Donderag 5
December 1895.
No. 4516,
45e Jaargang
Een onbeheerde nalatenschap.
Uitgave
A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
,^"a.n'l"0- en Donderdagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 8 maanden ƒ1.—Franco
per post 1.15. Abonnement alleen op bet Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct., voor het binnenland 50 ct. per
«2ïïïïden- ^verten tien 1-6 regels 60 ct.elke regel meer 10 ct, Groote letters naar plaatsruimte. Legale-,
ni'önc» o e'? "nte,8ei,"igsadvert. per regel 15 ct. Reclames per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers 10 cent.
Zondagsblad per" regel6" aanvra8en' u,t3luitend VMr- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT 56
Telephoon 19.
Der kinderen-feest.
«Juf! Juf!" klonken een paar heldere
stemmetjes en vroolijk dartel sprongen
een tweetal lieve, rose, blozende kinderen
in de kamer rond, «Juf! kom nu toch,
't is al half acht Toe, Juf' vleiden zij
„kleed ons gauw aan St Nicolaas heeft
voor ons wat gebracht Gisterenavond
beloofde hij het." En juf kleedde de
lieve kleinen aan en vertelde hen van al
het moois, dat de goede Sint gebracht
had Daar stormden zjj heen, luid uit-
schalleud hun jonge vreugde tintelend
van nieuwsgierigheid en hoop sprongen
ze de kamer, waar het reeds zoo lekker
gezellig, huiselijk warm was, biuneu.
En daar stonden zij stil, verrast, ver
bluft door al hetgeeu hun kinderhart
bekoordedoch slechts éen oogenblik
duurde deze kinderlijke extase en ieder
greep met haastige, bevende hand naar
hetgeen voor hem was neergelegd. Daar
op vleiden zij zich tegen hun moeder,
en een klinkende zoen was het antwoord
op haar vragendeu blik.
Liefkozend legde zij keur handen op
beider hoofd en streelde de lieve gezich
tjes, waarin de heldere oogjes glinsterden
van pret,
„Nu kinderen," klonk de stem der
kinderjuffrouw eenigen tijd later „vergeet
je boterham niethier is je melk en je
brood; kom, nu gauw gegeten."
„Ook juf, ik kan heusch niet, ik heb
niets geen trek, ik ben zoo blijen
geheel opgaand in de beschouwing hun
ner geschenken, hun kleine handen be
weeglijk rond doende gaan, alles betastend
en bekijkend, vergaten zij dien ochtend
te eten.
Zij vierden feest, het was Sint Nicolaas,
der kinderen jaarfeest.
Moeder moederriep een zwak
ke kinderstem. „Moederbroodheb U
brood, lieve moe?"
Bij het uitspreken dezer woorden keek
een mager, bleek, blauwbleek kinder
gezichtje om de hoek eener bedstede;
de donkere, diepliggende oogjes gluurden
zoekend door de ledige kille kamer.
„Moeder, waar ben je?" klonk nu
het ans.tige stemmetje nogmaals en na
Feuilleton.
Naar het Fransch.
2).
„Er heen gaan? Maar. meneer.
„Wij zullen u de noodige gelden voorschieten,
wees gerust.'"
„En wanneer zou dat moeten zijn
Meneer Thiébault keek een paar lijstjes na.
„Ja, laten we eens kijken De Enrydice
de Meusti Vrijdag, Zaterdag Ja juial. de
Ibirie gaat naar Bucuoa-Ayros overmorgen,
Maandag. liet is wel wat gauw; u hebt amper den
tijd om naar Rouaau terug te keeron en uw toebe
reidselen te maken. Ik zal uw plaats bespreken en
alles voor u regelep Nu, ik wacht u uan Maan
dagochtend, mejuffrouw/"
Vijfentwintig dagen later was Henriëtte te Buenos-
Ayros en liet zich, met haar bagage naar oen hotel
brengen op de ealle Piedad.
Het was avond, te laat om naar meneer Guastalla
te gaan; maar een uur later wist men aan het hotel
reeds alles van het doel haver komst. Zij had haar
tong natuurlijk niet kunnen bedwingenEen van
kaar huurlieden aan tafel was een elegante Spanjaard
van 'n dertig jaar, die van het Fransch precies ge
noeg verstond om er een soort gesprek in te kunnen
houden. Hij heette Manoel Alva-ez en w oude te
Montevideo, waar hij een veehandel dreef, een be
langrijken saladerohij vertoefde slechts enkele
dagen te Buenos-Ayros.
Als galant hidalgo bood hjj Henriëtte zijn hulp
eenige oogènblikkeu vergeefs wachten, i
trok het bleeke kinderhoofdje zich terug
en hoorde men slechts een flauw onder
drukt snikken.
Eindelijk, daar ging de deur open en j
een vrouw, die maar waartoe een
beschrijving Genoeg zij, dat het een
arme vrouw was, die binnen trad. Zij i
keek het heele vertrek rond met een
moedelooze uitdrukking in haar doffe
oogen. „Kom jongen; ben je nog niet op
't is tijd hoor."
Een oogwenk daarna en het knaap
je van daareven stond bibberend aan
haar zijde. „Moeder, ik heb zoo'n hon
ger," klonk het, en nieuwsgierig keek
het knaapje naar den schoorsteen. „Och
moedertje, toe zeg het mjj, heeft St.
Nicolaas wat gebracht? Ge hebt immers
gezegd, dat hij ook mij niet zou ver
geten."
Liefkoozend streelt zjj haar magere
hand over het hoofd van haar kiud en
hoewel geen traan haar oog ontwelt, haar
hart, haar moederhart bloedt.
„Neen, Sint Nicolaas bracht niets;
kom, waar denk je aanKleed je vlug,
wasch je en ga dan wat kolen zoeken
aan het station. Hier heb je brood en
daar is drinken."
De arme kleine zweeg Ireurig richtten
zijn oogjes zich nog eens naar den schoor
steen. Hij at het stuk roggebrood op en
dronk er zijn kommetje water bij. Zijn
zwakke maag was spoedig gevuld met
die zware kost.
Daarop zocht hij een zak, en zonder
een woord te spreken verliet hij het
huisje om zijn dagelijkseh werk zijn
werkaan te vaugen.
Bibberend stapte hij voort, nu en dan
sluiksche blikken werpend naar de vele
heerlijkheden, die zijn oog, van achter wel
gesloten winkelramen toelachten. Ziju
arm hoofdje gloeide. Waarom liegen de
meuschen toch zoo, dacht hij, altijd hoor
ik zeggen, dat Sint Nicolaas zoo goed
is en zooveel geeft, en ik krijg nooit iets
waarom brengt moe nooit iets voor mij
mede
Zoo denkend, bereikte hij het station,
en lag weldra op zijn knietjes te mid
den van een groote nog rookende hoop
sintels en zochten ziju kleine handjes
die weldra niet een droge witte stof
bedekt waren, in de massa rond, telkens
een „goed" stukje in de medegebrachte
zak werpend.
Hier vierde hij, dat kind, nu reeds
leerend bet leven te verwenschen, zijn
Sint Nicolaasfeest
Arme kleine!
Wat ik bedoel met dit schrijven? Och,
deze vraag is, hoop ik, overbodigdoch
een kleine herinneringWie geven kan,
opdat ook zij, wier arm klein hartje zoo
verlangend uitziet naar den heerlijken
dag, éen oogenblik van vreugde in hun
anders zoo droef bestaan mogen hebben,
hij geve.
Ieder weet, waar men dat het beste
kan doen.
A. V. M.
Indien al onze kleine lezerrcssen en
jonge lezers eens éen stukje koek of
ander lekkers van den grooten voorraad
dien ze hedenavond krijgen afstonden
vo or de arme kindertjesals alle ouders
hun kinderen eens den weg wezen om
van hun overdaad mee te deelen aan de
arme kleinen, die niets krijgen, wat
zouden er over en weer een gelukkige
hartjes gemaakt worden.
Red.
eu steun aan, stelde zich tot haar beschikking, de
usted.
Den volgenden ochtend begaf Henriëtte zich, ver
gezeld van een tolk, naar de Bolivar-straat, naar het
adres ,-an den abogado Guastalla.
Geeu Guastalla aan het aangeduide nummer 182
zelfs geen abogado in het gansehe huis evenmin.in
de belendende huizen.
Op nummero 125 woonde een 'zaakwaarnemer
Carlos Figueras, Men belde er aan. Ook senor
Figueras kende geen meneer Guastalla; bjj verzeker
de zelfs, dat iemand van dien naam in de gansehe
stad niet te vinden was. Zekere Guastalla. haudels-
agent, San Martinostraat 39, wist van den prins geen
kwaad.
Men kan zich Henriettë's angst voorstellen. Waar
moest de erfenis worden gehaald Twee dagen
lang zocht men alle abogados op, alle notarissen,
zaakwaarnemers. Geen Anibal Guastalla, geen erfenis-
Bardonnel, niets I
Senor Manoel Alvarez, wien zij deelgenoot maakte
van haar onrust, gaf haar den raad, zich tot den
Franschen consul te wenden, paar bleek het., dat
van een Fransehe erfenis, zekere juffrouw Bardonuel
toekomende, hoegenaamd niets bekend was.
„Blijkbaar", zei de consul, „is u het slachtoffer
geworden van een mystificatie
„Een mystificatie?" riep Henriëtte uit, die haar
illusie nog niet wilde prijsgeven. „Maar meneer
waarom zou men dat gedaau hebben Het is niet
mogelijk, meneer, bet is onmogelijk
„Heiaas mejuffrouw, misschien zult u, goed na
denkend, vinden maar ik ken uw antecedenten,
uw zaken, uw relatiëu niet Ik kan u slechts
nogmaals verklaren, dat er hier geen vueuute erfenis-
Bardonnel isu kunt daar belist zeker van zyn
Toen Henriëtte in haar hotel terug was, peinsde
zij nog steeds over de vraag, wie er belang bij zou
kunnen gehad hebben, haar Frankrijk te doen ver
Twee belangrijke vergaderingen.
ii.
In een buitengewone vergadering van
de afdeeling „Gooi- en Eemland" van de
Nederlandsche Maatschappij tot bevorde
ring der Geneeskunst, jl. Vrijdag te Hil
versum gehouden, trad als spreker op
prof. dr. J. van Rees, hoogleeraar te
Amsterdam, om de volgende stellingen
te verdedigen tegen de bedenkingen van
belangstellenden, die in grooten getale
waren opgekomen, en waaronder ook vele
geïntroduceerden, niet-geneeskundigen.
I. Er zijn weinig brandende vraag
stukken, waarover bijna allen, ook de
meest ontwikkelden, zich zóo lichtvaardig,*
en op zóo onvoldoende gronden, een oor
deel aanmatigen, als met het alkohol-
vraagstuk het geval is.
^H^Ife^vord^^ringen^tyd^daWe
laten.
En zij vond het antwoord zonder veel moeite. Het
was de vader van Léonoe, papa Lecarpentier. Geen
twijfel mogelijk.
Herhaaldelijk had hij getracht don liaison van zijn
zoon met haar af te breken; hij wilde hem meteen
„betere party" doen trouwen; Léonce had prachtige
partyen geweigerdthans was zekere juffrouw
Hennequin, de dochter vau een rijken winkelier uit
de rue Saint-Sever, aan de orde. Henriëtte wist het;
Léonce had haar zelf van alles op de hoogte ge
bracht 1
„Maar wees niet bang, kindje," liad hij er spoedig
bij gevoegd „zij hebben injj nog niet te pakken en
ik zal vader wel aan het verstapd brengen, dat 't
hem toch niets helpt."
Henriëtte kende de koppigheid en sluwheid van
meneer Lecarpentier, dien echter Noriuandiër, maar
al te goed.
„Voor een beetje geld heeft hij dien zaakwaarne
mer te Havre omgekocht Wat zag die meneer
Thiébault er ook ongunstig uit, als ik er nog aan
denk 1 Een die oógen heelemual rond, net als
van een roofvogel En dau in dat smerige
hok, achter die vieze gang Waarom heb ik
hem niet dadelijk gewantrouwd! Niemand dan
papa Lecarpentier heeft mij dien poets gespeeld.
Maar wacht eventjes, oude schavuit! Er zyn rechters
in Frankrijk men verleent schadeloosstelling.
wij zullen eens zien, wie van ons beiden het laatst
lacht
En opgewonden door verontwaardiging en toorn
keerde Henriëtte naar het consulaat terug om reis
kosten te vragen, daar deze haar thans te eenen
male ontbraken.
Men beloofde haar aanvrage te zullen ondersteunen,
doch zij moest tien dagen wachtendan eerst zou
schip naar Frankrijk vertrekken.
„Wees gerust mejuffrouw, wy zullen u bijtijds
waarschuwen."
geneesheeren in Nederland zich aangorden
om dit vraagstuk met allen ernst te be
st udeeren en zich daardoor in staat te
stellen, zoowel in eigen kring als tegen
over het groote publiek, de thans heer-
schende dwalingen te bevechten, als zou
den alkoholische dranken het lichaam
vei warmen, voeden, opwekken en ver
sterken en in zoogenaamd matige hoeveel
heid onschadelijk zyn.
III. Eerst wanneer, mede door den
invloed der geneesheeren, deze dwalingen
voldoende uitgeroeid zullen zijn, zal er in
ons land zich een juiste meening kunnen
vormen aangaande den eenigen afdoenden
maatregel tot vruchtbare bestrijding der
alkohol-ellende, te weten: geheel-onthou-
diug.
IV. Zoutler krachtige publieke meening
in deze richting zal 'de Nederlandsche
Staat ongenegen blijven, doeltreffende
middelen te beramen om het hoe langer
zoo meer met degeneratie dreigende alko-
holisrae, ook in ons land, te boven te
komen.
De geachte verdediger lichtte in be
zielende taal op een duidelijke wijze zijn
stellingen toe. De jammerlijke lauwheid der
geneeskundigen in Nederland tegenover
die in andere lauden meende hij te moe
ten wijten aan gemis aan kennis der ellende
uit alkoholgebvuik ontstaan, en dat men
zich te veel' door subjectief gevoel en
meening laat leiden. De drinkgewoonten
zyn nog te algemeen dat gewoonheids
drinkers, lieden die zoo bij gelegenheid
eens wat te veel gebruikeu, 90% der ge
vangenen uitmaken, volgens de onder
zoekingen van den beroemden dr. Raehr,
geneesheer aan de strafgevangenis te
Berlijn, is bij velen een verrassende mede-
deeling. Dat in Zwitserland elke negende
man boven de 15 jaar sterft middellyk
of onmiddellijk door alkohol-misbruik,
wordt in Nederland met schouderophalen
vernomen en met een„'t zal bij ons
wel niet zoo zijn."
Hoe uit matigheid onmatigheid ont
staat, leeren Munchen en Berlijn. De ge
woonheidsdrinker (die niets voelt van
zijn misbruik) gebruikt dagelijks te Mun
chen 10 Liter bier, in alkoholgehalte
gelijk staande met een halve kan jenever.
^De^w^nbegnppe^^ve^^erwarming,
Toen deze waarschuwing echter aan het hotel
kwam, was Henriëtte er niet meer.
Op een ayond, toen zy aan den arm van Manoel
Alvarez wandelde en hem haar verdriet vertelde, had
de rijke en bekoorlijke Spanjaard op teederen toon
tot haar gezegd
„Erriquetta, Mignonne I Als gy, in plaats van
naar Europa terug te gaan. Eens by mij.
En zy was „avé loui" gegaan; zy had aan zijn bede
gehoor gegeven.
Vijf jaren later, op een Meiochtend stapte donna
Manoel Alvarez, geboren Bardonnel, aan het station
te Rouaan uit een waggon eerste klasse en begaf
zich naar de rue° des Chorretles.
Zij had Frankrijk (waarheen zij haar man, die
voor zaken te Parijs en Marseille moest zyn, ver
gezelde) niet willen doorkruisen zonder haar geboor
testad weer te zien en er eens te informeereu naar
de praatlustige madame Dufresne en baar andere
oude kennissen, ook om dezen liaur diamanten,
kostbaarheden en rijkdommen te laten bewonderen.
Mme. Dufresne dwong Henriëtte, bij haar te
blijven déjeuneeren en behandelde haar allervrien
delijkst.
„Kind, ik heb altijd wel gezegd dat je onder een
gelukkig gesternte geboren bentHerinner je 't nog
wel
„En de Lecarpentier's en myn arme Léonce Wat
is er van hen geworden?"
„Wat er van hen geworden is? Och mijn beste
Henriëtte zij hebben niet geboft, hoor! Het ia de
straf der Voorzienigheid."
„Hoezoo?"
„Hun zaken zijn heelemaal verloopen. Twee jaren
geleden is de firina Lecarpentier en zoon failliet,
verklaard, en nu bestaat zij niet meer."
„Och koml"
(Slot volgt).