden, I door hein „partijdigheids-coëfficiënt" ge- j noemd, waarin men slechts voor elk onderzoek de uitgebrachte stemmen op I bepaalde wijze behoeft te substitueeren om tot de gemiddelde partijdigheid der j leden bij de beslissing te geraken, i „In alle gevallen op éen na bleek de j beslissing in meerdere of mindere mate Situbhia lachte en wierp het. hoofd in den nek. Tarvin bezag haar met een nieuwsgierigen blik al zijn zintuigen waren op het uiaterst gespan nen, hij was op zijn qui-vive en wierp telkens een doordringenden blik om zich heen. Maar hij zag niets dan den glans van het water, dat tegen de marineren treden kabbelde en hoorde niets dan het gekras der nachtuilen. O, Sahib, zeide zij, gij weet het 1 Na den eersten keer speet het mij. Wanneer was dat dan Natuurlijk toen de zadel losgingen toen het houtblok van den steiger viel, dacht ik ten minste uw paard kreupel gemaakt te hebben. Was het gewond? Neen, zeide Tarvin, geheel verbluft door deze onverwachte bekentenissen. Dat wist gij toch wel, zeide zij, bijna ver wijtend. Hij schudde het hoofd. Neen, lieve Sitabhia, zeide hij langzaam en met nadruk. Tot mijn eeuwige schande moetik bekennen, dat gij mij te slim af zijt geweest; maar nu begin ik alles te begrijpen. Ik ver onderstel, dat gij dus ook de hand hebt gehad in dat gevalletje op den dam, met de brug en met de ossenkarren. En ik dacht, dat het door hun ingekankerde slordigheid was. Wel, ik wil Hij begon zacht te fluiten, en dit geroep werd beantwoord door den heeschen kreet van een kraanvogel uit het riet. De Koningin sprong op en greep naar haar boezem. Een teekenToen zette zij zich weer op den grafsteen en zeide Maar gij hebt niemand meegebracht. Ik wist wel, dat gij niet bevreesd zoudt zijn alleen te komen. O, ik heb u geen strik gespannen, jonge dame, antwoordde hij. Ik moet werkelijk de duivelsche behendigheid, waarmee gy uw streken hebt uitgevoerd, bewonderen. Dat geval met het drijfzand was werkelijk goed bedacht. Hebt gij da„ al meer bij de hand gehad O, op den dam, riep de koningin uit. terwijl zij verachtelijk met de baud wuifde. Ik heb hun bevolen te doen wat zij konden, maar de koelies zij n zoo onhandig; zij zeiden mij wat zij gedaan hadden, en ik was er boos om. Hebt gij den een of ander onder hen ge- dood Neen waarom Waarom hebt gij het dan zoo op mijn dood gemunt "Ik houd er niet van, dat blanke mannen hier komen, en ik wist, dat gij gekomen waart om te blijven. Ook schijnt de Maharajah u graag te mogen lijdein en ik had nog nooit een blank man gedood. Én ik bemin u ook. Oriep Tarvin v-eelbeteekenend uit. Bij Mulang Shahen dat heb gij nooit geweten Zij zwoer nu bij deu god van haar eigen volk den god der heidenen. Trek het u maar niet aan,, zeide Tarvin. En gij hebt mijn lievelingsuap gedood, vervolgde zij. Hij salamde mij 's morgens altijd, evenals Luchman Rao, de eerste minister. Tarvin Sahib ik heb vele Engelschen gekend; ik heb op de koord gedanst voor de tenten der officieren in het kamp, en gebedeld aan de knieën Van gebaarde kolonels, toen ik niet grooter was dan zóo. Zij hield haar hand een voet hoog boven den grond. En toen ik ouder werd, dacht ik, onder den invloed der partijdigh sid te zijn geweestde beteekenis van dezen invloed wisselde tusschen 21l2 en 67 per cent gemiddeld bedroeg hij rui m 26 percent. In het tijdsverloop van 1653 tot 1869 was hij 19 percent, terwijl ha .in het twaalftal jaren van 1875 toj 1886 met 12 percent is gestegen. Naar mate de partijen zich duidelijker prononceerden en scherper tegenover elkaar kwamen te staan, werd derhalve.de invloed eer par tijdigheid machtiger." Sedert 1875 bezweken de Kamt rieden» bedenkelijk genoeg, gemiddeld in 39 40 van de 100 gevallen voor de verzoe king om ten koste van het recht het partijbelang te bevorderen. Curieus is de berekening var de ge middelde partijdigheids c'oëfficienf by elk der politieke groepen. Zij ligt waars ihijulijk tusschen de volgende grenzen bij de liberalen tusschen 0.21 en 0.30. conservatieven 0.2f en 0.36. anti-revolutionn. 0.80 en 0.83. It.-katholiekeu 0.4( en 0.48. Waaruit dus zou blijken, dat de anti- revolutionnaire partij, in de jiiren van haar strijd om het bestaan, bet meest voor de verzoeking vau partijdigheid be zweek. Door dit alles zou feitelijk bewezen worden wat reeds k priori was te wachten, dat de Kamer in haar geheel de eigen schappen en bekwaamheden ra st, die in een goed rechter geëischt wore en Nog andere gronden worden door den schrijver aangevoerd, ten belooge, dat het onderzoek der geloofsbrieven niet by de Kamer behoort te blijven Maar daarbij komt nog een reden, en wel een aan ons Staatsrecht ontleend. Het hier geldende Art. 98 GW., kan niet worden toegepast na de vierjaar- lijksche aftreding en een ontbinding der Kamer. Het bezwaar deed zichtenvcrigenjare gevoelen. Na elke ontbinding en peril dieke af treding is er een geheel nieuw'Kamer; geheel samengesteld uit nieuw ii komende leden. Tot het vóor-onderzoek volgens art. 3 van het Reglement v in Oïde, worden 2 of meer commissiën lenoemd. dat ik de harten van alle mannen ki nde. Maar bij Malang Shah! Tarvin Sahib, «n man als gij zag ik nooit. Neen, vervolgde zij lij na smee- kend, zeg niet, dat gij het niet wist In mijn taal is een lied, dat heet„Ik slaap liet van de eene maan tót de andere, om u," en voor ray is dat lied waarheid. Soms denk ik och weer, dat ik u liever niet zag sterven. Ma.r net zou beter zijn; ik alleen beveel in dit Rik. En nu na hetgeen gij den Koning gezegd hè bt Zoo Hebt gij dat gehoord Zij knikte. Ik zie geen anderen ïitweg tenzij gij het land verlaat. Dat doe ik niet, zeide Tarvin. Nu goed, zeide de koningin met een glim lachje. Dan zal ik u dus nog dagelij ca op het voorplein zien. Ik dacht, dat de "zon u gedood zou hebben toen gij op den Maharaja i stond te wachten. Wees mij dankbaar, Tarvin Sahib, want ik zond den ouden man naar bi iten. Eu gij hebt mij een slechten dienst beweien. Mijn lieve, jonge dame, zeide Ti.rvin ern stig als gij uw scherp klauwtjes ma ir in wilt trekken, zal niemand u iets doen. laar, wat den Maharajah Kunwar betreft, op dit punt kan ik u uw zin niet geven ik ben hier c m er voor te zorgen, dat het jonge raensch ong nog niet verlaat. Houd uw handen thuis en ik zal de geheelo zaak laten rusten. .Ik begrijp u weer niet, zeide de koningin Wat gaat u, een vreemdeling, het leve ti van een kind aan Wat het mii aangaat Het is het leven van een kind; is dat niet genoeg? Ia lan niets u heilig? Wordt mrvolgcL)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1895 | | pagina 1