Maandag 5 April 1897. No. 4655, 46e Jaargang. Vormen. ARME JACK. Binnenland. PHOENIX BROUWERIJ H. MEURSING Co. AMERSFOORT. Specialiteit in Exportbier naar de Tropen. O it gave firma A. H. VAN CL EE FF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 40 cent. Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KORTEGRACHT 56 Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERFOORT, Gelet op art. 6 der Wet van den 2. Juni 1875 (Staatsblad No. 25), gewijzigd bij de wet van 4. September 1896 (Stol. no. 152),. Brengen ter kennis van het publiek, dat een door Chr. PLEINES, ingediend verzoek, met bij lagen, om vergunning tot uitbreiding van eene fabriek tot vervaardiging1 van vctloog en zeep poeder in het perceel alhier gelegen aan de Korte Bergstraat, bij het kadaster bekend onder Sectie D. No. 2007 op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en dat op Zaterdag, den 17. April aanstaande, des voormiddags te elf uren, gele genheid ten raadhuize wordt gegeven om, ten overstaan van het gemeentebestuur of van een of meer zijner leden, bezwaren tegen de uitbreiding van de inrichting in te brengen. Amersfoort, den 3. April 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester. F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris. W. L. SCHELTUS. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 6 der Wet van don 2. Juni 1875 (Staatsblad no. 95), gewijzigd bij de Wet van 4. September 1896 (Staatsblad no. 152), Brengen ter kennis van het publiek, dat een door J. van HOOGSTRATEN en J. S. J. de JONGH, handelende onder de firma GREEVE Co. ingediend verzoek, met bijlagen om ver gunning tot het plaatsen van een gasmotor van éen paardekracht in het perceel alhier gelegen aan de Muurhuizen en, bij het kadaster bekend onder Sectie E. no. 3885 op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en dat op Zaterdag, den 17 April aanstaande, des voormiddags te elf uren, gelegenheid ten raadhuize wordt ge geven om, ten overstaan van het gemeentebe stuur of van een of meer zijner leden, bezwaren tegen de plaatsing van den gasmotor in te brengen. Amersfoort, 3. April 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. Het is een bekend verhaal, de historie van een üosterschen kalri', die eens des nachts gedroomd had, dat hij al zijn tanden uit den mond verloor. Beangst ot'deze merkwaardige droom ook een kwaad voorteeken was, liet hij een zijner droomuitleggers komen, die, nadat de Vorst hem van zijn droom had verslag gedaan, aldus de uitlegging gaf: «Deze droom, o kalif, beteekent dat u een groot onheil boven het hoofd hangt. Gij zult achtereenvolgens al uw bloedverwanten een voor een door den dood verliezen.'' »Geef dezen ongeluksprofeet honderd stok Feuilleton. Vrij naar het 1' ransch. 4). Terwijl zij in den winkel van den bakker onderzoek deden naar den hond, traden twee kleine jongens binnen, die eene vreemde geschie denis vertelden, een geschiedenis, welke Caleb's bloed in de aderen deed verstijven. De verhalers hadden den vorigen avond gezien, hoe een hond, wiens signalement geheel en al met dat van Jack overeenkwam, met een touw om den hals werd voortgesleept door twee mannen, die uit een herberg kwamen en luide lachten en praatten. De een zeide: Men kan bij zulk een weer niet al te teerhartig zijn. Het leven van een mensch gaat boven dat van een hond. De andere voegde er bij De dokter zal zeker tien francs voor hem geven en niet vragen, vanwaar hij komt. Caleb beefde van het hoofd tot de voeten. Breng mij bij dien dokter, riep hij met een stem, waarvan de kinderen schrokken die stem klonk als een trompet, welke ten aanval blaast. slagen", riep de kalif in toorn uit, »en haal mij een anderen droomuitlegger." De tweede, slimmer dan zijn collega, gaf de volgende verklaring: «Welk een groot geluk is u beschoren, o beheerseher der ge- loovigendeze droom beteekent, dat gij al uw bloedverwanten zult overleven." «Dat is een betere dan zijn voorganger," sprak de kalif, «geef dezen heilspröfeet honderd goudstukken." Daar ligt in deze anecdote een les voor ieder, die met menschen omgaan moet, namelijk dezedat de vorm. waarin men zijne gedachten kleedt, van zoo bijzonder groot belang is en dat men moet zorgen een goeden en vriendelijken vorm te kiezen, om dat men anders geen succes met zijn woorden heeft en zichzelven nog in ongelegenheid brengt bovendien. Zoovelen grijpen maar gedachteloos den eersten den besten vorm om hunne meeningen in te kleeden en dat komt vaak, omdat zij geen verstand van vormen, geen gave van onderscheiding hebben om te onderkennen, welke vorm verbittering wekt en welke vorm zich vanzelf bij de menschen aanbe veelt en gaarne ontvangen wordt. Laat hen niet denken, dat zij niet toerekenbaar zijn voor deze hunne onkunde /ij hadden immers kunnen leeren. indien zij maar aan ongeil en ooren den kost hadden gegeven. De ondervinding houdt, zooals Franklin zegt, een dure school, maar bet is dan ook een uitstekende, voegt hij er bij. Jongelieden zijn nogal eens gewoon om te vergeten, dat bij al hunne uitingen vooral op den vorm moet gelet worden, dat een onvoorzichtig gekozen vorm de beste denk beelden kan schaden en hun den toegang tot der (nenschen harten ontzeggenzij zijn vaak te waanwijs om bij ouderen en meer ondervindingrijke personen ter schole te gaan. De droomuitlegger, die schreeuwde, toen hij slaag kreeg, heeft waarschijnlijk zijn eigen domheid verwenscht. welke hem de zaak zóo deed zeggen, als hij deed, terwijl hij haar zooveel vriendelijker had kunnen inkleeden. Maar vele menschen en men vindt ze waarlijk niet enkel onder de jongeren zijn inderdaad nog te dom of te waanwijs erbij om te erkennen, dat het aan henzei ven ligt, als door hun onverstandig optreden. door hunne onhandigheid, door denslecht ge- I kozen vorm, waarin zij hunne denkbeel- den uiten, waarin zij hunne meeningen aan 1 de markt des levens brengen, aan de zaak, j die zij voortaan, schade geschiedt en zij zeiven l bovendien de dupe worden. Laat ons bij de opvoeding de jongelieden I steeds doordrongen zijn van de waarheid, dat j de dingen in zoo verschillende vormen zijn in i te kleeden, dat ze voor den oppervlakkige j onherkenbaar worden en dat zij zelfs al zouden ze aan anderen niet denken met j de slagen, die de droomuitlegger opliep, voor oogen, zeer nauwkeurig te letten hebben op den vorm hunner gezegden. Door het overlijden van H. K. H. de hertogin van Saksen, prinses Sophie der Nederlanden, eenige dochter van Koning Willem 11, is weder een der weinige over geblevenen uit bet Huis van Oranje-Nassau heengegaan. Thans zijn nog alleen Koningin Wilhelrnina en Prinses Marie, dochter van nu wijlen Prins Frederik en gemalin van den prins Von Wied. Volgens de Grondwet was prinses Sopbie bij onstentenis van nakomelingen van Koning Willem 111. het eerst tot de Kroon geroepen, met haar afstammelingen. Haar eenige zoon, de erfprins van Saksen-Weimar, is in -1894 50 jaar oud overleden. Deze erfprins was gehuwd met zijn nicht Pauline, klein dochter van den bekenden hertog Bernhard van Saksen Weimar, die als generaal in Nederlandse-hen dienst in 1831 den veldtocht in België raedemaakfe en in 1848 opperbe- bevelhebher der Nederlandsche troepen op Java was. l'it dat huwelijk zijn twee zoons geboren. De oudste, erfgroothertog Willem Ernst, is 20 jaar oud en thans in de rechten van zijn moeder getreden wal de Nederlandsche kroon betreft, welke echter niet tegelijk met die van een ander land mag worden gedragen. De tweede zoon, prins Bernard Hendrik, is 18 jaar. Prinses Sophie heeft verder twee doch ters van welke de oudste met Hendrik VII Vorst van Reuss-Schleiz is gehuwd en de jongste met Jan Albrecht hertog van Mecklen burg. Na de Weimars komende afstammelingen van prinses Marianne der Nederlanden (zus ter van Koning Willem II), die met prins Albrecht van Pruizen (den jongsten broeder van keizer Wilhelm I) gehuwd is geweest. Die afstammelingen zijn prins Albrecht van Pruisen, de Regent van Rrunswijk) en zijn drie zoons, de afstammelingen vannuwylen prinses Charlotte, en prinses Alexandra kin- derlooze weduwe van hertog Willem van Mecklenburg-Schwerin. Vervolgens worden geroepen de afstam melingen van prins Frederik. De oudste van diens beide dochters (overleden in 1871) is met koning Karei XV van Zweden gehuwd geweest en haar eenige dochter is de gemalin van den kroonprins van Denemarken (8 kinderen). De jongste dochter van prins Frederik, prinses Marie von Wied, ae eenige nog levende prinses van Oranje Nassau behalve Koningin Wilhelrnina, heeft vijf kinderen. Ten slotte kunnen nog de mannelijke af stammelingen van koning Willem I worden geroepen. Hdbl. Mr. J. A. Gleichman, hersteld, nam Don derdag weder den Voorzittersstoeï in de Tweede Kamer in. De algemeene Nederl. vrouwenvereniging «Tesselschade" viert binnen enkele dagen haar 25-jarig bestaan. Op 8 April 1872 werd te Amsterdam, ten huize van mej. Anna Wolterbeek, een vergadering belegd en aldaar tot de oprichting besloten. Thans, 25 jaar later, mag het bestuur er I met dankbaarheid bijvoegen de vereeniging I breidde zich steeds'uit en wat haar werk- I kring èn wat haar omvang betreft; de welwillende steun der leden en vriendelijk beschikte legaten hebben haar in staat ge steld onvermogende beschaafde vrouwen op velerlei wijzen te helpen.' Door 83 personen uit alle oorden des lands mi'. S. J. Fockema Andreae te Leiden c.s. is een manifest verspreid, waarin «zij doordrongen van de wenschelijk- Toen zij het huis van den dokter bereikt hadden, lieten de kinderen den grijsaard op den stoep staan en begaven zich naar den hoek van de straat, vanwaar zij bespiedden, wat er nu gebeuren zou. Een bediende opende de deur op het schellen van Jack. Mijn hondzeide de blinde met een slem, die beefde van ontroering. Wat hebt gij er mede gedaan Een hond met wit haar, evenals ik mager, evenals ik, men kan zijn ribben tellen. Brr wat was het koud. De sneeuw en de scherpe, (Ruitende Noordenwind sloegen den knecht, die het oogenblik om met een ouden, blinden bedelaar, in de open lucht te staan praten, slecht gekozen vond, in het gelaat. Uw hond zeide hij. Gij raaskalt, mijn goede man, we hebben hier geen honden. Hij wilde do deur weder sluiten, maar Caleb, vlugger dun hij, plaatste zijn stok tusschen de deur en de stijlen. Mijn hondherhaalde hij luider, ik wil mijn hond hebben Op dit oogenblik kwam een deftig, in het zwart gekleed heer de trap af. Ken glimlach, getuigende van een gevoel van zelfgenoegzaam heid, lag op zijn gelaat; zijne rustelooze oogen vermeden iemand aan te zien. Wat is dat? vroeg hij bedaard, terwijl hij naar de deur kwam. Vraagt die man een aalmoes Ik houd niet van bedelaars Een hond, zegt geeen magere, witharige jachthond. Ja, dien heb ik gisteravond gehad, tegelijk met twee poedels. Een lastig heestHij was het geld niet waard, dat hij mij gekost heeft. Hij heeft niets gedaan dan huilen en ik heb hem den hals moeten afsnijden, alvorens ik er iets mee beginnen kon. Ik had veel liever nog een derden poedel gehad, die zijn veel geduldiger Wat zegt gij daar ellendigGeen onbeschoftheden, oude: ik ben physioloog, de wet beschermt mij en voor onze onderzoekingen hebben wij honden noodig. Ga heen, voegde hij er met een trotsche beweging bij. Wilt gij zijn lijk hebben O als het niets anders is. Geef het hem, Jozef, het ligt achter in den tuin. Eu de physioloog, lid vn een tiental geleerde genootschappen, door het geheele land beroemd I om zijne geleerdheid en menschlievendheid, ging I naar zijne studeerkamer om de uitkomsten van de proeven, die hij den vorigen avond op de twee poedels en den armen Jack genomen had, I op schrift te stellen. Caleb nam het verminkte lijk van zijn ouden vriend in zijne urmen en met roerende teederbeid i betastte hij metzijne bevende handen do verwijde I oogappels, den bloedenden hals en de uitstekende I ribben. I Mijn Godl zeide hij, terwijl hij onbewegelijk stonil voor de gesloten deur, ik dunk U, dat ik zakdoek diende, wikkelde hij toen dat overblijfsel daarin, dat voor hem meer waarde had dan een schat. De twee kinderen, die hem aan het einde van de straat stonden te bespieden, snelden naar hem toe en geleidden hem tot aan de deur zijner woning. Toen eenige uren later de buren verwonderd, dat zij hem niet hoorden en vreezende dat hij ziek was, zijne kamer binnenkwamen, vonden zij Caleb op den grond zitten, met het lijk van den armen Jack op zijne knieën. Toen begrepen zij de stomme smart van den grijsaard. De arme, oude blinde leeft nog altijd, alleen, geheel alleen. Zijne buren doen voor hem, wat zij kunnen, en zelden ontbreekt het hem aan een stuk brood en een kop thee. Wanneer het des avonds vijf uur slaat, staat hij op van zijn stoel, opent de deur van zijn zolderkamertje en luistert of hij op de trap niet het geluid hoort van vier kleine pootjes. Krankzinnigzal men zeggen, hij is krank- zinnig geworden! Helaaszijn de verstandigsten onder de menschen, niet juist dikwijls diegenen, welk men krankzinnig noemt? gecne oogen heb om het onwaardige werk uwer i schepselen te zien. Een lap uit zijn zak halende, die hem tot

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1