Donderdag 12
November 1896.
No. 4614,
46e Jaargang.
Amersfortiana.
Ditgave
Firma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
nor Maandag- en Doiiderdagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 8 maanden ƒ1.Franco
5 P®- J Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct., voor het binnenland 60 ct. pei
«ffiojo-i e"' ^verten liën 6 regels 60 ct.j elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-,
omcteeie- en onteigemngsadvert. per regel 15 ct. Reclames per regel 26 ct. Afzonderlijke nummers 10 cent.
aiie(linflen .en aanvrager, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstena 5 regels, In het
zondagsblad, per regelg
Bg advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KOBTEGRACHT 56
Telephoon 19.
XIV.
Onder de verschillende gedichten, door
Meijster uitgegeven, komt ook voor een
Hemelsch Land-Spel of Goden Kout der
Amersjoortsche Landouwen. Bevattende
den buij tens ten opstal van 7 Nieuwe Stad-
huijs. Eerste deel, zong E. M. in Nim
mer dor. De Drucker t'Amsterdam, die
zijn naam niet heelt medegedeeld, heeft
het, niet zonder reden, indien al niet
noodig, ten minste nuttig geacht, een
kleine verklaring van dien wijdloopigen,
tamelijk duisteren titel aan den Leeser
te geven. Dees Godenkout of hemelsch
Landspel (zijnde het eerste deel)" zegt
hij, „bevat, den roem der Sticht3che Hel
den, Huijsen en Hoeven, de wijse Mannen,
Land-douwen, Dorpen en Hofsteen rond
om Amersfoort; bijsonder en vooral den
buijtensten opstal van 7 nieuwe stadhuijs
binnen Amsterdammitsgaders den Lof
der wjjse, voorsienighe Edele Heereu Re
geerders van dien." De drucker deelt
verder mede, dat er nog twee deelen
zullen volgen, waaraan de Aucteur alreeds
begost is. Het een zal heeten het binnen
onderst, en het ander genoemd worden
het binnen bovenst. Gelukkig zijn die
deelenhet binnen onderst en het binnen
bovenst onvoltooid gebleven. Van het bin
nenst onder is slechts een gedeelte uit
gegeven, en aan het eerste deel toege
voegd.
Dat Hemelsch Landspel van 7 nieuwe
Stadhuijs binnen Amsterdam, gespeelt en
vertoont aldaar Anno 1655, is een be
rijmd tooneelstuk in vijf Bedrijven. Aan
elk Bedrjjf gaat een bekuopte inhouds
opgave vooraf, waarop dan het Bedrijf
met een uijtkomst, en dan nog eens het
Bedrijf met een tweede uijtkomst volgt.
Elk bedrijf wordt besloten met een lier
dicht, gezongen nu eens door berg-Nym-
phen, dan eens door Elisaesche schimmen,
of een rey van Palladienen, Gunstelin
gen en Kunstelingen, enz., enz. De „Per-
sonagiën," die het Landspel vertoouen
zijn niet minder dan Jupiter, Mercuur,
Pan, Juno, Ga/nimeed, Cupido, Diana,
Trompesta, Veldina, Jachtena, Haeswinda,
Loogetono^Sevei^tonstenare^tredeno^:
Feuilleton.
Wantrouwen.
"i.
Vrij naar het Duitsch.
Michel Angelo, Roefel, Heemskerk, Vitru-
vius, Schamotsi, Holbeen en Apel. Als
„stomme" personen worden genoemd: Su-
ringa, Pallasius, Veroon, Dynocrates, Ly-
sippus en Schoopas.
't Tooneel is rondom Amersfoort
In 's Werelts over-zoete oordt.
De lezer ontstelle niet bij het lezen
van de namen van al die Goden en
Godinnen, beroemde Konstenaren, door
Meijster verdichte en andere ons geheel
onbekende personen. Meijster heeft de
goedheid gehad, zijn helden en heldinnen
als zeer alledaagsche personen te laten
optreden en spreken, zoo alledaagsch eu
prozaïsch zelfs, dat men hier cn daar, uit
den mond van die Goden en Godinnen
en kunstenaren een meer beschaafde taal
had verlangd.
Met een beoordeeling van dit meester
stuk van Meijster laten wij ons volstrekt
niet in. Men ontmoet echter in het vijfde
bedrijf een paar bijzonderheden, waarop
wjj de aandacht vestigen en waaromtrent
wij zeer gaarne eenige inlichting zouden
ontvaugen. Ziehier wat van de zaak is.
Juno is aan het woord en vraagt aan
Diana haar een en ander aan te toonen
van Amersfoort's schoonheden.
Juno. Nu seg'u mjj dan, Goddin, indien u zijn
bewust
De wel-gelegentheen van d'Amersfoortscbe kust,
Die Pyramideu gins, of die dry witte keeg'len,
Wat is dat?
Diana geeft hem hierop het volgend
antwoord
Het Huijs Ier Lucht, waer in gerechte zeeg'len
Door 'theyligh Opper-recht, om veel sirafwaer-
dighêen
Ten spiegel en ten thoon der boose snoodighêen
Vast aengehangen zijngezeegelt met het Wapen
Van een I schier gelijck, daer elck moet hangend
slaepen,
En steeds met d'oogen toe door ijz're vensters zien,
't Geen data hen selven dêcn, doen sij de goede liên
Bezochten on-genood, door vuijl verkeerde deuren
Op Juno's teêrhartig(!) gemoed heeft
deze beschrijving van het huis ter Lucht
geen zeer aangenamen indruk gemaakt.
Geheel en al vergetend dat zij zelve Godin
en Jupiter God is, roept zy uit:
God wil den mensch behoén, dien zulz komt te
gebeure
De vraag is, wat wij te verstaan heb
ben door die Pyramiden of die drie witte
Keeg'len door Diana geheeten het huis
ter Lucht. Dwalen wij, als wij de gissing
Nelly was tot zich zelf gekomen.
„Ik ben je niet in de rede gevallen," ant
woordde zij bedaard, „omdat ik je eerst nietjuist
begreep. Je moogt met mij spreken zooals je
verkiest en ik behoef dit sieraad niet te ver
bergen het is geen cadeau van den heer Tem
plin of een ander. Ik heb de broche heden
ochtend zelf gekocht. Ik denk, dat je nu te
vreden bent."
Martin was het te moede, alsof er een berg
van hem was weggenomen- Hij ademde diepen
Btak Nelly zijn beide handen toe, die zij echter
aarzelend aannam.
„Je vergeeft mij mijn kwade vermoedens l
Nelly knikte toestemmend.
„Voor Templin behoef ik dus niet bang te
zijn?" vroeg Martin.
„Verspil toch niet zooveel onnutte woorden
over dien heer" hernam Nelly eenigszins ver
wijtend. „Ik herhaal je nog eens, dat ik er hoe
genaamd niet op gesteld ben, nog langer met
hem om te gaan. Ik wil zelfs van de eerste ge
legenheid gebruik maken
„Laat dat maar aan mij overzei Martin.
„En nu ik weet, dat geen derde meer tusschen
ons kan komen, verzoek ik je vriendelijk, alles
te vergeten wat je onaangenaam was. Wees nu
toch weer vroolijk!"
Hij kwam dicht bij haar en zag haar vlak
in het gelaat. Toen zeide hij langzaam en
zacht:
„Een leven onder bescheiden omstandigheden,
wel is waar zonder groote zorgen, maar ook
zonder schitterende feestelijkheden, zooals de
rijkdom die kan geven, een hart vol liefde
en een eerlijken naam ben je daar tevreden
mee
„Ja!" fluisterde Nelly.
Martin sloot haar in zijn armen en vroeg
lachend
„Uit een vroolijk gemoed?"
Nelly verborg haar hoofd aan zijn borst
en fluisterde nauwelijks hoorbaar overgelukkig:
„Ja."
Zij maakte zich haastig los uit zijn omar
ming, want de stemmen van het overige gezel
schap drongen tot hen door.
„Ik heb hem onrecht gedaanriep Asta
reeds uit de verte, toen zij Nelly zag. „Hy kan
zeer goed roeienEn hoe heb ik gestuurd
,In éen woord prachtig I" hernam Templin.
Heb je mama niet gezien vroeg Nelfy. „Ik
had haar verzocht, n tc gaan zoeken."
Templin lachte oolijk, kneep een oog dicht
en knikte tegen Martin, terwijl hy tot Nelly
zeide:
„Als onze architect u dat maar niet kwalijk
genomen heeft."
Nelly zag hem kalm aan en doordringend aan
en wendde zich toen weer tot Asta, zonder
verder op de woorden van Templin te letten
Ik heb mama verzocht u te roepen, om-
opperen, of hier het gerecht op de Zeven-
boompjes bedoeld is?
Juno vraagt:
Seg, wat Dorp toch iu 't verschiet
Daer gins op-doet?
Zonder te blikken of te blozen ant
woordt Diana zeer beslist:
Dat is bet oud' vermaarde Leugen,
Vermaert, en wel bekent door 't stout bestaen
der reusen,
Die d'hemel door gewelt met bergh op bergh
gebrocht,
Tot henn' bederf, en val beklommen onbedocht,
Mits elclr, door meerder kracht zeer kracbtelijk
gedreven
Zich spoedigh op de vlucht weer naar beneen
most geven,
Doen daer den Donder-Voogd zoo donderden
op haer,
Dat al dat boos gespugs verstroyden hier en daer,
(Soo gij 'r ronsom kunt sien) diep onder al dees'
bergen.
Juno antwoordt:
Wee die de hemel Goön bevechten komt of tergen.
Diana heeft meer het oog gericht op
aardsche zaken. Met een droevigen blik
op de Leusderheide verzucht zy
Ach, hadden s't niet bestaen: het Leusder Land
waer wey
Alst was voor dees, en niet geplaegt met schrale hejj.
Woudenberg is het „hooge Dorp," aldus
vervolgt Diana haar aanwijzingen aan
Juno,
alwaer Enceladon
(Te trots) Wouw met den-Borg van Oss'en Pelion
Ten hoogen Hemel in, daer hg haest raekteu onder,
Getroffen van Jupgn met blixem en met donder.
Mejjster legt op zjjn wijze aan Diana
nu en dan scherpe, maar zeer ware woor
den in den mond.
Diana spreekt:
Dat is Bavoort
Van oute t'Savoorl, omdat geslagen en gesmoort
Dengeen' daer lejjs, die 'r toen t' Sa-voord bestond
te roepen,
Aanvoerende seer woest sijn goddeloose troepen.
Doch g'loof dij't niet? Siet dicht d%ar bij noch
Leugenbroek,
Weel eer de plaets van den gevluebten Reusen
hoeck,
Daer Pallas achter hen dien hoop ter neder bonsden,
Wie d' Hamers-in-het-velt van Hamersvelt heen
gonsden
Dacrs' hadden op de poort van d' Hemel mee
gebonst,
Dat ik u segg', me vrouw, en is geen gd'le konsl
Van loose tonge klap, de Naem die brengt het
meede
En 't laego Hamersvelt getuygt het daer ter steede,
Hoe 't noch gesonken leijt door 't swaere Hamers
wicht,
En oock hoe 't nu daerom, het beste landt van 't
Sticht,
Jae Hollant terten sousoo d' eggenaera verstonden
Van waters overlast te openen aie gronden,
En date haer eggen winst eens sochten al te raaei,
(Met weynigh o'mmeslagh op yder merghen-tael)
ju Praem wel
geladen
ïn 't graven van een Vaert, waer een
Door heene sleepen zouw veel meer als veertigh
meden
Tot 's Hugsmans groot gemack, en 'a eyg'naor»
meerder baat.
Als Juno, geheel en al overtuigd van
de waarheid van Diana's ietwat langwijlig
betoog, antwoordt
'tls te beklagen dan dat bet niet voort en gaat.
heeft Diana, met bitterheid in 't hart,
aanstonds als iedere vrouw haar weder
woord gereed
Dat doet hardnekkigheit en 't misverstant van
een'gen,
waarop Gcmymeed, die tot dusverre ge
zwegen heeft, zich in het gesprek mengt,
zeggende in hartige bewoordingen:
'k Wou zulke dwersers en Warnaers helpen
steen'gen.
Diana wist dus zeer goed, wat hier
in deze streken noodig was. Maar waarom
vragen wjj, sloeg Meyster, de begaafde,
schatrijke man niet zelf de banden aan
het werk? Waarom verbeuzelde hij zjjn
tijd, talenten, en fortuin aan nietswaar
dige grappemakerijen
„Neen, ik moet eerst met u spreken," zeide
dat ik mij niet heel wel gevoel en met den
volgenden trein terugga haar Berlijn. Ga je
iede?"
„Hoe nu?" zeide Templin. „Met den vol-
u3nde trein? Dat is toch gekheid! Hoe
gaat hel dan met mijn heerlijken kreeftschotel
„Ik zou toch zeggen," zoo nam Martin
het woord, „dat mejuffrouw Sand zich duidelijk
genoeg heeft uitgedrukt."
„Dat is zeker!" hernam Templin. „Maar ik
ben óok duidelijk, en ik zeg, dat er niets van
in komt."
Het was duidelijk te zien dat het Asta speet
dat Nelly zoo spoedig wilde vertrekken. Nelly
zag het naar aan en zeide
„Als je liever hier wilt blijven ik neem
het je volstrekt niet kwalijk Maar mama
en ik gaan heen."
„Hoe vreesclijk naar 1" zeide Asta teleur
gesteld. „Ik kan toch niet alleen Wat
scheel je dan
„Ik zal het je later wel eens vertellen," zeide
Nelly zacht. „Nu ga ik mij kleeden."
IntUBschen was moeder Sand weer ongeme rkt
voor den dag gekomen en wachtte aan de
koffietafel op de dingen die komen zouden.
Zij nam weer een stuk taart mee en volgde
haar dochter, toen Nelly, vluchtig groetend,
afscheid nam. Asta ging met haar met baar
mee. Templin wilde haar nog inhalen, maar
Martin trad hem in den weg en zeide bedaard
„Vergun mij een enkel woord, mynheer
Templin."
,,Later riep Templin. „Eerst moet ik de vluch
telingen beletten verder te gaan."
Op een laatste bjjzonderheid van meer
locaal belang zullen wij verwjjzen.
Reeds in de inhoudsopgave van het
Vjjfde Bedrijf lezen wij, dat Juno met
Diana
t'Zaam gaan een diepen Put bekjjken
By Putiaans en Plutoos Put t' gelijcken.
En in een noot vernemen wij, dat die
Put onlangs op den berg gegraven is.
In het Vijfde bedrijf zegt Diana:
Doch laet u hier eerst bg ter slinker hand bekgken
Den eindeloozen Put, die niet en hoett te wgeken
In diept, aen Puteaens, noch Plutoos poel of put,
Haer grondelooze grond, tot op den afgrond stat.
Want 't water daer beneén (men sou nau schier
gelooven)
Een brilleglas gelijck als men d'r insiet van boven
Juno antwoordt
Mij seg door wie gemaekt?
Diana. Door d' overyeke Hoof.
Juno. Ik loof niet dat d' Heer Hooft (voor die-
verg of roof
Bevreest in tgd van noot) sgn geltsack daer wil
wil maken?
Oanijneed. Die spaerpot waer te groot.
Diana. Ja, souw'r noch vol geraken.
Juno. 1st mogelijk.
Liana. Men sejjt also, en 't wort gelooft;
Enz. enz.
Martin zóo gedecideerd, dat Templin verbaasd
opkeek en herhaalde:
„Dadelijk Dat klinkt al buitengewoon
ernstig
„Het is ook ernstig," bevestigde Martin.
„Nu, wat is er dan te doen?"
„Mijnheer Templin," zeide Martin, en hij
legde meer nadruk op zijn woorden dan hy
gewoonlyk deed, „ik ben u dank schuldig
voorde vele beleefdheden, die ik bij u genoten
heb."
„Wat beteekent dat nu? 't Is me altijd een
groot genoegen geweest 1" zeide Templin vriend
schappelijk.
„En het spijt mij zeer," vervolgde Martin
levendig, „dat ik die schuld niet kan afdoen."
„Maar wat wil je nu toch van my
„Het zal u verwonderen, dat ik nu op een
geheel anderen toon tot u spreek dan vroeger,
maar een gebeurtenis, die zooeven heeft plaats
gehad, geeft er mij het recht toe en noodzaakt
er mij zelfs toe."
„Houd nu toch eens op met al dien zotte
klap 1 Wat moet dat alles beteekenen?" vroeg
Templin.
„Ik ben verloofd met juffrouw Nelly Sand,"
zeide Martin bedaard.
Templin ging verschrikt een paar passen ach
teruit.
„Wat I" riep hij uit. „Verloofd Hij deed
moeite om even te lachen en voegde er bij
„Och, u wilt mij zeker
(Wordt vervolgd.)