Maandag 22
Februari 1897.
PHOENIX BROUWERIJ
Specialiteit in Exportbier Daar de Tropen.
No. 4643
46e Jaargang.
W antrouwen.
42)
Stadsnieuws.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Dit gave
Verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 8 maanden ƒ1.—Franco
:r post 1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 et., voor het binnenland 50 ct. pei
Advertentiën 16 regels 60 ct.elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale
Firma A. H. VAN CLEEFP officieële- en onteigeningstulvert. per regel 15 et. Reclames per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Zondagsblad, per regel 5 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten ia rekening gebracht.
te Amersfoort.
Bureau
KORTEGRACHT56
Telephooii 19.
KENNISGEVINGEN.
INKOMSTEN BELASTING.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gelet op artikel 15, 17 en 24 der Verordening
ting naar het inkomen
op de helling van een plaatselijke directe belas
ting naar het; Inkomen
Brengt ter kennis van belanghebbenden dat
ieder, die in deze gemeente zijn hoofdverblijf
houdt en wien nog geen beschrijvingsbiljet voor
bovengenoemde belasting is uitgereikt, voor zoo
ver zijn jaarlijksch inkomen f500.of meer be
draagt, gehouden is, hiervan vóór 1 Maart a. s-
kennis te geven ter Secretarie.
Vestigt er voorts de aandacht op. dat overtre
ding van deze bepaling wordt gestraft op de
wijze, bepaald in artikel 271 en volgende der
Gemeentewet.
Amersfoort, 19 Februari 1897.
De Burgemeester van Amersfoort,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
Anugifte van Verhuizing binnen de Gemeente.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT.
Overwegende, dat de bepalingen der door den
Gemeenteraad den 20. Mei 18(12 vastgestelde
Verordening regelende de verplichting tot liet
doen van aangifte van verhuizingen binnen de
gemeente, niet behoorlijk worden nageleefd
Herinneren den ingezetenen de op hun rus
tende verplichting tot het doen vau aangifte van
verhuizing binnen de gemeente, en brengen daar
toe bij deze te hunner kennis de bepalingen
van gezegde Verordening, welke luiden als volgt:
1. De hoofden van huisgezinnen of afzonderlijk
levende personen, binnen de gemeente van
woning veranderende, zijn verplicht daarvan
binnen éen maand ten Raadhuize aan den
Ambtenaar, beiast met het bijhouden van
het Bevolkingsregister, aangifte te doen.
2. Zij die het voornemen hebben te kennen
gegeven om de gemeente te verlaten, en
dientengevolge een getuigschrift van ver
andering van werkelijke woonplaats hebben
ontvangen, zijn verplicht, indien zij van
dat voornemen afzien, daarvan ter plaatse
en aan den Ambtenaar in art. 1 vermeld,
binnen éen maand na de dagteekeniug
van het afgegeven getuigschrift, kennis te
geven.
3. De overtreding van elke der bepalingen van
deze Verordening worden gestraft een metgeld-
boete van ten hoogste zeven gulden.
Amersfoort, den 20. Februari 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK
De Secretaris,
W. L. SCHELT US.
Feuilleton.
Vrij naar het Duilsch.
„Ik zal bij je komen," antwoordde Godfried,
„maar het móet je niet verwonderen, als ik
wat laat komik heb het vandaag zoo druk
ik geloof, dat we den moordenaar op het spoor
zijn."
„Zoo?" hernam Mart.n schijnbaar onverschil
lig. „Je vindt mij toch altijd thuis"hij knikte
Nelly toe en verliet den salon.
„Wilt u zoo goed zijn, hier plaats te nemen,
mijnheer?" zeide Nellv, terwijl zij Godfried een
plaats aanwees op de ottomane, in het midden
van den salon en zij zelf tegenover hem ging
zitten.
„Mejufirouw" zeide Godfried, „ik kom oenige
inlichtingen vragen, die ons op weg kunnen
helpen om een misdadiger te ondekken."
Tegelijkertijd haalde hij uit een zijner zakken
een etuihij opende het en gaf het aan Nelly.
„Kent u deze broche?"
Nelly kreeg een doodelijke schrik bij het zien
van den salamander die haar al zooveel ellende
berokkend had.
Ernstig, maar zeer vriendelijk zeide Godfried
verder
„U moet mij alles zeggen, want het zou kunnen
gebeuren, dat u later een eed moest afleggen
AANGIFTE VAN VERTREK UIT EN VAN
VESTIGING IN DE GEMEENTE.
DE BURGEMEESTER en WETHOUDERS i
van AMERSFOORT,
Gelet op het Koninklijk besluit van den 27.
Juli 1SS7, (Staatsblad no. 141), regelende de J
verplichting der ingezetenen tut liet doen van i
aangifte voor de Bevolkingsregisters;
Herinneren den ingezetenen de op hen rus-
tende verplichting tot het doen van aangifte 1
van vertrek uit en van vestiging in de gemeente, i
en brengen daartoe bij deze te hunner kennis
de bepalingen van gezegd Koninklijk besluit,
welke luiden als volgt
1. Zij die op den dag dc-r volkstelling in den
vreemde of in de koloniën of overzeeschc
zittingen van het Rijk hebben vertoefd, geven
binnen éen maand na hunne terugkomst
hiervan kennis aan het Gemeentebestuur.
Zij die bij die telling zijn overgeslagen,
geven binnen éen maand na den dag voor
elke telling bepaald, van dit verzuim kennis
aan bet bestuur hunner werkelijke woon
plaats. Voor de leden van huisgezinnen rust
de verplichting tot kennisgeving op het hoofd
van elk huisgezin.
2. Zij die uit eene Nederlandsche kolonie, eene
overzeesche bezitting of uit deu vreemde
hunne woonplaats overbrengen in eene ge
meente binnen het Rijk, doen hiervan eene
verklaring aan het Gemeentebestuur, verge
zeld van het gebruikelijke getuigschrift voor
heu die uit de koloniën of bezittingen, van
een paspoort of reis- en vejrblyfpas of andere
door de politie deugdelijk erkende bewijs
stukken voor hen die uit den vreemde komen.
Deze verklaring geschiedt binnen éen
maand na hunne aankomst in de gemeente.
3. De kennisgeving in de twee vorige punten
vermeld, gaat vergezeld van de noodige op
gaven om in de Bevolkingregisters te worden
ingeschreven.
4. Zij die hunne werkelijke woonplaats binnen
het Rijk verlaten om die over te brengen
naar eene Nederlandsche kolonie, een over
zeesche bezitting of naar den vreemde, doen
hiervan een verklaring aan bet bestuur der
gemeente, welke zij verlaten.
5. Zij die hunne werkelijke woonplaats uit eene
gemeente van hut Rijk naar een andere gemeen
te overbrengen, doen hiervan eene verklaring
aan het bestuur der gemeente die zij verla
ten en waar zij in het Bevolkingsregister zijn
ingeschreven, met opgaaf der gemeente,
waar zij wenschen zich te vestigen.
Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift
van verandering van werkelijke woonplaats.
6. Ter plaatse, waar zij hunne werkelijke woon
plaats overbrengen, doen zij uteirlijk binnen
een maand na hunne aankomst- eene verkla
ring aan het Gemeentebestuur, met overleg
ging van het getuigschrift in het vorige
artikel vermeld.
7. Elk hoofd van een huisgezin geeft uiterlijk
binnen éen maand kennis aan het Gemeen
tebestuur van ieder lid dat in het huisgezin
wordt opgenomen of daar uitgaat, inwonende
dienst- en werkboden daaronder begrepen.
Omtrent die kennisgeving geldt het bij sub
3 bepaalde.
Dezelfde kennisgeving geschiedt door afzon
derlijk levende personen, wanneer zij andere
personen in hun huisgezin opnemen.
Bestuurders van instellingen, gestichten
en inrichtingen, niet staande onder bestuur
of toezicht van het openbaar gezag, waar
personen onder eenig bestuur samenwonen,
geven maandelijks aan het Gemeentebestuur
kennis van alle personen, die in de samen
woning zijn opgenomen of daarvan zijn uit
getreden.
De verplichting vervalt, wanneer lar.gs
een anderen weg de vereischte kennisgeving
voor het Bevolkingsregister gedaan is.
8. Onverminderd de bovenstaande voorschrif
ten is een ieder, door het Gemeentebestuur
daartoe opgeroepen, verplicht tot bet doen
der opgaven, die vereischt worden om de
Bevolkingregisters in te vullen.
9. Overtreding dezer bepalingen wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogste veertien dagen
of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Amersfoort, den 20. Februari 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester.
F. D. SCHIMMELPENNINCK
De Secretaris,
W. L. SCHKLTUS
De GEMEENTE-ONTVANGER van AMERS
FOORT vestigt er de aandacht op van de man
nelijke ingezetenen dezer gemeente, die niet in
eene der Rijksdirecte belastingen zijn aangeslagen,
dat zij al ware men ook uit anderen hoofde
bevoegd volgens art. 7 der wet, zij alleen dan
de bevoegdheid hebben tot het kiezen van leden
voor den Gemeenteraad van Amersfoort, wanneer
zij aldaar over het volle laatstverloopen dienst
jaar 1886 zijn aangeslagen in de plaatselijke
directe belasting: naar het inkomen, en hun aanslag
dier belasting vóór of op den 2. Maart 1897 ten
volle hebben betaald.
Amersfoort, den 19. Februari 1897.
De Ontvanger voornoemd,
J. C. LEINWEBER.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet, op art. 6 der Wet van den 2. Juni 1875
(Staatsblad No. 95),
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door HENDRIK van EE ingediend verzoek, met
bijlagen, om vergunning tot het oprichten van
eene brood- beschuit- en klein goed bakkerij in
het perceel alhier gelegen aan den Soesterweg
Wijk G, bij het kadaster bekend onder Sectie
D. No. 1907, op de Secretarie der gemeente ter
visie ligt, en dat op Zaterdag, den 6 Maart
aanstaande, des voormiddags te elf uren, gele-
j genbeid ten Raadhuize wordt gegeven om, ten
overstaan van het gemeentebestuur of van een
of meer zijner leden, bezwaren tegen het oprichten
van de inrichting in te brengen.
1 Amersfoort, den 22 Februari 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Bnrgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTU3.
De heer S. Eendeuburg, zendeling op Soe-
kaboemi, hoopt morgenavond hall acht in
•Ie bovenzaal van Volksheil eenige mede-
deelingen te doen omtrent zijn arbeid voor
j de uitbreiding van het Evangelie.
Ds. Van der Vegt, uit Utrecht, hooptaan-
j «taanden Donderdagavond om 7 uur in
I Volksheil vóór te gaan bij de oefening der
Chr. Gereformeerde Gemeente.
naar aanleiding van die verklaringenwanneer 1
n thans de waarheid verzwecgt of verkeerd voor-
steldet, zoudt gij u aan een misdaad schuldig
maken, waarop zware straffen staan vergeet dat
vooral niet."
Godfried's woorden maakte een diep indruk
op Nelly zij merkte een groote overeenkomst
op in de stem van Godfried met die van Martin
Zoo, ja precies zoo, had Martin ook met haar
gesprokenVandaag niet vroeger toen hij
nog zoo hartelijk voon haar was.
„Ik wil het u niet lastig maken." ging God
fried voort. „Ik weet, dat u dit kleinood kent,
want ik heb het u zelf zien dragen; is het u
ontstolen
„Neen," zeide Nelly zacht, „ik heb het ver
kocht."
„Wanneer V'
Nelly zweeg en zag Godfried smeekend aan.
„Zeg het mij maar gerust," zeide Godfried
nu. „Kunt u u ook herinneren op welken dag u
die broche verkocht hebt
„Den loden September" antwoordde Nelly
nauwelijk verstaanbaar.
„En aan wie?"
Nelly sprong ontsteld op, ging daarop weer
zitten en bedekte haar gelaat met haar handen
terwijl zij antwoordde
„Aan den heer Templin."
„Hoe Onze buurman te Wannsee Wel hoe
komt hij daartoe? Ik dacht wel, dat hij cadeau x
aan dames zou geven, maar dat hij juweelen
van dames koopt, verbaast mij inderdaad."
„Ik wilde dat noodlottig kleinood kwijt zijn,"
hernam Nelly. „Dat had mijnbeer Templin ge
hoord hij wilae het aan een vriendin geven,
die het mij zag dragen en het zoo mooi
vond."
„Zoo, nu begrijp ik het," zeide Godfried op
luchtiger toon, dan waarop hij tot nu gespro
ken had, en erwijl hij opstond voegde hij er
vriendelijk bij„Nu geloof ik wel, dat ik u ge
heel buiten de zaak kan houden."
Dat was een groote verlichting voor Nelly.
„Ik geloof, dat ik mij nu alleen maar behoef
te wenden tot de vriendin, die later het klei
nood in eigendom heeft ontvangen. U kunt
mij den naam gerust zeggen, want anders zou
ik het toch aan den heer Templin vragen."
„Asta Frohnsdorf."
„Wel, dien naam heb ik al meer gehoord;
Martin heeft ons aan elkander voorgesteld
vroeger te Wannsee. Juist, dat herinner ik mij
nu en kunt u mij h jt adres van die jonge
dame geven?"
„Zij woont hier naast't verwondert mij, dat
zij hier nog niet is, want zij komt altijd om
dezen tijd bij mij."
„Wel, dan was het eenvoudigst, dat u baar
liet vragen of zij nu wil komen."
Nelly had reeds gebeld en zeide tot haar
dienstmeisje, dat binnenkwam „Lisette, zeg even
aan juffrouw Asta, dat ik haar gaarne dadelijk
i wil spreken."
Nelly en Godfried hadden nog slechts enkele
i woorden gewisseld, toen de deur haastig werd
opengerukt en Asta binnenkwam. Lisette was
i haar op den trap tegengekomen. Asta was zóo
I opgewonden, dat zij Godfried bijna niet op-
I merkte; zij groette hem vluchtig en fluisterde
Nellv in
I „Ik moetje een oogenblik alleen spreken...
en dadelijk! Er is haast bij
Vóór Nelly nog kon antwoorden, wendde Asta
zich tot Godfried
„Ik heb vroeger reeds het genoegen gehad
mijnheer Hellberg in uw tuin uzult
het inij wel ten goede houden, als we u alleen
laten Ik ben ongerust en heb den raad
noodig van een goede vriendin."
„Mejuffrouw," hernam Godfried, „toen u bin
nenkwam, was ik juist op het punt, naar u toe
te gaan."
„Naar mij herhaalde Asta ten hoogste ver
baasd.
„U kunt gerust in mijn tegenwoordigheid
spreken," zeide Godfried. „Ik geloof, dat ik de
reden van uw ongerustheid kenhet is zeker
over het kleinood van den heer Templin?"
„Het kleinood herhaalde Asta met groote
verbazing. „Welk kleinood|?"
Godfried gaf haar den salamander.
„Wel, dat is jou brocheriep Asta uit, ter
wijl zij zich tot Nellv wendde. Daarop vroeg
I zij aan Godfried
i „Wat zou ik daarmee te maken hebben
Zij zeide dat zóo eenvoudig, dat Nelly en
Godfried elkander verbaasd aankeken.
„Maar waarover is u dan ongerust?" vroeg
Godfried.
Asta kreeg tranen in haar oogenzij keek
besluiteloos voor zich uic en vroeg toen aan
Nellv, maar zöo luid, dat Godfried het kon
hooren
„Kan ik hier gerust spreken
„Zeker, u kunt mij bepaald vertrouwen," zeide
Godfried welgemeend.
Wordt vervolgd