Maandag 6
Juni 1898.
No. 4777.
47e Jaargang.
EEN VUURPROEF.
Binnenland.
PHOENIX-BROÜWERIJ.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Specialiteit in Exportbier naar de Tropen.
Uitgave
Firma A. H. VAN CL E E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per "regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers iO cent.
Hij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT 5 6.
To'ephoou 10.
K ENNI8GE VINGEN.
De Gedeputeerde Staten der provincie
UTRECHT,
Gelet op art. 111 der Kieswet,
Brengen ter kennis van de belanghebbenden,
dat de overeenkomstig art. 110 der Kieswet, in
dato 8 Juni 1898 van kracht zijnde en in de
plaats der bestaande tredende Lijst der Hoogst
aangeslagenen in de provincie Utrecht, verkies
baar als afgevaardigden ter Eerste Kamer der
Staten-Generaal, voor een ieder op de Provinci
ale Griffie, Bureau voor Statistiek, ter inzage
is nedergelcgd en, in afschrift tegen betaling
der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
Bedoelde lijst zal, ingevolge het bovengenoem
de wetsartikel, worden geplaatst in de Nedtubmd-
seJu Staatscourant van IS Juni a. s.
Utrecht, 2 Juni 189S.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
SCHIMMELI'ENNINCK v. .1. O.
v. NIJENBEEK. Voorzitter.
C. R. MERKUS, Griffier.
K oste 1 ooze-I nen tt »g.
I)c BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op artikel l8 der Wet van 4 December
1872 (Staatsblad no. 134);
Brenger ter ale- oeene kennis, dat voor een
ieder de gelegenheid tot kostelooze inenting
wordt gegeven op Maandagen 20 en 27 Juni 1898
telkens des namiddags te drie ure, in de daar
toe bestemde lokaliteit gelegen aan de Breede-
straat wijk F. no. 133.
Amersfoort, 4 Juni 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. I). SCHIMMELPENNINCK.
De fd. Secretaris.
B. W. Th. SANDBERG.
Aangifte van verhuizing binnen de gemeente.
De BURGEMEESTER en WETHOUDER8 van
AMERSFOORT,
Overwegende, dat do bepalingen vau de door den
Gemeenteraad den 20. Mei 1862 vastgestelde Verorde
ning rogelende de verplichting tot het doen van aan
gifte van de verhuiziugen binnen de Gemeente, niet
behoorlijk worden nageleefd
Herinneren den ingezetenen de op hen rustende
verplichting tot bet doen van aangifte van verhuizing
binnen de gemeente, en brengen daartoe bjj deze
te hunner kennis de bepalingen van gezegde Ver
ordening, welke luiden als volgt
1. De hoofdei, van huisgezinnen, of afzonderlijk le
vende personen, binnen de gemeente van woning
veranderde, zijn verplicht daarvan binnen éene maand
ten Raadhuize aan den Ambtenaar, belast met het
bijhouden van het bevolkingsregister, aangifte te
doen.
2. Z\j die het voornemen hebben te kennen gege
ven om de gemeente te verlaten, en dientengevolge
een getuigschrift van verandering van werkelijke
woonplaats hebben ontvangeu, zjjn verplicht, indien
zij van dat voornemen atzien, daarvan ter plaatse
Feuilleton.
Eerst had Robert natuurlijk geaarzeld en
zijn oogen niet kunnen gelooven bij het lezen
van de liefdesverklaring van Lila, maar langza
merhand was hij gaan inzien, dat het toeh ook
wel eens ernstig gemeend kon wezen en dat het
wel een zéér mooie vrouw moest zijn, die ter
wille van haar liefde, alle maatschappelijke vor
men vergat en er op rekende dat éen enkele
ontmoeting met den man, dien zij liefhad, vol
doende zou zijn om hem voor altijd aan haar te
binden. Hij hield zichzelven voor, dat er toch
volstrekt geen kwaad stak in een enkele ontmoe
ting, dat hij geen reden had om een samen
komst te weigeren en dat het volstrekt geen on
trouw plegen was, naar een bal te gaan en met
een jonge, mooie vrouw te praten. Ja, ten
slotte verlangde hij naar die ontmoeting, ver
heugde hij er zich op, haar te zullen zien, te
zullen hooren.
Ik zat nog altijd in dezelfde houding op den
stoel bij het raam, terwijl al die vreeselijke ge
dachten mij door het hoofd gingen, toen ik de
deur van Robert's studeervertrek hoorde openen
en hij de trap afkwam.
Ik herstelde mij zoo spoedig mogelijk en deed
alsof mijn brief klaar was. Hij deed de deur
van den salon open, maar kwam niet binnen;
en aan den Ambtenaar, in art. 1 vermeld, binnen
éene maand na de dagteekening van het afgegeven
getuigschrift, kennis te geven.
3. De overtreding van elke der bepalingen van deze
Verordening wordt gestraft met eene geldboete van
ten hoogste zeven gulden.
Gedaan te Amersfoort, den 4. Juni 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, I
Do Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
Dc fd. Secretaris,
B. W. Th. SANDBERG.
Aangifte van vertrek uit en van
vestiging in de gemeente.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gelet op hel Koninklijk besluit van don 27. Juli
1887, (Staatsblad no. 141), regelende de verplichting
der ingezetenen tot het doen van aangifte voor de
lievolkingsrogistcrs
Herinneren den ingezetenen de op ben rustende
verplichting tot het doen van aangifte van vertrek
uit en van vestiging in do gemeente, en brengen
daartoe bij deze te hunner kennis dc bepalingen
van gezegd Koninklijk besluit, welke luiden als volgt
1. Zij, die op den dag der volkstelling in den
vreemde of in eene dor koloniën of overzeesehe
bezittingen van het Rijk hebben vertoefd, geven i
binnen éene maand nu hunne terugkomst bier-
vau kennis aan het gemeentebestuur.
Zij, die bij die telling zijn overgeslagen, geven
binnen éene maand na den dag voor elke tel
ling bepaald, van dit verzuim keunis aan het
bestuur hunner werkelijke woonplaats. Voor de
leden van huisgezinnen rust de verplichting
tot kennisgeving op het hoofd vau elk lmis-
geziD.
2. Zij, die uit eene Nederlandscbe kolonie, eene
overzeesehe bezitting of uit den vreemde hunne
woonplaats overbrengen in eene gemeente bin
nen net R(jk, doen hiervan een verklaring aau
het gemeentebestuur, vergezeld van het gebrui
kelijke getuigschrift voor hen die uit de kolo
niën of bezittingen, van een paspoort of reis- en
verblijfpas of andere door de politie deugdelijk
erkende bewijsstukken voor hen die uit den
vreemde komen.
Deze verklaring geschiedt biunen éene maand
na hunne aankomst in de gemeente.
3. De kennisgeving in de twee vorige punten ver
meld, gaat vergezeld van de noodige opgaven
om in de bevolkingregisters te wordeu inge
schreven.
4. Zy, die hunne werkelijke woonplaats binnen het
Rijk verlaten om die over te brengen naar eene
Nederlandscbe kolonie, eene overzeesehe bezit
ting of naar den vreemde, doen hiervan eene
verklaring aau het bestuur der gemeente, welke
zij verlaten.
5. Zij, die hunne werkelijke woonplaats uit eene
gemeente van het Rijk naar eene andere go-
meeute overbrengen, doen hiervan eene ver
klaring aan het bestuur der gemeente die zij
verlaten en waar zij in het bevolkingsregister
zijn ingeschreven, met opgaaf der gemeente,
waar zij wensehen zich te vestigen.
Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift van
verandering van werkelijke woonplaats.
6. Ter plaatse, waar zij hunne werkelijke woon
plaats overbrengen, doen zij uiterlijk binnen
éene maand na hunne aankomst, eene verkla
ring nan het gemeentebestuur, met overlegging
van het getuigschrift in het vorige artikel ver
meld.
7. Elk hoofd van een huisgezin geeft uiterlijk bin
nen éene maand kennis nnn hot gemeentebe
stuur van ieder lid dat in het huisgezin wordt
opgenomen of daar uitgaat, inwonende dienst
en werk boden daaronder begrepen. Omtrent die
kennisgeving geldt het bij sub 8 bepnaide.
Dezelfde kennisgeving geschiedt door afzon
derlijk levende personen, wanneer zij andere
personen in hun huisgezin opnemen.
Bestuurders van instellingen, gestichten en
inrichtingen, niet staande onder bestuur of toe
zicht van het openbaar gezag, waar personen
onder cenig bestuur samenwonen, geven maan
delijks aan het gemeentebestuur kennis van
alle personen, die in de samenwoning zijn op
genomen of daarvan zjjn uitgetreden.
De verplichting vervalt, wanneer lang.» een
anderen weg de vereischte kennisgeving voor
het bevolkingsregister gedaan is.
8. Onverminderd de bovenstaande voorschriften is
een ieder, door het gemeentebestuur daartoe op
geroepen, verplicht tot het doen der opgaven,
die vereischt worden om de bevolkingsregisters
in te vullen.
9. Overtreding dezer bepalingen wordt gestraft met
hechtenis vau teu hoogste veertien dagen of
geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Gedaan te Amersfoort, den 4. Juni 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De fd. Secretaris,
B. W. TH. SANDBERG.
ATJEH.
De Bataviaansche correspond ent van het
Handelsblad seinde Donderdag
»De colonne Van Heutsz, bestaande uit het
tweede, derde en veertiend i bataljon infan
terie, benevens de cavalerie, artillerie en genie
is van Segli afgemarcheerd. Het tweede ba
taljon vormt de reserve en blijft daar. Hen
verwacht veel tegenstand. Nog heden wordt
een treffen te gemoet gezien
Bij het Departement van Koloniën is ont
vangen liet volgende van 3 dezer gedag toe
kende telegram van den Gouverneur-G me-
raal van Ned.-Indië
«Eergisteren van Segli uitgerukt. Eerste
I object Garnet genomen. Vijand vuurde voel,
maar hield geen stand. Toekoe Oemar tf rug
getrokken waarheen onbekend. ünzeiziïas
gesneuveld drie, zwaar gewond twaalf mili
tairen beneden den rang van officier."
Zaterdag werd aan het Departement het
volgende telegram ontvangen, gedateer I van
i dezer:
«Eergisteren opgerukt tot de greni van
het gebied van roekoe Bintara Tjoenboek
er den top van den Gló Gapoei. Zeer weinig
tegenstand ondervonden. Onzerzijds m ge
wonde militair boneden den rang van o lictor.
Niets van Toekoe Oemar te bespeuren."
Naai- uit Medan aan het llandelsblttd ge
seind wordt, zouden de verliezen onzerzijds
echter grooter zijn geweest.
Het blad verneemt namelijk
«De Pedir-expeditie is on 1 Juni voor
waarts getrokken en heeft Garoet Atee be
machtigd en bezet gehouden. Oemar had
zich uit de voeten gemaakt.
«Onzerzijds zijn lOgesneuveld en 19gewond.
De verliezen der Atjehers zijn onbekend.
I «De expeditie trekt verder.1'
De correspondent te Batavia seinde het vol-
gende
«De colonne Van Heutsz heeft to Garoet
baar bivak opgeslagen. Tot giste ree waren
onze verliezen 10 dooden 10 gewonden, allen
beneden den mug van officier. Des avonds
werden de gewonden naar Segli ver/oerd.
«De pretendent-sultan is te Kampong Lang
pa; Polim te Padung Tjidji; Toekoe Oemar
is teruggetrokken, men weet niet waarhoen.
I «De gezondheidstoestand is goed, de weers-
I gesteldheid gunstig".
I Een paar dagen geleden ontvingen wy,
I zoo schrijft het Haagsche Dagblad, lit Lis-
hij riep mij toe
Zeg, Ellv, wordt het geen tijd om je kleeden
Je weet, tante Antionette heeft niet graag, dat
we zoo laat komen.
Dat was waar ookwe moesten dien avond
op een soirée. Ik had het heeleinaal vergeten.
Zoo natuurlijk mogelijk antwoordde ik
O, ia, ik heb niet veel tijd noodig, alles
ligt gereed.
Ik weet niet of mijn stem wel erg natuurlijk
klonk, maar zeker is het, dat hij zijn rol uit
stekend speelde. Hij was vroolijk en opgewekt,
maar liet mij den brief niet zien en vertelde me
ook met geen enkel woord, dat hij zulk eeu
brief had ontvangen. Het meest verwonderde
het ine, dat hij zoo kalm, zoo in het geheel niet
geagiteerd was.
Hoe is het mogelijk, dacht ik bij mezelve.
Het zal toch ook wel iets wezen, dat hem niet
iederen dag overkomt. Maar misschien ook vindt
hij het zóo weinig van beteekenis, dat hij er
maar niet eens over wil spreken, vooral ook,
omdat hij niet weet hoe ik de zaak zou opnemen.
Ik vond mezelve nu zelfs erg overdreven en kin
derachtig. Den bewusten brief had hij waarschijn
lijk dadelijk verscheurd en ik was er haast zeker
van, dat ik hem in honderden stukjes in de
prullemand zou terugvinden.
Maar hoe zeker ik er ook van was, ik wilde
er me toch maar eens van overtuigen vóór we
uitgingen, en terwijl Rotiert reeds nnar zijn kleed
kamer was gegaan, ging ik even zijn studeervertrek
binnen om de papiermand na te snuffelen.
De mand was nog maar half vol. Voorzichtig
keek Ik de bovenste laag na. Geen spoor van
mijn brief!
Omaar hij zal hem uit voorzichtigheid
zeker verbrand hebben, dacht ik toen.
Heel zacht deed ik het deurtje van de kachel
open, die blijkbaar reeds lang uit was, want zij
was geheel koud. Ik keek er iner was ook
geen spoor van verbrand papier en die veron
derstelling moest dus eveneens onjuist zijn.
Diep rampzalig ging ik naar mijn kamer; Ik
moest mij echter goed houden, want tnyn kame
nier wachtte mij om mij te kappen en te kleeden.
Ook nu wachtte mij een nieuwe marteling.
Zooals je weet, is Tonia al sedert het begin 1
van mijn huwelijk bij mij. Ze is een uitsteken
de kamenier, maar haar groote fout is, dat zy l
veel praat. Bij haar vorige meesteres schijnt zij
j die gewoonte te hebben gekregen, omdat deze
haar blijkbaar aanmoedigde. Onder hel kappen
verMt zy mij dan ook dikwijls voorvallen uit 1
I haai vroegere betrekkingen, of stadsnieuwtjes,
I of ook wel geruchten of feiten uit onzen eigen
k«ng.
Ditmaal scheen zij geheel vervuld met een
nieuwtje, dat zij meende dat ook ray bijzonder
zou intcreaseeren. Nauwelijks woszy begonnen,
mijn haar te ondulceren, toen zij zoide:
Weet u al, mevrouw, dat gravin Von
Peacbkow van ochtend plotseling naar Peters-
burg is vertrokken?
Zoo, zcide ik onverschillig en aan geheel
andere dingen denkende.
Jr., en mevrouw zal nooit raden wat de
reden daarvan is.
Wat dan? vroeg ik gedachteloos.
1 De gravin heeft in den zak van den graaf
een brielje gevonden, een briefje tan een
dame die die niet zoo heel veel bijzonders is.
Tonia 1 liet ik min of meer streng
qooren, terwijl ik voelde, dat ik tot acht 3r mijn
ooren rood werd.
Ik bloosde niet over die mededeeling van mijn
kamenier, maar bij de gedaebte, dat zij of een
harer gelijken in den zak van mijn man mijn
eigen briefje zou kunnen vinden en anti di praat
jes, die daarvan het onmiddellijke gevolg zouden
wezen.
Mijn strenge vermaning deed Tonia onmiddel
lijk zwijgen, muur een oogen blik later zeid i zy
U moet het mij maar niet kwalijk ïetnen,
mevrouw, maar ik dacht, dat u er belang in
zon.lt stellen en iqjjn vroegere mevrovw wou
altijd, dat ik haar van alles op de hoogt i hield.
Zij zei dikwijls tegen met „Ju, zie je, Tonia, in
dat opzicht zijn wij vrouwen allen lolgorooten
vroeg of laat ondervinden wy dezelfde teleur
stellingen Maar wie zou gedacht lebben,
dat die lieve mooie gravin Von Peschk iw dat
óok al zoo spoedig zou moeten deelen
Zij praatte nog geruimen tijd voort. Ik u is ter-
de niet meer, maar dacht met angstig kl ippend
hail nen tnyn eigen treurigen toestand. <)n hoe
zwaar beschuldigde ik nu weer mezelve! Was,
hetgeen ik gedaan had, met de allerzekerste
manier om mijn man op een weg t? brengen,
dien li ij anders wellicht nooit zou zyn Ingesla
gen? De teleurstelling, die hij in dit avontuur
zeker zou ondervinden, zou hom verhitte en. Hij
zou gaan bedenken, dat zulk een varia .ie niet
onaardig zou geweest zijn en dan, wie w;et...
Wordt vennlgd).