Maandag 20 December 1897. PHOENIX-BROÜWERIJ. Specialiteit in Exportbier naar de Tropen. No. 4729. 47e Jaargang. VERGIFT. H. MEURSING Co. AMERSFOORT. Uitgave A. H. VAN CLEEPP te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en-Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1—franco per ^l°S T vei*en^n '1 6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 10 cent. ij Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KORTEOEACHT6fl Telephoon 19. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER en WETHOUDEBS van AMERSFOORT brengen ter kenni9 van de belanghebbenden, dat bij Koninklijk besluit van den 26. November 1897, no. 42, is goedgekeurd, dat door de gemeente Amersfoort aan vuur-, haveni en tongeld voor het bevaren van de rivier „de Eem" gedurende het jaar 1898 geheven wordt 50% van het bedrag bepaald bij hut tarief goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 1. Mei 1880, no. 3. Amersfoort, 17 December 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELI'ENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUR. Amersfoort. Geschiedkundige bij zonderheden door XV. F. N. van Rootselaar, le Bundel Amers foort jos. P. II. Hamers, 1897. gr. 162 pp, Prijs f 2. De zeer geleerde Gemeente-archivaris, de schrijver o.a. van de »Atnersfortiana" in dit blad, heelt thans een bundel bijdragen tot de geschiedenis van Amersfoort liet licht doen zien, die zeer zeker een ruimer ont haal verdiend heelt dan hem althans blijkens de achter het boekje gevoegde lijst der inteekeriaren tot dusver is ten deel gevallen. Want zeer zeker verdienen deze opstellen een breeden kring van lozers. Weinig is zóo aantrekkelijk als grootere of kleinere opstellen over de stad zijner ge boorte of zijner tegenwoordige of vroegere inwoning; velen, die ais 't ware een afschuw hebben van oude folianten, stapels papier en kostbare charters, welke zij samenvatten onder het begrip «stofnesten", lezen tóch gaarne dergelijke studiën en zeer zeker zal de be loofde 2de bundel rnits met een weinig meer zorg bewerkt een veel grooter aantal koopers vinden. Met meer zorg bewerkt want deze bundel draagt alle sporen van met te groote haast te zijn persklaar gemaakt, terwijl het «imprimatur" te spoedig werd gegeven. Immers telkens valt de schrijver in bijna woordelijke herhalingen (bijv. hetgeen èn op bl. 0 èn op bl. 80 wordt gezegd omtrent de Unitarissen en de Foederalistende officieuse berichten omtrent bezoeken van Napoleon Feuilleton. Adrian zag De Beaucourt verwonderd aan. Deze had zóo dof en met zulk een somber ge laat gesproken, als betroffen die woorden hem zelf en als ware ook hij in het bezit van een ge heim, dat hij uit vrees bewaarde. Misschien zal die man toch wel tot spreken te bewegen zijn, hernam Adrian. Het is in elk geval goed dat wij hem opsporen. Nu goed, zeide De Beaucourt, die zich ge weld aandeed om zijn sombere stemming te ver drijven, dan zal ik mijn best doen hem te vin den. In het huis van baron Von Erlbach was het stil en eenzaam. In de vestibule zaten een kamenier en een be diende. Zij schertsen niet met elkaar, wat an ders onder dienstboden in een voornaam huis zeer gebruikelijk is, maar zetten treurige ge zichten. Ik zeg mijn dienst op, zeide de kamenier, het is mij, ronduit gezegd, in dit huis te een tonig. Nooit heeft men eens een gezelschapsa vondje, waar toch altijd wel een paar fooien al- vallen. De drommel mag weten wat die voor een echtpaar is, deed de bediende zich hooren. Zij kijkt naar links en hij naar rechts en zelfs geen glimlachje hebben zij voor elkaar over. liet is hier in huis zoo stil als op een kerkhof. Het lijkt wel of er een vloek op ligt, zeide de kamenier. De bediende huiverde en zeide zacht tegen het meisje aan Rotterdam en aan Utrecht èn op bl. 21 èn op bl. 35). Obreen's «Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis" is, uit den nieuweren tijd, wel bet eerste werk in ons land, dat zijn mededeelingen staafde door de bronnen te vermelden in noten onderaan elke pagina »Oud-Holland" deed desgelijks en sedert is het onder de historici gewoonte geworden om, als ze citaten bezigen of naar bron nen verwijzen, dit te doen onderaan de zelfde pagina waarop de eene of andere zaak be sproken wordt. Met deze, voor den minder oppervlakkigen lezer, hoogst gemakkelijke gewoonte beeft de heer Van Rootselaar gebrokenbet staat hem vrij, telkens «Bijlagen" te geven, doch hij hoede zich dan er voor, dat in die bij lagen niet woordelijk en letterlijk bet zelfde sta, wat reeds in het opstel zelf voorkomt (zóo bl. 21 en 35 en bl. 36 en 39). Anderzijds is liet ietwat vreemd, dat de heer Van Rootselaar nu en dan zulke bijna naieve opmerkingen maakt. Van (le obligate aanspraak, bij de Mei feesten van 1798 door den President van het intermediair-gemeentebestuur gehouden, heet het (bl. 8) «van dat stuk is geen spoor in het Archief te vinden." Et pour cause. Het meest ligt voor de band, dat die fraaie preek door den President is meegenomen naar huis, waar bij ze in studeerde en ze liet te loor gaan. Doch ze ware wel mee te deelen geweest, want de beruchte Pieter 't Hoen, toen nog Secretaris van bet intermediair administratief bestuur van het voormalig gewest Utrecht, beeft stellig de noodige afschriften nagelaten, die misschien wel zijn meegedeeld door Sautijn kluit in «Nijholfs bijdragen". Ook zou het niet zoo heel erg te verwonderen zijn als èn de toespraak èn een verslag van de feest viering zelve «welke niet gevonden" werd (bl 9) voorkwamen in de «Historische Jaar boeken". Dit zijn intussschen kleinigheden, die wel moeten geweten worden aan overigens schier onverklaarbare overhaasting. Erger zijn de overpeinzingen welke desa- mensteller van dezen bundel hield, alsopbl. 15 over de spoorwegen en bet talrijke gar nizoen van dezen tijd; over de veilheid dei- Pers, op bl 23. Het eerste is onhoffelijk, bet tweede unfair en do schrijver houde betten goede als omtrent laatstbedoelden uit val(>>Maar het heeft zijn eigenaardig belang, na te gaan, hoe er reeds in die dagen met de Koningin der aarde, de Pers, geknoeid werd, om bet pu bliek te bewerken" enz.) wordt opgemerkt dat toen «1. i. in 1811 de weinige cou ranten waren onderworpen aan censuur en j dat zij van ollicieele zijde werden ingelicht omtrent alles wat den Keizer of den Staat aanging. Dit schijnt hem geheel ontgaan. Waartoe de oude geschiedenis van David van Bourgondië nog eens opgehaaldDe meeningen over dezen zijn nu toch al wel gevestigd en indien dit nóg niet het geval ware, maakt men zich daarvan niet af met een 5-regelig nootje. Het tijd van het «mihi constat" beeft im mers reeds lang uit in zaken van historie. Van te groote overijling getuigt ook de overigens zeer lezenswaardige studie over den Stadsdoelen zoo heet een der kasteleins nu eens Aert Fransz dan weder Aert Jansz, nu eens Gerard Wiecker, dan weder Wicker. En zou ook werkelijk in 1593 het terrein van den Doelen gebezigd zijn door delaken- fabrikanten Of zijn de «raempten" de houten boogen welke op iedere afbeelding van een Doelen voorkomen en die nog op menige baan in Braband en Limburg in gebruik zijn en welke dienen om onge lukken te voorkomen Zouden inderdaad de Melaatschen in 1641 gehuisvest zijn in den Doelen'? Een zelfs niet zeer omslachtig onderzoek in bet archief van De Poth zou wellicht totgansch andere resultaten hebben geleid. 't Kan toch niet in ernst gezegd zijn (bl. 67) dat de Doelen te Amersfoort «zonder twijfel een der fraaiste en schoonste loge menten van de Zeven provinciën" is geweest; «in de provincie Utrecht" zou er misschien nog mee door kunnen. Ook in deze studie een beschouwing, nu over werkverschaffing, met een Sielenhieb aan bat adres van arm verzorgers, niet be- boorende lot de «Overigheid" en niet be kleed met het «summum jus" waarvan de alliteratie «summa injuria" vrij bekend is. Men denke nu niet aan vitterij. Het 'bespreken van een bundel als deze, van een man die reeds zóo zijn sporer ver diend heeft, oischt iets anders dan 9 ge wichtige vermelding dat de druk best en het papier goed, bet formaat met zorg ge kozen en de lettertype met beleid aangewend werd, gelijk bier werkelijk het geval is. Een bundel als deze blijft en zal nog menigmaal aangehaald worden jammer daarom, dat de naam zoo bijna geheel eens luidend is met 's schrijvers standaardwerk «Amei-sfoort 7771580" en daarom mag niet alleen, maar moet zelfs gewezen worden op de tekortkomingen. De nieuwe bundel, met meer kalmte voorbereid en herlezen, kan er le beter door worden. Zoo heel weinigen zijn als de heer Van Rootselaar in een zóo benijdenswaardigeger legenheid om dergelijke studiën te maken hij beeft daartoe niet alleen volop tijd, doch als Gemeente-archivaris de bronnen slechts voor 't grypen en kan, als man van weten- Lisette, je hebt daar een woord uitgespro ken, dat mij als een bliksemstraal door het hoofd schoot. Een vloek; ja, het kan niet andera zijn. Beiden zwegen verschrikt toen de electrische schel klonk. De barones belt. zeide de bediende. Ga eens hooren wat zij wil. OI ik ben bang, nu naar boven te gaan, fluisterde zij angstig. Zij heeft de gewoonte, iemand met haar groote, strake oogen zoo doordrin gend aan te zien. Wanneer zij dat nn weer deed, dan zou zij dadelijk aan mij merken, dat wij over een vloek, die op het huis rust, gesproken hebben. Toe, Anton, ga jij. Mij goed, maar zij zal zich er over ver wonderen. De bediende kwan een paar minuten later in de vestibule terug, waar Lisette in spanning op hem wachtte. Zij heeft bevolen, dat je zoolang op moet blijven tot mijnheer thuis komt en dat je het haar dan terstond moet mededeelen, zeide Anton. Lisette sloeg de beide handen voor het net ge friseerde kroeskopje. Dat beteekeut, dat er onweer aan de lucht Voor mijn part kan het onweeren, zoo hard het wil, hernam Anton, ik zal er toch niet bij zijn. Als mijnheer thuis komt, moet jij het aan mevrouw gaan zeggen. Lisette zuchte; het haar gegeven bevel was haar zeer onwelkom, maar zij moest er zich wel in schikken. Uren verliepen en de bedienden wachtten te vergeefs. Uren verliepen en in haar rijk ge stoffeerd maar eenzaam boudoir zat de door baar gemaal zoozeer veronachtzaamde barones. Zij was gekleed in een donkere huisjapon en I had hethaarzorgvuldig doorLïsette laten opmaken. I Haar wangen waren hoogrood gekleurd van op I gowondenheid. Zij was schoon, maar er was niet voornaams in haar uiterlijkmen zou haar voor een modiste gehouden worden. Zij zat in een fauteuil bij den schroorsteen, waar een gas haard brandde; naast haar stond een rookta feltje en zij rookte de eene sigaret voor, de an dere na. De pendule sloeg juist half twee. Daar werd de deur geopêhd en met slape rig gezicht kwam Lisette binnen en fluisterde bedeesd Mijnheer de baron. De barones sprong op. Waar is hij In zijn kamer. Goed, je kunt gaan slapen. De kamenier verwijderde zich zoo snel, alsof zij vluchtte. Anton zat nog in de vestibule en keek haar vragend aan. Hu fluisterde zij, zij zette een gezicht alsot zij me met haar oogen wilde doorborenwanneer zij zóo op den baron afgaat, dan is hij ook voor zijn pleizier uit. Ik ga naar bed, bromde Anton. Ik ook. Erlbach kwam van Benedicts. Zijn gelaat was nog verhit door den wijn, dien hij aan het souper met de tooneelspeelster had gedronken en in zijn oogen fonkelde nog de vruegde, die het samenzijn met Benedicts hem had ge schonken. Hij wilde zich juist naar zijn slaap kamer begeven, toen hij in den kleinen salon, waar hij door moest, de barones ontmoette. Ben je nog wakker? vroeg hij norsch. Ik was er wel toe genoodzaakt, zoolang te wachten tot je thuiskwam, antwoordde de barones koel. Wie noodzaakte je daar dan too vroeg de baron weer, op gedwongen onverschilligen toon. De barones zag om zich heen, en toen zij er zich van overtuigd had, dat de deuren goed ge sloten waren, plaatste zij zich recht tegenover haar echtgenoot, hield hem haar gebalde vuist voor het gelaat en beet hem toe Schurk I De baron bleef bedaard. Dat staat je vrij, spotte hij, waar zou je ook goede mannieren hebben geleerd? Nu maak je een toespelling op mijn af komst, zeide de baronnes toornig, maar vroeger, toen je mij nog liefhad, noemde je mij een frisch kind uit het volk en je hebt er geen be zwaar in gezien, de echte Thans hief de baron dreigend zijn hand op. Geen woord meerbeval hij. Oho, je kunt mij niet beletten te spreken en je daardoor te vernietigen, eerloozeschreeuwde de barones, die blaakte van woede en wraak zucht. Hedwigl dreigde de baron en hij zag haar aan als wilde hij haar met zijn blik doorboren. Laat toch die leugen achterwege en noem mij Adèle, voegde de vertoornde vrouw hem toe. Het bedrog zal bovendien toch spoedig ge noeg aan het licht komen. Vrouw, terg mij niet tot het uiterste I riep Erlbach. Wat heb ik dan nog te vreezen I vroeg de barones. Je bemint mij niet meer. Je maakt het hof aan een tooneelspeelster en om haar laat je je in de club in bet gezicht slaan. Wan neer dat een man uit het volk overkomt, dan weet hij wat hem te doen staat. Een man uit het volk vergeet zich echter niet zóo ver, dat hij zijn vrouw aan het openbare medelijden blootstelt. Je bent mijn vrouw, anders De barones haalde de schouders op. Als men 't zoo noemen wil, zeide zij hoo- nend. Maar wij beminnen elkaar niet meer, ging de baron voort, en daarom zal het beter zijn llij voltooide zijn zin niet; de blik dien de barones hem toewierp, was te vreeselijk. {WorcU vervolgd). I

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1