Donderdag 19
December 1895.
No. 4520,
45e Jaargang
W aarheid
DE WONDERKUUR
Binnenland.
Uitgave
Firma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag niet gratis Zondagsblad. Abonnement per3maanden/l.—Franco
per post ƒ1.15, Abonnement alleen op liet Zondagsblad voor Amersfoort 40 et, voor het binnenland 50 ct. per
16 regels 60 ct.elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-,
omcieele- en onteigeningsadvert. per regel 15 ct. Reclames per regel 25 ct. AfzondMilke nummer» 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Zondagsblad, per regel5 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de inensseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT 56
Telephoon 10.
ZU die xiclt met t
Januari a.s. op dit
blad weiischeti Ie abointee-
ren, ontvalleen de lol dien
datum verschijnende num
mers gra/is.
maar. toch nog iets meer.
„Wil niets anders schijnen, dan ge zij t;
wees altijd waar en oprecht; wees altijd
uzelf!'.' dat woord hooren we ons
telkens toeroepen, en dat is ongetwijfeld
een kostelijk woord.
En toch laat ons voorzichtig wezen
bij het opvolgen van dien raad, want ook
op dit pad liggen voetangels en klemmen,
hg menigte zelfs.
Waarom
Omdat het best mogelijk is, dat er veel
aan ons karakter ontbreekt, veel aan
ons overleggen, ons handelen, en wan
neer we ons nu vertconen zooals we zijn,
en zeggen wat we denkeu, en openbaren
wat er in ons omgaat, dan kan het licht
gebeuren, dat we er - ontzettend door
moeten lijden, en dan schrijven we dat
toe aan onzen „waarheidszin" en aan onze
„oprechtheid," dan zetten we ons zeiven
een martelaarskroon op het hoofd en dan
plaatsen we ons beeld op een hoog voet
stuk. en dan schelden we op de wereld,
de lage wereld, die geen waarheid en
natuur wil! lntusschen vergeten we,dat
eigenlpk onze verkeerde denkbeelden, of
onze slechte neigingen, of'ons ongevormd
karakter, of onze slechte manieren de
meeste schuld dragen van al ons leed.
Aleer we steen en been klagen over
die „ellendige wereld," welke den dood
gezworen heeft aan alle waarheid en
werkelijkheid en natuurlijkheid, die wereld,
welke naar onze meening ons zou vev-
godeu, wanneer wij ook maar als anderen
ouze offers brachten op het altaar van
den schijn en den leugen, dan zou het
zoo kwaad niet wezen, onszelven eerst
eens ernstig af te vragen of onze denk
beelden werkelijk dau zoo goed en proef
houdend zijn. of onze daden werkelijk
wel zooveel bcteekenen, of ons doel dan
werkelijk zoo edel is, of er misschien niet
Feuilleton.
Naar het Duitsch.
deed hij eeu
hij een groote
genoeg was i
4.)
,.Ja de dokter, maar oef, breng ze erg warm
en dau de dokter drie koppen niet gelijk halen
kan," bazelde de zieke. „O, ipaak ze flink
sterk I"
Johan vloog naar boneden naar de keuken, waar
hij de voor den patiënt bestemde kamille-thee naar
ziin eigen recept klaar mankte.
- kop, halt gevuld met kokend water,
jinig kamille-tliee, en daarbij goot
leveolhoid rum, welke hoeveelheid
drie meuschen als Qtiirl dronken
„v maken; daarna roerde hij, na er eerst wat suiker
in gedaan Ie hebben, hot mengsel om, terwijl hij
de verwonderde waardin, die haar ijverigen Johan
wel eens met angstige blikken gadesloeg in zijn be
drijvigheid, beduidde dat zij hem maar stil zijn
gang moest laten gaan, want 'tgold nu 't genezen
van een zieke, waarvan, indien alles goed ging, de
geheele stad zou spreken, en waardoor haar logement
10 mijlen in den omtrek bekend, ja beroemd zou
worden.
Na deze uitlegging ijlde hij met de nieuw uitge
vonden kamillegrog naar de kantel- van mijnheer
Quirl en goot den jammerenden kranke den gall
ach en inhoud van den kop in diens mond, do ver
zekering er bijvoegend, dat het zeer sterke kamille-
thee was, en dat mijnheel' zich niet bang moest
maken als 't misschien oou beetje bitter smaakte,
want dat wat juist goed.
't Duurde,niet lang of het krachtige vocht werkte,
billijke redenen zyn, die anderen van ons
afstooten.
Menigeen meent, naar 't schijnt, dat
de grootste losheid van vormen, natuur
en naïveteit aanwystde grootste lomp
heid en onbeschoftheid, waarheidszin aan
duidt weinig degelykheid en kennis iets
zeer verschoonbaars is, en klaagt er dan
verschrikkelijk over, wanneer anderen
niet byster ingenomen zich toouen
met die lichtzinnigheid, met die lomp
heid of met die geringe verdiensten, En
daarom moeten we er allereerst steeds
aan denken zelf iets goeds te worden,
het gebrekkige bij ons te verbeteren.
Allereerst ouszelven aangegrepen, aller
eerst met ouszelven geworsteld, allereerst
waar geweest tegenover onszelve.u, aller
eerst gearbeid met alle iuspauuing om
van ouszelven iets goed en eerlyks te
maken, allereerst onszelven ingespannen
oin edeler, liefdevoller, beminlijker, ver
dienstelijker, uituemender te worden, en
dan gepoogd andereu óok zoo temaken.
Hoe komt het toch, dat velen, wien
't niet aan moed ontbreekt om steeds
te zeggen wat ze meenen, ook tegen
over hooggeplaatsteu, ook tegenover zeer
vermogeuden; die altijd durven zeggen,
waar 't op staat, zelden of nooit vrucht
zien van hun oprechtheid en moed. zel
den of nooit iets oogsten dan vijand
schap en haat '1 Omdat 't velen zoo dik
wijls ook ontbreekt aan geduld, aan
medelijden, aan liefde, aan nederigheid,
omdat ook zoo dikwijls wraakzucht, nijd
of verbittering het op zichzelf ware
woord deed spreken.
Laat ons nooit laag neerzien op an
deren, die inderdaad wellicht in menig
opzicht beneden ons staanSlingeren we
niet vol geestelyken hoogmoed onze ver-
wenschingen hun naar 't hoofd, over
laden we hen toch niet met de scherpste
verwyten. Zijn wy er dan gekomen zonder
moeite, zonder stryd, zonder groote in-
spauuiug en volhardiugEn wie weet
hoe tal van omstandigheden ons den
stryd veel gemakkelijker maakten
Waarheid en oprechtheid, zeer zeker,
maar nooit zonder zelfkennis, zonder
medelijden, nooit zonder liefde, nooit
zonder eerst onszelven altijd tot de orde
te hebben geroepen.
leiding kunnen geven tot.- een aftreding vóór
de voltooiing van het program van het kttbi-
net-Röell, maar dat hij zou heengaan en zijn
Personeel in den steek laten, kun de schry ver
op de stelligste wijze tegenspreken. Integen
deel is de Minister al druk bezig met het
ontwerpen van eenige nadere wijzigingen en
aanvullingen, in verband met de reeds aan
genomen ot' nog aanhangige amendementen,
De ondervinding, opgedaan sedert 1 Augus
tus jl. (den dag van het in werking komen
der wet op de heffing van invoerrechten)
heeft in het licht gesteld op hoe groote schaal
vroeger het invoerrecht voor naar de waarde
belaste goederen »er.l eetdoken. Reeds nu en'^ö,Viig .ieör"lë int.;re" m werking tredieg
na vier maanden - had de nieuwe wet ten- j „«"dan waarop l.ii aanvankelijk lied
gevolge, dat de hooge opbrengst van 1894 aere|{ei,(j
zeer aanmerkelijk werd overtroffen. Niettegen- K Men h'pert ,.ro„weilS 0ok al verteld,
staande in Juli jl., dus vóór het in werking
komen der strengere bepalingen, buitenge
woon veel invoeren plaats hadden, overtrof
de opbrengst in Augustus 1895 die van 1894
met 164154. En in September, October en
November werd respectievelijk f148 517,
f 151 570 en f183 783 meer ontvangen dan
in dezelfde maanden van 1894;
Niet zonder veel moeite en groote inspan
ning is dit aanvankelijk resultaat verkregen.
Met voldoening mag worden geconstateerd
zegt de Minister dat niet weinigen,
ook op plaatsen waar op groote schaal goe
deren worden aangevoerd, zich geschikt heb
ben in het onvermijdelijke en, door hun
aangiften aanzienlijk honger te doen dan
vroeger, de taak der ambtenaren hebben
verlichtmaar niet algemeen was dit liet
geval. Er waren er ook en er zijn er nbg
die op allerleiwijzen de uitvoering der
wet trachtten te bemoeilijken, zeker in de
hoop een winstgevend bedrijf op onwettige
wijze te kunnen voortzetten ten nadeole van
de Schatkist niet alleen, maar ook ten nadeele
van concurrenten, die niet van zoo grove en
onbetamelijke middelen willen gebruik maken.
En dikwijls leveren zij zeiven het bewijs hoe
zij nog altijd trachten te ontduiken; nauwe
lijks is de aangegeven waarde door de amb
tenaren te laag geoordeeld of de expedite»)*
verhoogt de aangifte dikwijls met eeu aan
zienlijk getal pereenten, en dat wel in zóo
korten tijd. dat het niet mogelijk is geweest
om inlichtingen of orders le vragen aan de
afzenders of de ontbieders der goederen. Maar
al te duidelijk blijkt dan, dat de tusscben-
persoon ten eigen bate en op eigen risico
een lager cijfer aangaf dan door den afzender
of ontbieder w.i'd opgegeven.
01' de Minister van Financiën, de lieer
prenger van Eijck de geheele afdoening van
het ministerieele werkplan zal afwachten,
dan wel of' hij althans zijn aandeel in de
victorie met de Kieswet-herziening niet. aan
een opvolger zal gunnen, is volgens den Haug-
schen kroniekschrijver der N. Gron. Ct. niet
zeker; zijn gezondheid zou hem wellicht aan-
want spoedig sloeg Quid's tong dubbel, eu geen
vijf minuten daarna snurkte de kranke dat het een
aard had.
Johan wenselite zichzelf geluk, zag den slapende
nog even aan, wreef zieli iu de handen en ging
daarna vlug weg om dr. lhiupensteeher op te zoeken,
na vooraf eerst alle aanwezigen in 't logeitieut ver
teld te hebben, dat boven op de kamer een patiënt
lag, die een vreemde, nog niet voorgekomen ziekte
had en die slechts door dr. Raupenstecher, die
juist 's ochtends was aangekomen, kon genezen
worden, eu dat de zieke opzettelijk naar deze stad
gekomen was om zich door dien beroemden dokter
behandelen.
Dr. Otto Raupensteeher was in zijn kwade luim
zóo snel voortgcloopen, dat hij bij het poortje van
liet logement, tegen een grooten, breedeu, blauwge-
kieldeu man aanliep, die zich even suel iu bet
poortje wilden begeven, als onze dokter er uil
ai lateu snelde.
„Hola!" riep de groote zware man, dom lachend
uit, „dat ik u juist hier vinden moet", en pakte
dit zeggend, Otto bij zijn jaspand vast.
„Laat mij los," zeide Otto verstoord, „wat moet
je van me t"
„Best zoo, best zoo antwoordde de blauwge
kielde, terwijl hij nog dommer gezicht zette dan
te voren. „Ik zie goed, niet waar? U bent het toch
zelf?„Dacht ik het niet!" zei de groote dikke triora-
foerend. „Pst, kom, gaat u mee", eu tegelijkertijd
pakte hij den eenigszins verwonderden dokter op
geheimzinige manier bij den arm en trok hem
'UtIk moest bij ruiju vriend Johan informeeren, of
ge" reeds aangekomen waart, maar ik mocht geen
ineiisch anders iets vertellen. -Nu, ik ben ook mot
dom" ik kende u ïiiot eu toch wist ik. uat u hot
was hit, hi, hi, hi, lachte de blauwgekielde, alsot
hij iets heel, heel leeps had gezegd, terwij 1 zijn ge
laat er daarbij allerdomst uitzag,
de Minister vu» Waterstaat plan had uit 't
Kab.net. te treden, wegens een minder aan
gename verhouding met den beer Van Houten,
en aan die praatjes /.uilen de door den
Minister van Minnenlamlsche zaken gedane
onthullingen omtrent een bestaand verschil
van gevoelen over bet onderhoud eu herstel
van de grafelijke zalen onder beboer van
zijn Departement of dat van Waterstaat zeker
wel voet geven.maar tot op dit oogen-
blik is er geen grond om ook ten aanzien
van den lieer Van der Sleyden aan eeu tus-
schentijdsch aftreden te gelooven. Het laat
zich voorzien, dat liet. geheele Kabinet heel
huids uit den Begrootingsstrijd te voorschijn
treden, en voorloopig de zaken nog wel op
den zelfden voet voortzetten zal.
De hoeveelheid zout, welke in 1895 werd
aangehouden, bedroeg 6930 Kilo, tegen 7851
iu 1894 (58200 in 1892) en onder dat getal
van 6930 waren nog 2<K) (uit Limburg) die
wel 'door documenten gedekt waren, doch
hij vergissing langs een verkeerden weg
waren vervoerd. In Noord-Rrabant daalde de
hoeveelheid gesmokkeld zout, dat aangehaald
werd, van 7015 tot 0032 Kilo. Ook daar betee-
kent de sluikhandel in zout dus niet veel
Naar men verneemt, zal op «le Regrooting
van Oorlog een amendement wordeu inge--
diend, strekkende om de gelden, aangevraagd
voor het bereden maken van het korps militaire
intendanten, niet toe te staan.
l)at komt ons ook zeer juist voor. Waartoe
den intendanten een paard le geven'? Om af
en toe eens een toerlju te maken, vóór en
na hun kantooruren
Maar dat men de bataljons-adjudanten toch
eindelijk eens bereden make.
Dit zij den Kamerleden dringend aanbe
volen.
In het te Amsterdam verschijnende Vullcs-
duyblad wordt door A. van Amerongen
(schutter 3e comp., 3e bat.) medegedeeld,
dat men Reens, die overigens in de termen
„Je keilt ine niet en daarbij weet ik tóch, dat
ik het ben dat is een merkwaardig logica!" zei
de dokter, die niet wist hoe hij het had. „Je ver
gist je vriend of je heb van morgen een glaasje
te veel gedronken," vervolgde hij op schamperen
„Neon hoor, zoo dom zijn we niet!" lachte de
dikkerd vol overtuiging. „Ik ben geheel nuchter
en ik heb gezien, dat u het bent
„Voor den duivel wie moet ik dan wezen
„De vreemdeling, die van morgen in „den Ronden
Hoek" aangekomen is, en die reeds lang van te
voren een kamer had besteld."
„Ja, dat is zoo, die ben jkzei Otto verwonderd.
„Ziet u wel 1 Ik wist het wel 1" riep de blauw-
kicl uit. „Ik ken alle inenschen hier in Bergwitz
alleen u kende ik niet, en toen ik u zoo haastig
uit „den Rónden hoek" zag komen, dacht ikdat
moet hij zijn, ha lid ha lui."
„A ja, ik begrijp hetantwoordde Otto, nog
steeds verwonderd. „Eii wat moot er met me gebeu
ren wie laat naar mc vragen
„Juffrouw Ulrike, daar ginder in de Kruisstraat
247, de buishoudster van den rijken bakker Briih-
mer. Ik mocht geen meusch iets vertellen, zei ze
tegen me, want anders zou de jongejuffrouw zich
dood schamen."
„De jonge juffrouw? vroeg de dokter plotseling
zeer opmerkzaam wordend, „wat is dat nu weer?"
„Juffrouw Roosje, de dochter van mijnheer Briih
mer, oen rentenier, en zijn dochter is een zeer
mooi meisje" zei de blauwkiel. die zoo dom als hy
was, toch begreep dat een bakker nu niet zoo heel
hoog stond, en die zijn mijnheer den gewezen
bakker Briihmer een beetje iu de hoogte wilde
steken. „Een beeldschoon, meisje en betuoverend is
ze, zeg ik u en geld heeft ze in massariep de
dikkevol warmte.
„Eu ze laat zoo in het geheim naar me vragen?
en ze zou zich zou zich doodschamen, als
iemand Hemeldacht de dokter vol ver
rukking, „zou dat misschien een patiënt wezen
Zou het voor eeu geheim consult wezen. Sapper
loot ja, de arts is zoo goed do biechtvader voor
liet lichaam, als de geestelijke liet is voor de ziel
hoor eens beste man," vroeg Otto nu luid
sprekend, terwijl hij gelyker Iml den dikke mee
trok, on haastig aan diens zyde de airuat doorliep
om een beetje gauw uit do nabijheid van 't logé-
ment „De Ronde hoek" to komen, .je moest dus
in 't geheim by Johan naar myn aankomst vrug«m
„Ja," knikte de dikke, „weet u, ik heet Frederik
en ben een goed vriend van Johan, en daar
„Frederik?" riop de dokter oonigszin» verwonderd.
„Is dau jo moeder vóór auht dagen gestorven
„Ja mijnhocr 1 Och die goede moeder, zo zou
reeds veel eerder gestorven zijn, als die lieve juf
frouw Roosje haar niei voortdurend zulke kruchtige
soep had gebracht,"
„Geen twijfel meer, het is een patiënte," jubel
de liet in Otto's hurt. „Zij kende do oude vrouw,
die ik had moeten behandelen Johuu hooft over
mij gesproken, myn roem Verkondigd, zij heeft
daardoor van my gehoorddal zieke, edele, wel
licht ongelukkige meisje wil zich otuler myn be
handeling stellen, zij ziet in my haar „reddor"
„En ik geloof dat zij heden nog zou loven" viol
hier de dikke op weein- wilgen toon in, alzoo voor
een oogenblik Otto's gedachtongang storend, ter
wijl hij voortging van zijn moeder te vertellen.
„Ja, als die beroemde dokter, van wien Johan me
verteld heeft, maar gekomen was, dan loefde ze
misschien nu nóg. Maar hy is niet gekomon cn
toen is ze maar gestorvenvoegde hij er met
een allerdomste uitdrukking op zijn gelaat, nan too.
„Do dokter?" vroeg Otto vorsoheud, „wordt die
j dan niet meer verwacht?"
{Wordt vrvolfil).