Maandag 31
Mei 1897.
No. 4666,
46e Jaargang.
Meestal een leugen.
VERGIFT.
Biimenlaiid.
PHOENIX BROUWERIJ
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Specialiteit in Exportbier naar deTropen.
Dit gave
Firma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzo7iderlijlcc
nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT56
Telephoon 19.
K ENNISGEVING.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gezien de aanschrijving van den Commissaris
der Koningin in de provincie Utrecht van den
30. April 1897, no. IN.M.S.(Provinciaalblad
no. 57);
Gelet op art. 139 der Wet van 19. Augustus
1861 (Staatsblad no. 172 betrekkelijk de Natio
nale militie;
Doen te weten, dat op het terrein der Infan-
terie-Kazerne alhier, door den kolonel, Militie
commissaris in de provincie Utrecht, zullen
worden onderzocht alle in deze gemeente ge
vestigde verlofgangers der militie te land, die
vóór den 1 April 1897 in het genot van on
bepaald verlof zijn gesteld, om het even of zij
in den loop van dit jaar al dan niet tot opkomst
onder de wapenen verplicht zijn (met uitzon
dering alleen van hen die in Juni a.s. in wer-
kelijken dienst moeten opkomen) of wel tot
vroegere lichtingen behooren en wegens latere
inlijving of om andere redenen niet met de
manschappen van de lichting waarvoor zij bij de
militie aienen, ontslagen zijn; en wel op Don
derdag, den 10 Juni 1897 de manschappen be-
hoorende tot de regimenten infanterie; Vrijdag,
den 11 Juni 1897 de manschappen van het re
giment Grenadiers en Jagers en het korps
Genietroepenen op Maandag, den 14 Jnni 1897
de manschappen behoorende tot de overige
korpsen, telkens des voormiddags te tien nren.
Burgemeester en Wethouders herinneren be
langhebbenden hunne verplichting om in uni
form gekleed en voorzien van de kleedingstukken,
hun bij het vertrek met verlof medegeven, van
hun zakboekje en verlofpas, op tijd en plaats
vermeld te verschijnen en maken hen tevens
opmerkzaam op het bij de wet bepaalde dat
het Crimineel wetboek en het Reglement van
krijgstucht op de verlofgangers van toepassing
zijn gedurende het onderzoek en in het alge
meen wanneer dezen in uniform gekleed zijn.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke
plaatsen aangeplakt te Amersfoort, den 29,
Mei 1897.
De Burgemeester.
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Daar was eens iemand, eeuwen geleden,
groot in aanzien en macht, in zijn ziel
overtuigd van de onschuld des mans
om wiens dood een groote menigte raasde
en tierde. En die aanzienlijke, die mach
tige verzon allerlei middelen om den
Feuilleton.
14).
Welnu, volhnrdtje dan nog in je weerspannig
heid?
Olaria sprak vol waardigheid
Mama, in myn aderen vloeit het bloed van
graaf Lucien de Persigny. Mag ik dien naam ver
ruilen tegen een, die misschien vóór honderdjaren
door een Engelschen marskramer gedragen werd
Het meisje verzamelde al haar moed om de gra
vin recht in de oogen te zien.
Welk een belachelijke veronderstellingriep
deze uit. De baronnen Crail waren en zijn niet van
geringer afkomst dan de graven De Persigny. Edward
bemint je en ik eisch, dat jy zyn cchtgenootc wor
den zult.
De gravin had op bitsen toon gesproken en deed
haar woorden vergezeld gaan van een gebiedende
beweging met het doel daarmee den trots van Olaria
gel\jk zij de weigering noemde geheel te
buigen.
De echtgenoote van den Engelschman kan en
zal ik nooit worden mama 1 zeide de jonge gravin
vastberaden. Hoe kunt u van mij eischcn, dat ik
mij voor mijn geheele leven zal ongelukkig maken
U kunt dat niet willen, want u is toch mijn moeder.
Zoo het verheugt my, dat je mij ten minste
als zoodanig erkent, zeide de gravin hoonend, dat
jo toestemt, dat ik je moeder ben. Ik had op zulk
een vriendelijkheid niet gerekend.
01 u legt al mijn woorden op een geheel andere
wjjze uit dan ik ze bedoel, antwoordde Olar.a, Wan
neer ik ook op dat „toch" een bijzonderon klem
toon heb gelegd, dan heb ik daarmee uiting willen
onschuldige te redden uit de handen van
zijn vijanden maar toen zjjn ambt, zijn
macht, zijn leven gevaar liep, toen gaf
hjj den ongelukkige prijs en betuigde op
zeer plechtige en indrukwekkende wijze,
dat hij er niets meer aan kon doen, dat
hij onschuldig was aan den dood van
dien door allen vervolgde.
Toch was die plechtige verklaring een
leugen. Dat zeide het geweten van dien
rechter zeiven en dat zegt ieder nog
altijd, hoeveel eeuwen er na dien tijd
ook vervlogen zijnwant die man had
er wel wat aan kunnen en moeten doen
die man had al zijn macht en al zijn
gezag in de schaal moeten leggen die
man had niet mogen wijken of wanke
len, al ware zijn leven er ook mee
gemoeid geweest. Maar die lafaard had
zijn leven, zijn ambt, zijn gemak te lief
en bij slot van rekening was zijn be
ginsel „verga desnoods de heele wereld,
worde desnoods verkracht alle recht en
waarheid, vermoord alle onschuld, als ik
maar blijf genieten en leven
„Ik wasch mijn handen in onschuld"
Dat woord van den welbekende, wordt
nog duizendmaal gesproken in onze maat
schappij, die vaak met minachting neer
ziet op den karakterloozen Romein uit
den ouden tijd.
„Ik wasch mijn handen in onschuld
ik kan er niets aan doenzoo spreken
vele ouders, wien ge bezweert bij het
heil hunner kinderen om dezen te doen
deelen in de geestelijke zegeningen, die
ook hun worden aangeboden, en wier
gemis al dadelijk zich wreekt en zich
openbaart in een volslagen verachting
van hetgeen een mensch het best kan
steunen in nood en dood, iu een volslagen
onverschilligheid omtrent alles, wat geen
geld of genot geeft.
Rekenkunst en kennis van talen, na
tuurkunde en allerlei andere wetenschap
pen, zpn zeer kostelijke dingen, en on
gelukkig de ouders, die uit vooroordeel,
onnadenkendheid of gierigheid hun kin
deren niet laten leeren, wat ze leeren
kunnen en weten moetendoch daar
komen soms oogenblikken in een men-
schenleven, waarin alle kennis en weten
schap niets baten, waarin het hart
schreeuwt naar iets, wat kennis noch
wetenschap geven kan.
Wil men zijnkinderen opwekken,
drijven desnoods, tot alles, wat voor hen
noodig is om in de maatschappij vooruit
te komen, maar niet opwekken tot het
gebruik maken van die gelegenheden,
waar indrukken ten goede, tot ontwik
keling van zedelijk en godsdienstig leven
gegeven wordenof doet men dat op
een zeer flauwe wijzeof verontschuldigt
men zich door te zeggenDat moeten
mijn kinderen maar voor zich zelveu
wetenze zijn er oud en wijs genoeg
voor" welnu, men neme de verant
woordelijkheid dan ook op zich, men
vrage zich zeiven dan maar af, of, wanneer
eens de kinderen machteloos zullen be
vonden worden in den moeilijken levens
strijd, of zonder hoop en troost in de
ure der bitterste smart, men dan óok
nog met een vrij geweten kan zeggen
„Ik heb er niets aan kunnen doenik
wasch mijn handen in onschuld."
Zoo spreken helaas! velen, die over
anderen hebben te gebieden en die hun
ondergeschikten, zonder dat ze er iets
van zeggen, aan allerlei kwaad - zich
schuldig zien maken. In niets mogen
die ondergeschikten te kort schieten in
hun verplichtingen tegenove die meer
deren elke onbescheidenheid, elk verzuim
wordt streng gestraft, maar overigens
„die andere dingen moeten ze voor zich
zeiven weten, daaraan kan ik niets doen,
ze zijn oud en wijs genoegheet 't dan.
„Ik wasch mijn handen in onschuld".
Die leugen weg uit ons leven! Wat
't ook koste, gedaan wat wij kunnen
door woord en door voorbeeld, door in
vloed en gezag, om het kwaad de wereld
uit te bannen, en vooral te doeu heer-
schenrecht en waarheid en liefde
Een wetsontwerp is ingediend tot wijzi
ging en aanvulling van het Burgerlijk Wet
boek betrekkelijk de vaderlijke macht en
regeling der voogdij. Nevens de ontzetting
is de regeling beproefd van ontheffing op
eigen verzoek. Het gezag van vereenigingen,
die verzorging van hulpbehoevende minder
jarigen beoogen, wordt op vaster grondsla
gen geregeld en scherper onderscheiding
wordt gemaakt tusscben ouderlijke macht en
voogdij. Hierbij zijn de volgende regels ge
voegd lo. ouderlijk gezag en voogdij over
denzelfden persoon is niet mogelijk2o.
ouderlijk gezag bestaat zoolang bet huwelijk
bestaat, tenzij beide ouders zijn ontheven of
ontzet. In dat geval en in alle gevallen waar
geen huwelijk is, staat het kind onder voogdij.
Gelijkstelling der beide echtgenooten wordt
ingevoerd bij de toestemming tot het aan
gaan van een huwelijk, bij de regeling van
het bewind der goederen van den minder
jarige en het vruchtgenot, na ontbinding des
huwelijks door echtscheiding of na scheiding
van tafel en bed, bij de verplichting orn bij
tweede huwelijk bevestiging in de voogdij
te vragen van den rechter. Gehandhaafd
wordt echter het beginsel van art. 355, dat
in den regel de vader alleen het ouderlijk
gezag uitoelent. Voor het sluiten van een
geven aan een gevoel, dat sedert lang in mijn borst
sluimert.
r Een gevoel van baat, jegens mij
Mama
De jonge gravin staarde de vrouw, die deze
vreeaelijke woorden bad uitgesproken, met wijdge
opende oogen aan en was doodsbleek geworden.
Nu, nu, ging de gravin met een spottenden
glimlach voort, het zou mij volstrekt niet verwon
deren wanneer ik van je vernemen moest, dat je
rajj haatte; jo bespiedende handelwijze jegens mij
zou mij gemakkelijk zooiets kunnen doen gelooven.
Olaria huiverde.
Neen, mama, zeide zij, terwijl zij met moeite
haar innerlijke ontroering bestreed, ik kan u niet
haten, maar thans is het oogen blik gekomen waarin
ik u moet bekennen, dat ik zekere vrees voor u
gevoel, die my er van terughoudt u zoo innig lief
te hebben als een dochter haar moeder moet
liefhebben.
Zoo, je vreest mij dus? zeide de gravin en met
wreeden spot voegde zij er bjjen alleen uit vrees
weiger je mijn wensch te gehoorzamen? Dat is zeer
eigenaardig.
Ach mama, wanneer u mij in mijn leven slechts
éen enkele maal met liefde hadt aangezien, wanneer
u zachte, moederlijk klinkende woorden tot mij
hadt gesproken, wanneer u mij eens aan het hart
gedrukt en gekust hadt, dan zou ik u met geheel
mijn hart aangehangen hebben, dan had ik uboven
alles ter wereld lief gehad maar u hadt voor mij
slechts koele blikken en dien afgemeten toon, die
mij het blood in de aderen deed verstijven.
De gravin was aangedaan, zy wondde zich van
Olaria af en mompelde zacht voor zich
Zij kan het niet helpen, dat ik haar niet lief
heb, omdat ik haar vader nooit heb lief gehad.
In de volgende seconde was het gelaat der trotsche
vrouw weder met dezelfde stroeve uitdrukking op
de bevende Olaria gericht.
Je c ntl cezcmingen treffen mij niet. zeide zij
wanneer ik je niet liefkoosde zooals andere moeders
dat met hun kinderen doen, dan was dat niet met een
kwade bedoeling maar alleen omdat hot niet in
mijn aard ligt.
Olaria zuchtte. Zij had van den buitengewonen
aard barer moeder reeds genoeg te lijden gehad.
Laten wij dit gesprek maar staken, het leidt
toch tot niets. Ik laat jo een dag bedenktijd, dan
wensch ik je toestemming te vernemen in je hu
welijk met den neef van lord Hallingfirst.
Nooit!
De gravin lette evenwel niet op dit besliste ant
woord van Olaria, want zij had reeds den salon
verlaten.
Olana was alleen met haar onbeschrijfelijke smart.
mijn God, wat moet ik doen steunde zy
mijn geheim kan ik haar niet toevertrouwen, zy
zou onverbiddelijk zijn.
Troosteloos staarde zy voor zich uit; zij was zoo
rijk, maar toch zoo ongelukkig.
De valsche lord Hallingfirst had met den evenmin
echten barronet Crail het huis Persigny verlaten.
Terwijl zij de trap afgingen, hadden de beide
schelmen geen woord tot elkaar gesproken. Eers
toen zij in het rijtuig zaten, vroeg Pettycoat
Hoe staat de zaak
Uitmuntend, loog Crail.
Heb je gravin Olaria je liefdesverklaring ge
daan
Ja.
En wat heeft zy geantwoord
Met bewonderenswaardige kalmte antwoordde
Crail
Dat zy mijn aanzoek niet zou afwijzen, wanneer
ik de toestemming van mevrouw de gravin De Per
signy verkregen had.
Pettycoat wierp een zydelingschcn blik op Crail.
Diens gelaat was doodsbleek en zyn oogen staar
den wezenloos voor zich uit; hy geleok al zeer
-weinig op een gelukkig verloofde.
Dat is zeer goed, zeide Pettycoat, terwijl hy
behaaglijk zyn sigaar zat tc rooken.
Eon scherp opmerker zou evenwel don wreeden
glimlach van den onheilspellcndcn „langen Bob"
zich niet hebben laten ontgaan. Crail merkte het
evonwel niet op, want by vermeed, zyn metgezel
in het gelnat to zien. Ten slotte maakte Crail een
snelle hand («weging naar het portierraampje.
Wat wil je doen vroeg Bob.
Den koetsier waarschuwen; ik wil hier uit
stappen.
Nu al wij zijn toch nog niet aan ie woning.
Dat weet ik wel, maar een eindje loopen zal
my goed doen.
Meen je? Goed. Dan zullen wij uitstappen.
Wy?
Zeker, ik ga met je mee, beste Edward.
Zij stapten uit het rijtuigen betaalde den koetsier.
Langzaam wandelden do beide boeven over het
trottoir. 8tyf en statig liepen zij naast elkaar voort.
Pettycoat geleek een somberen demon, die zijn
slachtoffer tot geen prys uit zijn klauwen wil laten
ontsnappen Crail liep als werktuigelijkeen konnis
groete hem. maar hij merkte het niet op. Aan zyn
huis gekomen, wilde hij voorby gaan, maar Bob hield
hem aan den arm terug.
Wij zyn er al, zeide hij.
O ja.
Je bent door je overmaat vort geluk geheel
bedwelmdnu dat kan ik mij wel begrypen.
Het is wel mogelijk, zeide Crail met schok
kende stem, ik ben overgelukkig. Je hebt gelijk.
Met bovcnmenschelyke inspanning slaagde
Crail er in te glimlachen.
Ik wensch je geluk, Edward en ik benyd je
tevens, zeide Bob, terwijl hij de hand van Crail
drukte.