Donderdag 30
December 1897.
No. 4732.
47e Jaargang.
VERGIFT.
Binnenland.
Ditgave
firma A. H. VAN CLEEFP
te Amersfoort.
Dost M i-1Jn\A anda~~ en Donderda!Javond. Abonnement per 3 maanden f 1.—franco per
nlaatJ t i vertent'ënt regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
«wwmm^O cenfa'8*' °^'C'e8'e~ en onte>geningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
Rij adveitentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KOETEGRACHTS6
Telephoon 19.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER en WETHOU
DERS van AMERSFOORT,
Gezien de wetten van den 19. Augus
tus 1861 (Staatsblad No. 72), van den 1.
Mei 1863 (Staatsblad No. 44), en van
den 4. April 1892 (Staatsblad No. 56),
betrekkelijk de Nationale militie, bene
vens het Koninklijk besluit van den 17.
December 1861 (Staatsblad No. 427) en
de wet van 22 Juni 1893 (Staatsblad
No. 91)
Doen te weten, dat op MAANDAG den
17den, en DINSDAG den 18den JANU
ARI 1898, telkens van 's voormiddags 10
tot 1 uur des namiddags, ten Raadhuize
der gemeente de inschrijving voor de
Nationale militie zal plaat.? hebben van
jongelingen, die in den loop van bet jaar
1879 geboren en alzoo in 1898 aan de
loting onderworpen zijn.
Eu brengen hierbij de navolgende wets
artikelen in berinnering:
Art. 15. „Jaarlijks worden voor de
„militie ingeschreven alle mannelijke in
gezetenen, die op den 1. Januari van liet
„jaar hun negentiende jaar waren inge
treden."
„Voor ingezeten wordt gehouden
„1. hij wiens vader, of, is deze overleden,
„wiens moeder, of, zijn beiden overleden,
„wiens voogd ingezeten is volgens de wet
„van den 28. Juli 1850 (Staatsblad No.
„44)2. hij, die geen ouders of voogd
„hebbende gedurende de laatste, aan het
„in de eerste zinsnede van dit artikel
„vermeld tijdstip voorafgaande, achttien
„maanden in Nederland verblijf hield;
„3. hij, van wiens ouders de laügstle-
„vende ingezeten was, al is zijn voogd
igeen ingezeten, Vnits hij binnen het Rijk
„verblijf houde."
„Voor ingezeten wordt niet gehou
den de vreemdeling behoorende tot eenen
„Staat, waar de Nederlander niet aan
„den verplichten krijgsdienst is ouder-
„worpen, of waar teu aanzien van de
„dienstplichtigheid het beginsel van we-
„derkeerigheid is aangenomen."
Feuilleton.
71).
Papa ging echter met holklinkende stem voort:
En wanneer je je gebed gedaan hebt, hef
dan de beide voorste vingers van je rechterhand
omhoog tot het afleggen van een plechtigen eed
en beloof mij tot den dag, dien ik bepalen zal,
het geheim te zullen bewaren, dat ik je thans
toevertrouw.
Ik zwoer.
Olaria boog het hoofd en verzonk in diep ge
peins.
Eerst na geruimen tijd waagde Beaucourt te
vragen
En wat deelde de graaf u mede
Olaria hief het hoofd op.
Mijn eed legt mij daarover het stilzwijgen
op, zeide zy, maar het is mij nu «elf nog eon
raadsel. Aan het slot van zijn onthullingen,
zeide vader tegen mij
Je moeder heeft je niet hefneem je in
acht voor haar.
Daarna legde hij zegenend de handen op myn
hoofd.
Beaucourt steunde
Heeft de graat dat tegen u gezegd
Waarom doet u dat zoozeer ontstellen was
de weervraag van Olaria. U weet toch sedert
lane, dat zij mij haat.
Ja, dut is waar, maar het heelt mij pynlyk
Art. 16. ,De inschrijving geschiedt:
„i. van een ongehuwde in de gemeente
„waar de vader, of is deze overleden, de
„moeder, of, zijn heiden overleden, de
„voogd woont2. van een gehuwde en
„van een weduwnaar, in de gemeente
„waar hij woont3. van hem die geen
„vader, moeder of voogd heeft of door
„dezen is achtergelaten, of wiens voogd
„buiten 's lands gevestigd is, in de ge
beente waar hij woont4. van een
„buiten 's lands wonenden zooq van een
„Nederlander, die ter zake van 's lands
„dienst in een vreemd land woont, in de
„gemeente waar zijn vader of voogd het
„laatst in Nederland gewoond heeft."
„Art. 17. „Voor de militie wordt niet
„ingeschreven: 1. de iu een vreerad Rijk
„achtergebleven zoon van een ingezeten,
„die geen Nederlander is2. de in een
„vreemd Rijk verblijf houdende zoon van
„een vreemdeling, al is zijn voogd inge
beten 3. de zoon van een Nederlander,
„die ter zake van 's lands dienst in 'sRijks
„overzeesche bezittingen of koloniën
„woont."
Art. 18. „Elk die volgens art. 15 be-
„hoort te worden ingeschreven, is ver
plicht zich daartoe bij Burgemeester en
„Wethouders aautegeven tusschen den
„lsten en den 31sten Januari.
„Bij ongesteldheid, afwezigheid of ont
stentenis is zijn vader, of, is deze over-
leden, zijn moeder, of zijn beiden over-
„leden, zijn voogd tot het doen van die
„aangifte verplicht."
Art. 20. „Hij, die eerst na het intre-
„deu van zijn 18de jaar, doch vóór het
„volbrengen van zijn 20ste iugezeten
„wordt, is verplicht, zich, zoodra dit
„plaats heeft, ter inschrijving aantegeven
„bij Burgemeester en Wethouders der
„gemecute waar de inschrijving volgens
„art. 16 moet geschieden."
Verzuim van aangifte ter inschrijving
wordt gestraft met eene boete van ten
hoogste 100 of subsidiaire hechtenis van
ten hoogste tien maanden.
Bij aaugifte van hen, die elders ge-
boreu zijn, wordt de overlegging van een
geboorte-acte gevorderd, tot wier koste-
looze verkrijging men zich ter Secretarie
aangedaan, dat een stervende zooiets tegen zyn
dochter zeide.
Het was de waarheid.
En welk geheim heeft de graaf u opge
dragen, tot op een bepaalden dag te bewaren?
Olaria zag hem eenigszins wrevelig aan.
Nogmaals, ridder, ik heb gezworen, sprak
zij ongeduldig, vraag het mij dus niet.
Beaucourt boog. Na een korte pauze zeide hij
En zult ge nooit den mond daarover openen
Eerst dan wanneer de dag is aangebroken,
waarnaar ik met zulk een smachtend verlangen
uitzie, want die dag zal mij bevrijden uit de
gevangenschap in het huis mijner moeder.
De Beaucourt verwijderde zich. Hij was buiten
zichzelven van angst en mompelde
Er is iets ijzingwekkends in het gelaat van
deze jonge vrouw, en de gravin heeft geen onge
lijk. dat zij haar dochter vreest. Ook ik begin
Olaria te duchten. Wanneer dc gravin en mij
een gevaar dreigt, dan komt het van Olaria.
In sombere, gedrukte stemming bracht de
oude heer het overige gedeelte van den dag
door. Bijna te laat dacht hij er aan, dat hij
zich naar barones Von Erlbach moest begeven
om het antwoord op zijn brief te vernemen.
Geslingerd tusschen "hoop en vrees ging hij op
weg. Toen hij voor het nuis van Von Erlbach
kwam, bleef hij even staan.
Na .voldoende kalmte verzameld te hebben,
trad hij binnen en vroeg naar de barones.
De portier belde en een bediende kwam te
voorschijn.
Mevrouw de barones kent mij met, zeide
de ridder, maar toch zal zij u wel een order
omtrent mij gegeven hebben of zij mij al dan
niet wenscht te ontvangen.
Anton antwoordde met een beleefde buiging:
dezer gemeente kan vervoegen eenige
dagen voor de aangifte.
Amersfoort, den 27. December 1897,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Bur meester,
F. D. SCHIMM:.iiPEN NINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELT US.
H. M. Koningin Wilhelrnina wordt in 1898,
bij Hare meerderjarigheid, van rechtswege
Grootmeesteres der Militaire Wilemsorde,
der orde van den Nederlanscben Leeuw en
der Orde van Oranje-Nassau.
Bij vroegere gelegenheden werd H. M.
begiftigd met den graad van Grootkruis-
dame der orde van den Leeuw en de Zon
van Perziëder orde van Santa Isabel van
Portugalder orde van Maka-Chakri van
Siamder orde ven Koningin Marie Louise
van Spanje en der orde van Chefakat van
Turkije.
H. M. de Koningin-Regentes ontving vroe
ger de orden van Grootkruis-dame van het
Legioen van Eer van Frankrijk, van Perzië,
Portugal, Siam, Spanje en Turkije bovenge
noemd, benevens de orden van Koningin
Louise van Pruisen en vau Catbarina van
Rusland.
In de vacature, ontstaan door het over
lijden van den heer A. C Wertheirn, hebben
Provinciale Staten van Noord-Holland ge
kozen tot lid van de Eei-ste Kamer der
Staten-Generaal jhr. mr. J. W. H. Rutgers
van Rozenburg, oud-lid der Tweede Kamer,
met 33 van de 64 stemmen.
De Minister van Ooi-log, Minister van
Marine ad interim, verwittigt belanghebben
den, dat door bemin den regel eiken Vrijdag,
te beginnen met Vrijdag 7 januari 1898, des
voormiddags te 11 uren, aan het Departe
ment van Marine zullen worden ontvangen
degenen, die hem over zaken, gezegd Depar
tement betreffende, wensehen te spreken.
Bij Kon. besluit zijn benoemd
a. bij het personeel der militaire adminis
tratie tot generaal-majoor, de kolonel E. van
Gendt, hoofd-intendant
b. bij de infanterie, tot generaal majoor,
commandant der le divisie de kolonel jhr.
II. Laman Triptot idem commandant der
2e divisie de kolonel G. L. Langguth tot
idem, commandant dei 3e divisie de kolonel
W. G. F. Snijd ers;
tot commandant van het regiment grena
diers en jagers de kolonel J. L. de Bock;
tot commandant van het le regiment infan
terie de luitenant-kolonel E. D. H. Mac Leod
tot commandant van het 4e regiment infan
terie de luitenant-kolonel W. B. J. Duycker
tot commandant van het 7e regiment infan
terie de luitenant-kolonel P. R. Goudschaal.
Volgens de Haagsche bladen heeft het wets
ontwerp op de ouderlijke macht en de voogdij
het Departement van Justitie verlaten.
Omtrent de van Lombok afkomstige kost
baarheden kan nog worden medegedeeld,
dat zij, naar het oordeel van deskundigen,
bijna zonder onderscheid hooge kunstwaarde
hebben Vervreemding daarvan ligt dan ook
geenszins in het voornemen der Regeering.
Zooals men weet, zullen echter worden ver
kocht die voorwerpen, welke, zooals de on
gemonteerde steenen, geen kunstwaarde
hebben. Dan zal tevens worden verkocht
de Bandjermasinsche diamant, die op een
aanzienlijke waarde is geschat en sedert vele
jaren in bewaring is bij de Nederlandsche
Bank.
De Reichsanzeiger, het officieele blad der
Duitsche regeering, bevat de volgende waar
schuwing
Van Nederland uit tracht een nieuwe
bankinstelling, »Fondsen-Bank" genaamd, het
Duitsche publiek door zwendel in lotenhandel
te benadeelen. Ook deze bank is het, evenals
de reeds in den Reichsanzeiger vermelde
»Hollandsche Credietbank", hoofdzakelijk te
doen om vorming van zoogenaamde Serie-
loten-vereenigingen, welker deelnemers, na
storting van belangrijke bedragen, die de
kosten van aankoop der loten verre te boven
gaan, bijna nooit een winst ontvangen. Daarom
kan slechts er tegen worden gewaarschuwd
op de aanbiedingen der «Fondsen Bank" In
te gaan. Ook wordt herinnerd, dat personen
ilie aandeelbfcwijzen van serieloten iu Duitsch-
land te koop bieden of deelnemers voor
serieloten-vereenigiugen werven, strafbaar
zijn krachtens de Rijkswet op de bedrijven
en de Rijkswet op de alfa ires op afbetaling.
Men loope er nu ook bier te lande niet in.
Mevrouw de barones verwacht u, mijnheer,
Hij geleidde den ridder, wiens voornaam
uiterlijk indruk op hem mankte, naar den saj^m.
waar de barrones weldra verscheen.
De ridder stond op, boog diep voor haar en
begon:
Sta mij toe, mevrouw de barones voorloo-
pig nog mijn incognito te bewaren, doch u kunt
verzekerd zijn, dat ik zaken van het hoogste
belang met u te bespreken heb.
De' barones zag den grijzen, deftig gekleeden
heer onderzoekend aan en meende aanstonds,
dat zij vertrouwen in hem kon stellen.
Met van aandoening trillende stem zeide zij
Mynheer, u hebt in uw schrijven een be
lofte gedaan, die mij er toe heeft doen besluiten,
met een onbekende in connexie te treden. j
En dat zal u niet berouwen, mevrouw de
barones.
U is dus in staat, de schandelijke betrek
king van mijn echtgenoot tot die tooneelspeel-
ster te verbreken9
Daartoe ben ik in staat, mevrouw, doch
alleen wanneer u mij uw volle vertrouwen
schenkt.
De jonge vrouw zag den ridder strak aan.
In welk opzicht moet ik u mijn vertrou
wen schenken, mijnheer, vroeg zij. De beteekenis
van dat woord is uiterst rekbaar.
Dat is zoo, mevrouw, maar buitengewone
omstandigheden dwingen mij uw volle vertrou
wen te vorderen. Voor alles komt bet eropaan,
het duel te verhinderen.
Ja, wanneer dat verhinderd kan worden 1
riep zij uit.
Dat kan, hernam Beaucourt, doch alleen
met uw hulp.
Met mijn hulp? vroeg de barones verwon
derd. Ik heb daartoe niet genoeg invloed op
mijn echtgenoot.
Mogelijk kunt u mij iemand aanwijzen die
meer invloed op den baron heeft.
Ik zou niet weten wie.
Denk eens goed na, mevrouw, zou niet
Peter Kiirncr
De barones sprong met een kreet van ver
bazing op.
Kent u Peter? viel zij Beaucourt in de
re^Je. Weet u wat Guido met dien man uitstaande
heeft gehad?
De ridder knikte toestemmend en zeide met
nadruk
Peter was de kamerdienaar van den baron
en kende al zijn geheimen.
De barones begreep maar ai te goed wat haar
bezoeker daarmee zeggen wilde. Zij drooge met
haar zakdoek het klamme zweet af, dat haar op
het voorhoofd parelde en vroeg
Wilt u dien man opzoeken, mijnheer?
Ja.
De barones overlegde tamelijk lang met zich
zelf.
De ridder ging voort:
Ik weet, dat Peter nog bestaat, maar ik
weet niet waar hij te vinden ie. Mevrouw de
barones moet wel weten dat hier snel gehandeld
moet worden, willen wij een gunstige wending
aan deze zaak geven.
En wat meent u, dat daartoe moet ge
daan worden?
De baron moet in denoodzakelijkheid worden
gebracht, dat .luel te ontwijken en zonder uitstel
met u uit München te vluchten.
Wordt vervolgd).