Maandag 15 Februari 1897. No. 4641, 46e Jaargang. VROUWENARBEID. ültgave: firma A. H. VAN CLEEPF te Amersioort. Verschijnt Maandag- en Donderdagnmiiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 3 maanden 1.Franco per post ƒ1.15. Abonnement alleen op liet Zondagsblad voor Amersfoort 40 et., voor liet binnenland 50 et. nei 3 maanden. Advertentiën 1—6 regels 60 et.; elke regel meer 10 et, Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oilicieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 et. Reclames per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers 10 cent. Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het Zondagsblad, por regel5 cent. Bg advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosteu in rekening gebracht. Bureau KORTEGRACHT5« Telephoon 19. Met een enkel woord werd in het vorig nummer reeds meegedeeld, dat de in Amicilia gehouden lezing van mejuffrouw M. Jungius, uit Scheveningen, t.en doel hebbend «haar meening uit te spreken over de heilzaamheid van de voor 1898 ontworpen Tentoonstelling van ilen arbeid der vrouw" bezocht werd door een vijltigtal dames en twee heeren. Doch hen, die men er zoo graag gezien had, al waren het er slechts een paar ge weest, ze ontbraken helaas; in de eerste plaats de onderwijzeressen ik meen, dat er slechts öen hoofd van een school aanwezig was vervolgens de vrouwen uit den ge goeden burgerstand, ook modistes, naaisters enz.; dan zij, die vrouwen of meisjes op hun fabrieken doen arbeiden of veel met haar in aanraking komen, en eindelijk de arbeid sters zelf, af geef ik onmiddellijk toe, dat de middag nu juist niet een geschikt tijdstip is om bepaald vooraf op haar tegenwoordig heid te hebben kunnen rekenen. Echter, al betreur ik zeer aan de eene zijde hun aller afwezigheid, aan den anderen kant gebiedt eerlijkheid mij te bekennen, dat velen dier genoemden bitter weinig aan de bedoelde lezing zouden gehad hebben en er weinig, misschien niets van «opgestoken" haddenwant is zij een warm pleidooi voor de op touw gezette beweging laat ine eens een ander woord gebruiken dan sten toonstelling" met al den gloed en geest drift eener heilige overtuiging voorgedragen munt zij ook uit door mooie taal, volgt het eene schoone, echter niet altijd den toets der reali teit kunnende doorstane beeld op het andere, toch geloof ik en ik sta niet al leen in deze opvatting dat zij voor veien »te hoog", te moeilijk te volgen is. Al moet het mooie ook ten deele opgeofferd worden aan het practische, zoo zal daardoor het doel, dat de Vereeniging beoogt en dat de spreek ster met zooveel vuur voorstaat, veel meer doordringen tot baar, die zeker niet bet minst behoeven, wat men hoopt te bereiken, wan- men haar een en ander op eenvoudige wijze meedeelt. In overweging zou ik daarom het Hoofd bestuur willen geven, om, naast de weldra in druk te bekomen rede van juffrouw Jungius, voor elk sub-comité en alle belangstellenden verkrijgbaar te stellen een soorl van uitge breide «oproeping" waarin uiteengezet wordt het doel van de Vereeniging en alles, wat daarop betrekking heeft en daarmee in ver band staat, in doodeenvoudige, heldere, ge moedelijke woorden, gemakkelijk te begrijpen voor hen, die alleen bet naakte woord, maar geen zinnebeeldige voorstellingen kunnen vatten, op wie alleen indruk maakt al wat ze toetsen en vergelijken kunnen aan hetgeen ze dagelijks zien, zelf zeggen en doen. Toe, laten we daarvoor niet geringschat tend de schouders ophalen't is immers zoo'n heel natuurlijk verschijnsel, waarvoor we zoover niet behoeven te gaan om in eigen boezem een voorbeeld te vinden. Hoevelen zijn er niet, die er eerlijk voor uitkomen, dat ze de Nieuwe Gids niet begrijpenen toch zijn het Nederlandsche woorden, welke de schrijvers gebruiken, maar wij kunnen hen niet volgen, omdat zij, wat zo te zeggen hebben, uitdrukken op andere wijze dan wij, hetgeen ons nog liet recht niet geeft om te beweren, dat wij het bij het goede eind hebben en zij niet. Dat ik in alle bescheidenheid deze bemerking maak, geschiedt niet alleen op aandrang van velen, die julïrouw Jungius elders of hier hoorden lezen, maar meer nog naai- aanleiding van eeoige brieven, van vrouwen uit den kleinen burgerstand door mij ontvangen. Een barer vraagt me inlichtingen en om het karakteristieke aan het geheel niet te ontnemen laat ik het schrijven woordelijk volgen Hooggeachte dame, bij deze neem ik ondergeteekende de vrijhijd uw eenege regele te schrijfve daar wij uit u stukje in het veel geleze blad He egho eenigzins hebbe ver staan van een op roeping aan alle nederlansohe vrouwe tot het daar stelle van een nationale ten toon stelling van vrouwen arbijd. Zoo is mijn be leefd ver zoek daar een ruime inlichting van te be kome ten eersten of daar enkel gehuwde vrouwe aan deel kunne neeme ten tweede welke arbeid der vrouw de verijste zijn dan om lid te worde van de vereeniging welke gelde lijke steun daar toe be boort. Zoo met een woord gezegd wenste wij s p inligting van heel de zaak op dat wij het des te beter beoordeele kunne zoo blijfen wij in afwachting cp uw edele an t woord in een ruime zin Achten t (enr.) Ik antwoordde haar natuurlijk dadelijk en zond haar. bij gebrek aan beter, eenvoudiger, meer doeltreffende lectuur een exemplaar van mijn vorig artikeltje «Komt!" uit de «Amersfoortsche Courant" waarvan de «Echo" slechts een uittreksel had opgenomen. Een paar dagen later kreeg ik het, volgende antwoord Hooggeachte mevrouw, Deze regelen zijn dienende om uw in kennis te stelle als dat ik uw edele ant woord op mijn schrijfe van drie veborarij ontvange heb eu ook bet exem plaar waaruit ik bet doel van de zaak beter heb verstaan. Zoo ben ik zoo vrij geweest en het exern- Èilnar af te staan aan de jufvrou van de naaij en ;nip eursus van patemomium. deze jufvrouw bad daar ook wel iets van geboord maar wist ook het regte niet van de zaak. Zij was daar zeer blij mee en hoopte daar ook deel aan te neeiue en haar verdere kenuise daar van iuteligte zoo zal uw dan ook wel een schrijfe van baar zelfv ont vange. Nu was myn beleeft ver zoek daar ik zelf ook nog op een cursus van verbant ligge ga en daar wel een zestig dames gc bruik van maake om uw be leeft te verzoeke zoo dit niet te veel van uw ge vergt zij mijn vóór Zaterdag eenege exemplare te zende om deze dames daar ook mee in kennis te stelle. De meeste mouse leeze zoo iets wel maar geef soms daar geen vorder gevolg aan om in zoo iets door te dringo op dat men dan later op do hoogte van de zaak komt, in dien hot niet- te veel is wenste ik wel elk exemplaar in bet biezonder in een aveloppe te ont vange om dat zij dan gemakkelijker zijn af te geefc, in de hoop dat wij hier veele men se moge vinde die lust ïuoge gevoeïe toe zoo een edele zaak oji dat er op liet gebiedt van vrouwe arbijd een degelijk oog mag gevestigd worde op dat het kaarige loon waar zoo meenige vrouw voor haar brood werk mee te vreede moet zijn een ijnde mag koome. Wan neer ik de dames hier mee van dienst kan zijn zal mijn hoogst aangenaam weze, zoo blijf ik in afwach ting op uw edele toezending in ruime ïuaate Achtend (enz.) Ik geef ook dit epistel in zijn geheel, omdat men daaruit duidelijk ontwaart, dat de schrijfster behoort tot- en zich beweegt in een kring, welks leden, al hadden ze meer kunnen profiteereti van taal- en schrijfonderwijs, dan een werkzamen, leergie rigen zin, den lust paren en het gezond ver stand bezitten om te willen meewerken tot verbetering van hoogst ongunstige toestanden. En we moeten het zeer appreeieeren, dat juist van die zijde medewerking wordt aan geboden, en dat juist die vrouwen propa ganda willen maken, want daardoor kan veel in de goede richting verkregen worden. Laten we haar echter daarbij helpen door haar alles wat noodig is mee te deelen in doodeenvoudige woorden, haar ijver en vuur aan te wakkeren door eenige voor haar heel bevattelijke lectuur, waarin zij leest wat zij dagelijks ziet, hoort en meemaakt dat men haar de werkelijkheid geve, zoo duidelijk en tastbaar mogelijk En dat doet de rede van juffrouw Jungius niet en zeker nog minder mijn meer opwek kend, dan veel over de Tentoonstelling ver tellend artikeltje «Komt". Heusch, onder de vrouwen die ijveren voor de Vereeniging zijn er toch zeker wel, die den rechten loon zullen welen te trollen en zij doen een nuttig werk, wanneer zij een goed geschriftje in het licht geven, dat juist onder die vrouwen verspreid, zoo ont zaglijk veel sympathie wekken en tevens zoo heel veel bijdragen kan om op de ten toonstelling die inzendingen te krijgen, welke een enquête uitlokken, waardoor, zoo noodig, loonsverbetering mogelijk gemaakt wordt. Beltoef ik het nog te zeggen, dat ik in de speech van mpj. Jungius ten zeerste be wonder de mooie taal, het poëtische harer beelden dat ik gaarne ten volle recht laat weder varen aan haar «Ausdauer" en toewijding oin de statistische gegevens omtrent, den arbeid van de vrouw te verzamelen, bijzon derheden, waardoor alleen reeds haar rede interessant zou zijn? Mej. Jungius is zeker wel tie laatste om het als vitzieke critiek te beschouwen, waar ik mij op sommige punten niet met haar denkbeelden kan vereenigen.*) Teekent zij, om éen voorbeeld te noemen, niet te sterk, waar zij zegt: «men gelooft niet in de vrouw als zelfwerkend individu; men kan nog niet begrijpen, dat ook zij in de eerste plaats mensch is."? En overdrijft zij ook niet een weinig, waar zij, na een tirade in mooie beeldspraak over de publieke opinie, vervolgt: «Anders was zij (de groote menigte) al lang overtuigd, hoe door het vele, dat de vrouw vaak onder de ongunstigste omstandigheden, ook economisch steeds heeft gepresteerd, ze een gelijke waardeering en een gelijke vrijheid van ontwikkeling verdient als dé man." Ik geef toe, dat veel in den toestand van de vrouw verandering, verbetering eischt, maar is het nu wel zoo erg als jufi'rouw Jungius beweert?Neen, dat geloof ik nieter zijn nog genoeg vrouwen, mis schien meer nog mannen, die de vrouw en haar pogen waardeeren, die eerlijk er voor uitkomen, dat vaak de steun der vrouw niet alleen meer vermag uit te richten dan die van den man, maar dat de hare zelfs soms on ontbeerlijk is. Ik herinner daartoe slechts aan de woorden van mr. A. Kerdijk, nog zeer onlangs in een vergadering van vrouwen en mannen hier ter stede gesproken, waar hij, na hulde gebracht te hebben aan onze groote Hélène Mercier, erkende, dat de grootste kracht bij Toynbee-werk van de vrouw uit gaat. Ook zou ik niet gaarne het cursief ge drukte willen onderscltij ven: «Maar naast het onthrekende zal de Tentoonstelling ook doen zien, dat de vrouw werken en voor zich zelf beslissen kan, en dat alle speciale voorschriften aan haar wel in de pen kunnen blijvenmen heeft niet het recht iemand iets voor te schrijven behalve zich zelf, maar dan ook streng". Het zou er slecht met de maatschap pij. haar inrichting, haar leden en hun onder linge verhouding uitzien, indien dit juist ware. Wetboek en gezag dus aan kant, volgens die redeneering Gaat de spreekster ook niet te ver, waar zij zegt«steunt de man ons hierin (in het tot stand brengen van de tentoonstelling) vrijwillig, zooals er reeds onkelen zijn, dan is dat des te meer te waardeeren, omdat hij een deel der gewoon-menschelijke zelfzucht, die wij allen bezitten, daarbij prijs geeft voor de gemeenschap. Maar het moet niet in eerste instantie van Item verwacht worden. Zelf moeten de vrouwen haar werk ineen zetten. In dit geval niet met den man, want door den grooten voorsprong, dien hij tenge volge van zijngeheele opvoeding heeft, zouden zij wellicht onwillekeurig onder diens leiding komen. En wat geleid wordt, groeit niet tot volle kracht". Datlaatste wordt dadelijk tegen gesproken door de natuur zelve, zooals een toehoordster Woensdag mij zeer terecht op merkte. Een rozebootnpje, dat zorgvuldig geleid wordt, geeft wel degelijk vele en schoone bloemenveel wat niet geleid wordt, kan juist niet groeien en tot, vollen wasdom komenzou een kind niet meer geleid be- hoeven te worden, noch in huis, noch in school En wat nu betreft het. onder de leiding komen van den man; welnu als dit werkelijk geschiedde, zou dat dan nog zoo heel erg zijn Spr. erkent zelf, dat de man ten gevolge zijner geheele opvoeding in staat is ook hier de vrouw ten mentor te strekken, dus dat hij bezit, wat zij nog krijgen moet. En al ben ik het met haar eens, dat liet aan te bevelen is, dat de vrouw zelf standig leert optreden, hier, in dit geval, het Daar, zoonis hiervoor reeds gezegd is, de rede weldra in druk te verkrijgen zal zijn, is het over bodig, deze hier geheel weer te geven. op touw zetten eener tentoonstelling op zoo groote schaal, waaraan zoo ontzettend veel verbonden is, waardoor de oogen van gansch Europa op Nederland worden gevestigd, waar de vrouw telkens komt te staan voor allerlei, dat zelfs den man van levenservaring, met al zijn handelskennis en routine soms leelijke parten speelt, daar acht ik het volstrekt niet ongewenscht, niets aan het optreden der vrouw schadend, aan hetsucces dat heter een is. hoop ik zeker van ganscher harte niets verminderend, als een of meer mannen met de vrouwen optreden, 't Is toch minder te dien hoe en of de vrouw alleen den opzet tot stand brengt dat behoort tot het werk naar binnen dan wel dat de Tentoonstel ling met cere en ten volle slage, dat zij doel trcffe! En, staan er acliter de schermen werkelijk een paar mannen, zooals rnij gezegd werd, welnu dan zie ik niet in, waarom het be stuur dat niet openlijk zou erkennende zaak zelf zal er, bij de verwikkelingen welke er zich bij kunnen en zullen voordoen, slechts meer cachet door krijgen en het is bovendien mijn vaste overtuiging, dat men de meeste kans heeft om te bereiken wat men hoopt, wan neer èn man èn vrouw de handen ineen slaan. «De mannen, die ons raadgeven, wen- schen niet op den voorgrond te treden" is ook al aangevoerd.... als er echter met kracht en in vollen ernst op gewezen wordt, dat zij er de goede zaak mee bevoordeelen, dat men hun steun, niet enkel in financieelen zin, noodig acht, dan zullen zij niet schromen om de vrouwen, die reeds, alleen omdat zij het initiatief tot deze grootsche poging namen, aller sympathie verdienen, openlijk ter zijde te staan. Hoogst belangrijk komen mij voor de cijfers door mej. Jungius meegedeeld en die niet zoo onder ieders bereik zijn, al werden ze ont leend aan de ofüeieele verslagen der jongste beroepstelling, sluitend met 1 Januari 1890. Daaruit blijkt, dat nu 7 jaar geleden en daarin zal toch wel niet zoo heel veel ver andering zijn gekomen omstreeks 400 000 vrouwen en meisjes hun brood vonden in landbouw en veeteelt72885 delftstofien2 085 voeding2188 kleeding41694 huis- en scheepsbouw988 huisraad1 578 leder eu tuigwerk665 manufacturen10 669 boek- en steendrukkerijen I fifi- papierbereiding j - ooo chemicaliën602 gewoDe metalen398 edele 538 houtbewerking389 andere nijverheid3006 I eet- en drinkwaren21190 •3 I kleedingslukken7 204 'g 'metalen16 jtusschenhandel I vervoer2 207 I allerlei aard6 206 Rijksambtenaren888 Rechts- en Politiewezen40 Eeredienst5 360 onderwijs8 800 kunsten en wetenschappen 501 geneeskundige dienst2 216 grondbezit39 huisdienst158 645 andere beroepen2 000 terwijl er 1929 885 zonder beroep zijn en dus op elke 100 personen, die een beroep of 1 ambt uitoefenen er 21 vrouwen zijn, van welke veel meer dan de helft gehuwd, terwijl uit een ander onderzoek is gebleken, dat j 2°/0 der vrouwen, die om den broode arbei den, boven de 70 jaar zijn en het percentage van hen, die nog boven hun 60 jaar moeten j zwoegen voor bun dagelijksch brood nog veel grooter is! Zeer opmerkelijk is nog, dat alle vrouwen juist arbeiden in de 300 slechtst I bezoldigde takken van handel en nijverheid, I terwijl 500 andere vakken, waarin betere j loonen te bedingen zijn, nog onbezet staan. Ik heb natuurlijk slechts enkele punten

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1