Maandag 11
Juli 1898.
No. 4787.
47e Jaargang.
OP REIS.
Binnenland.
De ware Jacob.
PHOENIX-BROÜWERIJ.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Specialiteit in Exportbier naar de Tropen.
Oitgave
A. H. VAN CLE E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 5 6.
Telephoon 19.
Wij zijn gaarne bereid om, tegen ver
goeding van het porto, aan geabon-
n eerden die voor korten of lange ren
tijd op reis gaan, de Amersfoortsehe
Courant en de bladen welke zij door
onze tusschenkonist ontvangen', na te
zenden.
Opgave van duidelijk adres i s vol
doende.
K EN NIS GE VINGEN.
De Gedeputeerde Staten der provincie Utrecht,
Gelet op art. 1G2 der Provinciale wet
Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
het uitvoerig en beredeneerd Verslag van den
toestand der Provincie over 1897 tegen beta
ling van fl ter ProvincialeGriffie algemeen ver
krijgbaar is gesteld.
Utrecht, 7 Juli 1898.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
SCHIMMELPENNINCK v. d. O.
v. NIJENBEEK Voorzitten
C. R. MERK US, GriUier.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op art. 264 der Gemeentewet, gewijzigd
bij de Wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 102),
Doen te weten, dat het eerste aanvullings
kohier der plaatselijke directe belasting naar het
inkomen over het dienstjaar 1898, goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten van Utrecht, in af
schrift gedurende vijf maanden op de Secretarie
der Gemeente voor eenieder ter lezing ligt.
Amersfoort, den 11 Juli 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester.
F. I). SCIIIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCIIELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op art. 6 der Wet van den 2. Juni 1875
(Staatsblad No. 95),
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door den Raad van Administratie der dienstdoen
de Schutterij te Amersfoort ingediend verzoek,
met bijlagen, om vergunning tot het oprich
ten van eene Scliietiiiriclitir.g in het perceel alhier
gelegen in de Muurhuizen Wijk B. No. 199, bij
het kadaster bekend onder Sectie E. So. 2684,
op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en
dat op Maandag, den 25 Juli aanstaande, des
voormiddags te half elf uren gelegenheid ten Raad-
huize wordt gegeven om, ten overstaan van het
gemeentebestuur of van een of meer zijner leden,
bezwaren tegen het oprichten van de inrichting
Feuilleton.
te brengen.
Amersfoort, den 11 Juli 189S.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMEi-iPENNlNCK.
De Secretaris,
W. L. SCIIELTUS.
De BUBGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gezien art. 8 der Hinderwet,
Brengen ter kennis van het publiek, dat door
hen aan D. MEESTER en zijne rechtverkrij
genden vergunning is verleend om een kuiperij
opterichten in het perceel alhier gelegen in de
groote St. Janstraat, wijk No. kadastraal
bekend onder sectie E. Nos. 1435 en 1437.
Amersfoort, den 11 Juli 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCIIELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op art. 6 der Wet van den 2. Juni 1875
(Staatsblad No. 95),
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door A. DRIESSEN ingediend verzoek, met bijla
gen, om vergunning tot het oprichten van eene
broodbakerij in het perceel alhier gelegen aan
den Leusder weg, Wijk G. No. 79, bij het ka
daster bekend onder Sectie B. No. 2241, op de
Secretarie der gemeente ter visie ligt, en dat op
Maandag den 25 Juli aanstaande, des voormid-
dags te half elf uren ten Raadhuize wordt ge
geven om, ten overstaan van het gemeentebe
stuur of van een of meer zijner leden, bezwaren
tegen het oprichten van de inrichting te brengen.
Amersfoort, den 11 Juli 1S98.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
In zijn antwoord op het Voorloopig Ver
slag der Eerste Kamer nopens het ontwerp
van wet der Rijwielbelasting geelt de Minister
van Financiën als zijn gevoelen te kennen,
dat de wetgever terecht de rijwielen in de j
Personeele belasting beeft opgenomen, en j
evenzeer terecht als een afzonderlijke grond
slag. Anders zou er een leemte ontstaan zijn
want welke reden is er om meubelen, rij
tuigen, paarden te belasten en rijwielen vry
te laten Ook had tnen niet bet bedrag in
verband met de huurwaarde kunnen brengen,
en ook de controle zou niet weinig zijn be
moeilijkt. Hij kan niet toegeven, dat een af
zonderlijke belasting de voorkeur zou hebben
verdiend, allerminst dat die belasting zou
hebben moeten bestaan in een invoerrecht
of een accijns. Dat hij na verwerping een
afzonderlijke helling zal voordragen, kan hij
niet verklaren.
De aanneming zal vrijheid geven oin de
raming der Personeele belasting en de Mid
delenwet voor het volgend jaar f75 000 a
f 100 000 hooger te stellen dan anders ge
oorloofd zou zijn.
Aangezien aan de volledigheid der controle
het een en ander ontbreekt, zal het wensche-
lijk zijn, een gedeelte van de som, die het
middel opbrengt, aan te wenden om het
gezicht te verscherpen.
De automobielen worden als rijtuigen be
schouwd en vallen dus onder mobilair.
De hier gemaakte tegenstelling tusschen
het platteland en de winkeliers is z. i. min
of meer bevreemdend. Juist de winkeliers ten
plattelaude zullen door de bepaling van art.
31 6 b zeer worden gebaat, en voor de
arbeiders is gezorgd door 4 van genoemd
artikel.
De Eerste Kamer zal morgen de Rijwiel-
belasting in behandeling nemen.
De Minister van Oorlog heeft aan ver
schillende hoofd- en verdere officieren der
dienstdoende schutterij vergunning verleend
om de groote najaarsmanoeuvres der 2e en
3e divisie infanterie bij te wonen.
Aan het van Amsterdamscbe docenten in
ile Aardrijkskunde uitgegaan adres aan den
Minister van Binnenlandsche Zaken betref
fende de wenscbelijkheid om bij een even-
tueele herziening der wet de bepaling te
doen verdwijnen, volgens welke aan doctoren
en candidaten in de Nederlandsche letter
kunde het jus docendi voor Aardrijkskunde
verleend wordt na het afleggen van examens,
waarvan het programma zelfs niet het ver
moeden vao een wetenschappelijke waar
borg voor de kennis der aardrijkskunde wet
tigt, is óok adhaesie betuigd door een zeven
tigtal leeraren en lecraressen in Aardrijks
kunde uit alle provinciën des lands.
Wij herinneren onzen lezers, dat op 1
Juli in werking is getreden het verlaagd
tarief voor eenigszins uitvoerige binnenland
sche telegrammen.
De seinkosteu tusschen twee Nederlandsche
kantoren in verschillende plaatsen bedragen
nu: 25 cent voor de eerste 10 woorden of
minder5 cent voor elke volgende 5 woorden
of minder, van 11 tot en met 50 woorden
en 5 cent voor elke volgende 10 woorden
of minder, voor woorden boven 50.
Voor telegrammen tusschen een Rijkskan
toor eifc de biunen den bestellingskring van
dat kantoor gelegen bijkantoren (locale te
legrammen) wordt geheven 15 centen voor
de eerste 10 woorden of minderen voor
de woorden boven 10 gelijk hierboven is
vermeld voor de gewone telegrammen.
De berekening is thans voor telegrammen
tot en met 50 woorden aldus men rondt het
getal woorden door bijtelling al tot een 5-
voud en telt bij dit getal op 15. Het zoo
verkregen getal geeft aan het aantal centen,
dat verschuldigd is.
Een telegram van 21 woorden bijvoorbeeld
dus 25 15 40 cent.
De berekening voor telegrammen boven
de 50 woorden is thans als volgt:
Men rondt het getal woorden door bijtel
ling af tot 10. Bij de helft van dit getal
wordt 40 opgeteld. Het aldus verkregen
cijfer geeft het getal centen aan, dat ver
schuldigd is.
Een telegram van 65 woorden kost dus
-{- 40 75 cent.
1)-
Reeds zeer jong heb ik mijn moeder verloren
en toen eenige jaren later ook mijn vader stierf,
werd ik liefderijk opgenomen in de woning van
mijn voogd. Zijn vrouw nam de plaats van moe
der bij mij in of liever, zij trachtte dit te doen
maar hot, is haar nooit gelukt, mijn genegenheid
en nog veel minder mijn gehoorzaamheid te win
nen. Ik was een bedorven en wel wat eigenzin
nig kind en de brave mensehen, die het goed
met me meenden maar weinig slag hadden, be
handelden mij met te groote toegeeflijkheid. Later
heb ik begrepen wat daartoe aanleiding gaf. Zij
waren deftige menscben, maar niet van adel, en
hadden het grootst mogelijke ontzag voor mijn
aanzienlijk vermogen en mijn adellijken titel,
zopdat ik door hen letterlijk: als een prinsesje
werd behandeld. Aan al mijn wcnschen werd
voldaanal mijn grillen werden zelfs ingewil
ligd en dat dit niet zonder invloed bleef op mijn
karakter, spreekt wel van zelf.
De vrijheid, die ik genoot, was letterlijk onbe
perkt. Wij woonden op een kasteel, dat aan mij
toebehoorde en dat in een groot park was gele
gen. Uren lang kon ik daar ronddwalen en nóg
was het mij niet groot genoeg, want hoewel
bet mij verboden was ging ik gewoonlijk stil
het hek uit en de „wijde wereld" in, zooals ik
men verbeeldde. Van die „wijde wereld" had ik
mij op mijn veertiende of vijftiende jaar een heel
eigenaardig denkbeeld gevormd en dit voorname
lijk door het lezen van allerlei hoogdravende
romans; want, evenals alle andere vertrekken
van mijn kasteel, stond de bibliotheek natuur
lijk ook voor mij open en nog nooit was iemand
op het denkbeeld gekomen om mij te leiden of
te raden bij het kiezen van lectuur. Ik verslond
den eenen roman na den anderen en ook dit
bleef niet zonder invloed op mijn karakter. Ik
werd romantisch van aard, zonder dat er tot
mijn vijftiende jaar ooit veel gelegenheid was
om dat aan den dag to doen komen. Ook werd
ik er wijs, veel te wijs voor mijn leeftijd door
zonder echter verstandig te worden, zooals uit
het volgende zal blijken.
Op een warmen dag in Augustus had ik weder
in mijn eentje een groote wandeling ondernomen,
buiten ons park en was tegen den middag in
een naburig dorp terecht gekomen. Onderweg
had ik een groot veldbouquet geplukt, dat groo-
tendeels uit klaprozen bestond. Ik had die bij i
voorkeur geplukt omdat ze zoo goed pasten
bij den rooden strik op mijn hoed en bij de
breede, roode ceintuur, die ik om mijn middel
droeg.
Weinig vermoedde ik, dat die bloemen en lin
ten over mijn gcheclo leven zouden beslissen
In de gelukkigste stemming ging ik voort, ge
nietend van natuurvrijheid en jeugd, toen ik mij
plotseling door een vreeselijk gevaar zag be
dreigd. Waarschijnlijk in woede ontstoken door
de, belle kleuren van mijn bloemen en linten,
kwam een brullende stier in volle vaart op mij
af. Ik zou niet precies meer kunnen zeggen wat
ik deed; ik geloof, dat ik gillend bleef staan,
maar ik voelde den dood naderen en nooit zal
ik die weinige oogenblikken vergeten, die het
monster noodig had om op mij los te stormen.
Juist sloot ik mijn oogen en zou ik mijn be
wustzijn verloren hebben, toen ik mij door een
sterke hand voelde grijpen en een eind wegslin
geren zoodat de stier doorholde in woeste vaart,
zonder mij aan te raken. Sidderend en half be
wusteloos bleef ik liggen op de plaats waar mijn
redder mij als het ware had neergesmakt. Na
weinige oogenblikken kwam hij naar mij toe en
richtte hij me zachtkens overeind. Ik opende
mijn oogen en nu kwam mijn romantische
aard boven ik zag een Adonis voor me I On- j
danks zijn eeuvoudige, eigenlijk boerscbe kleeder- 1
dracht, leek hij mij een koningszoon.
Wel, juflie, heb je je niet bezeerd vroeg
hij, in vrij sterk dialect.
Ik kon nog geen woord uitbrengen en schudde
slechts het hoofd.
Da's ten minste ét., geluk, maar't zou ook
wel zonde eu jammer zijn geweest van zoo'n lief,
mooi meiske
Die woorden klonken mij als muziek in de
ooren. Hij had zijn arm om mijn middel geslagen
en liet mij tegen zijn schouder rusten. Om zoo
lang mogelijk dat genot te smaken, sloot ik op
nieuw mijn oogen en antwoordde niet. Waar
schijnlijk dacht hij, dat ik opnieuw in zwijm
viel en op bezorgden toon, maar in een dialect,
dat op ieder ander oogenblik mijn lachlust, zou
hebben opgewekt, hernam hij
Maar, kindje-lief, je bent heelemnal be
vangen van de schrik't lijkt wel of je geen
woord meer kunt spreken.
I Ik sloeg mijn oogen op en stamelde:
O! mijn reddermijn redderHoe
zal ik u danken
Niks te danken, hoor I
Niets te danken Hoe kunt gij dat
zeggen! Ik weet niet hoe ik u ooit zal vergel
den wat gij voor mij deedtNoem mij wat
ik u mag geven, en wat het ook zij, ik zal mij
altijd uw sohuldenare8 blijven gevoelen
De juffer is me wezenlijk niks schuldig.
maar als ze me dan absoluut iets wil geven om
me plezier te doen. laat ze me dan maar een
zoen geven... Niet? Wilt ge dat niet doen?.
Nu dan neem 'k er toch een, hoor!
En vóór ik me kon verweren, drukte hij zijn
frissche lippen op de mijne, zöo lang en innig, dat
ik er letterlijk mijn adem en bijna mijn bezin
ning door verloor
Wat ik gezegd of gedaan zou hebben als niet
juist op dat oogenblik een rijtuig ware komen
aanrollen, weet ik wezenlijk niet. Het toeval
wilde, dat in dat rijtuig mijn voogd zat, die zijn
oogen nauwelijks kon gelooven, toen hij daar,
aan den zoom van den weg, zijn pupille zag zit
ten, leunende tegen den schouder van een boeren
jongen.
Met om paar woorden bracht ik hem op de
hoogte van den toestand, en toen hij de geschie
denis van mijn redding vernam, was hij daar
mee geheel verzoend, want eenige oogenblikken
te voren was hij zelf er getuige van geweest,
dat men in het dorp onder groot misbaar den
I woestenden stier bad opgevangen. Mijn dappere
redder word nu nogmaals met dankbetuigingen
overladen en gevraagd in welk opzicht men hem
van dienst kon wezen.
I (Wordt vervolgd).