Donderdag 8
September 1898.
No. 4804.
47e Jaargang.
Binnenland.
De ware Jacob.
Oltgave
Firma A. H. VAN CL E E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 4.franco per
post f 1.15. Advertentiën 1—0 regels 00 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onleigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEORACHT 5 6.
Tclephoou 10.
Aangaande de plechtigheid in .le Nieuwe
kerk te Amsterdam schrijft hol llundeM.lad:
Heerlijk aangrijpend klinkt liet «Wilhel
mus' als Hare Majesteit, in liet slotsiokleed
van prachtig met goudbrocaal afgezette zij
de, den Koninklijken mantel om de ledenen,
den schitterenden diadeem op hot hoofd en
om den schouder het ordelint als Gröot-
meesteresse der Militaire Willemsorde, de
trappen tot den troon bestijgt, up den troon
plaats neemt en liet geheeld schitterend ge
volg zich om den Koninklijken tel groepeer.
Hare Majesteit de Koningin-Regent es heelt
nu ook op den troonzetel plaats genomen.
Dadelijk neemt Hare Majesteit de'Koningin
het woord en houdt do volgende toespraidc
lieer en leden der Stalen- Generaal,
Samengekomen zijn wij op dit oogenblik,
waarop Ik, door bet afsterven van Mijn on-
vergetelijken Vader tot den Troon geroepen,
na het zoo wijze en zegenrijke regentschap
Mijner innig geliefde Moeder, de Regeering
heb aanvaard.
Mijne proclamatie heeft dat aan Mijn ge
liefd volk bekend gemaakt. Nu is liet oogen
blik gekomen, waarop lk Mij bevind te mid
den van mijn getrouwe Staten-Generaal,
waarop lk, onder aanroeping van Gods
Heiligen naam, Mij zal verbinden aan Mijn
dierbaar volk, tot instandhouding van zijne
rechten en vrijheden.
Zoo bevestig Ik heden den hechten band,
die tusschen Mij en Mijn volk bestaal en
het aloud verbond tusschen Nederland en
Oranje opnieuw bezegelt.
Schoon is de taak, die God op Mijne schou
ders heeft gelegd, lk gevoel Mij gelukkig
het volk van Nederland te regeeren, dat
klein is in aantal, maar groot in deugd,
groot in aard en karakter.
Ik acht het een groot voorrecht, dat het
Mijn levenstaak nu plicht is, al Mijne krach
ten te wijden aan den bloei van Mijn dier
baar vaderland.
De woorden van Mijnen onvergetelijken
vader maak ik tot de Mijne: «Oranje kan
nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen."
Rij het vervullen van die taak heb Ik uwe
hulp noodig,heeren leden der Staten-Generaal.
Laat ons samen arbeiden aan liet geluk en
den voorspoed van het Nederlandse!»! volk.
Dat zij ons aller levenstaak.
God zegene Ons en Onzen arbeid, Dat hij
strekke tot heil van 't Vaderland
De Vorstin sprak de woorden met krach
tige, duidelijke stem, nadruk leggend op elk
woord, zoodat tot in de verste hoeken dei-
kerk alles kon verstaan worden. Men kon
een speld hooren vallen. Aangrijpend was
dit. oogenblikhet stokte velen in de keel
wij hebben mannen zien weenen, en eei-e
Feuilleton.
voor hen, zij schaamden zich hun tranen
niet. Diep treilend was dit deel der plech
tigheid; diep treilend het volgende, toen de
Koningin zich verhief van Haren Troon en
den bij do Grondwet gevorderden eed allegde
met een stem helder en rein, met een klank
als van rnu;iek:
«lk zweer aan het Nederlandsche volk, dat
Ik de Grondwet steeds zal onderhouden en
handhaven.
«Ik zweer, dat ik du onafhankelijkheid en
het grondgebied des Rijks mol al Mijn ver
mogen zal verdedigen en bewaren; dat lk
de algemeene en bijzondere vrijheid en do rech
ten van alle Mijne onderdanen zal beschermen,
en tot instandhouding en bevordering van de
algemeene en bijzondere welvaart alle mid
delen zal aanwenden, welke de wetten te
Mijner beschikking stellen, zooals een goed
Koning schuldig is tc doen.
«Zoo waarlijk helpe mij God almachtig I"
Dat, «Zoo waarlijk .lielpe Mij God Almach
tig" werd gezegd heerlijk, goddelijk schoon
rnen gevoelde de hooge, ingrijpende betee-
kenis van betgeen hier had plaats gehad.
Een oogenblik stilte: de aanwezigen hebben
behoefte zich te uiten, zij willen losbarsten in
toejuichingen tot de beminde Vorstin, maar
het karakter der plechtigheid, verbiedt zulks.
Maar gelukkig, daar roept een der Koningen
van Wapenen«Lang leve de Koningin I" en
toen davert die kreet door de kerkruimte,
drie, vier maal, en men zwaait met hoofd
deksels en zakdoeken der Vorstin toe, die
minzaam buigt naar alle zijden.
Hare Majesteit neemt plaats op den Troon
<le voorzitter der Eerste Kamer, rar. A. van
Nuamen van Eemnes, nadert tot den voet
van den Troon. Hij houdt een korte toespraak
en legt dan den eed af volgens art. 53 der
Grondwet:
«Wij ontvangen en huldigen, in naam van
het Nederlandsche volk en krachtens de
Grondwet, U als Koningwij zweren, dat
wij Uwe onschendbaarheid en de rechten
IJwer Kroon zullen handhaven; wij zweren,
alles te zullen doen wat goede en getrouwe
Staten-Generaal schuldig zijn te doen.
«Zoo waarlijk helpe ons God almachtig
Dan treedt hij achteruit en de griffier gaat
óen voor éen lezen de namen van de leden der
Staten-Generaal. Eén voor éen staan zij op
en spreken uit het «Zoo waarlijk helpe mij
God almachtig", of het «Dat beloof ik I"
En als dat gedaan is, zwaait de oudste
Koning van Wapenen den staf en roept met
luider stemme: «Hare Majesteit de Koningin
is gehuldigdLeve de Koningin
Het plechtig verbond tusschen Vorstin en
Volk is gesloten I
Daverend juichen allen der Koningin her
haalde malen toe en het gejuich plant zich
buiten den kerk voort over op de op den Dam
toegestroomde menigte.
Het orgel laat zich hooren. Het koor heft
(17 Slot.)
Mijn boudoir was geheel in rose en wit ge
stoffeerd en ilc bad er alle bloemen laten brengen,
welke ik dien dag had gekregen. Ik bemerkte,
dat het eigenaardige rose licht en de sterke
bloemengeur niet zonder indruk op den graaf
bleven.
't Ia of; u mij in oen tooverpaleisj voert,
freule, ik begin mij minder veilig te voelen.
Ik zette mij op oen kleine sofa en verzocht
hem, tegenover mij, op een laag stoeltje, plaats
te nemen.
•Laten wij nu eeus samen praten, begon ik.
Gaarne, antwoordde Kom', maar laten wc
dan in ieder geval beginnen niet de oplossing
van het raadsel. Maar waarom legt gij uw mas
ker niet al"? Ik weet nu immers loeli me nis.
waartoe dus nog die geheimzinnigheid Is hel
misschien barmhartigheid, opdat ik niet. dooi
den glans uwer schoonheid verbijsterd word en
berouw voel over hetgeen ik u geschreven heb'?
Zóo ijdel ben ik niet, maar ik heb een
plbchtig, op de muziek van «Nun danket Allo
Gott," de volgende woorden aan
O, onvergeetbre. stond,
O, dag van ziolsvcrblijding,
Hoe werd 'C aloud verbond
Gesterkt, door liooger wijding.
Nu daal' op 't Vorst lijk hoofd,
Ileel Neerland's vreugd cn eer,
Ken rijke zogen neer
Zuo wordt Gods naam geloofd.
De beide Vorstinnen zijn opgestaan. Hare
Majesteit de Koningin-Moeder heeft Haar
Dochter teeder de hand gedrukt, nu het ver
bond der Oranjes met het Volk is vernieuwd.
Dan verlaat Hare Majesteit de kerk, voor
afgegaan en gevolgd door denzelfden stoet
waarmee Zij tiet kerkgebouw had betreden.
Hare Majesteit de Koningin-Moeder toeft
nog eenigen tijd en verlaat dan weder langs
den N'. Z. Voorburgwal de kerk, hartelijk
toegejuicht door de menigte, als Zij door het
gebouw schrijdt.
Nog eenige oogeriblikkcn en dan verlaten
ook de leden der Vorstelijke familie de kerk
ook zij worden rnet lioezee's begroet.
Wij gelooven niet, dat iemand die tegen
woordig was bij de plechtige hernieuwing
van het verbond tusschen Nederland en
Oranje, tot zijn stervensdag vergeten zal die
jonge Koninklijke stemvergeten
zal het zelfbedwang, waarmede langzaam,
helder en welluidend Hollandsch gesproken
werd. hoe het reine gelaat werd opge
heven, de vingers werden omhoog gestoken,
en het «Zoo waarlijk helpe mij God Al mach
tig door de kerk weerklonk.
Moge God Almachtig de jonge Koningin,
Wier stem ons in deze plechtige ure Haar
gemoed leerde kennen, zegenen en behouden
voor het volk, dat Haar zoo hartelijk lief
heeft.
H. M. de Koningin-Moeder ontving, gelijk
we in ons vorig nummer reeds in het kort
meedeelden, 2fi September in plechtige audiën
tie de Hoofdcommissie tot aanbieding van
het Huldeblijk aan H. M. van het Nederland
sche volk.
De Rurgemeester van Amsterdam heelt,
als voorzitter, H. M. toegesproken en na
mens de Nederlandsche natie het geschenk
aan H. M. aangeboden en deelde daarbij
aan H. M. mede, dat een bedrag van onge
veer f300 0(10 werd bijeengebracht.
11. M. de Koningin-Moeder dankte voor
de aanbieding in de volgende bewoordingen
lk ben zeer getroffen door uwe woorden
het geschenk, Mij aangeboden door het Ne
derlandsche volk bij het nederloggen van liet
Regentschap, stel lk op den hoogsten prijs.
Mijn dank daarvoor uit te drukken, zoo
als lk dien gevoel, is Mij op dit oogenblik
niet mogelijk. Slechts dit wil Ik u zeggen,
mijne heeren, dat Ik bij het einde vau mijn
taak, in de liefde en den dank van het Ne
derlandsche volk, waarvan dit geschenk
goede reden om mijn masker nog voor te houden.
Indien u het dus goed vindt.
OI die stem I
Welke stem
De uwe natuurlijk I
Aan wie doet die u dan denken
Aan wie? Aan de eenige vrouw die ik
lief heb
Ik ha;! moeite om een kreet van blijdschap
te onderdrukken. Zou liet dan toch Greta Mül-
Ier zijn, die hij met zooveel hartstocht beminde
't Is niet alleen de stem, ging hij voort,
't is de heclc persoon, de houding, de taille, tot
zelfs 't kostuum, dat mij aan het bekoorlijke
licvo schepseltje horinnert, want ik zal het u
maar bekennen, zij is geen meisje van uw stand.
Zij is in werkelijkheid datgene wat gij nu
sléchts uit een aardigheid voorstelt: een sou
brette, een kaïneniertje, maar zij is tevens een
heldin. Zij heeft haar leven gewaagd om haar
eer te redden.
Wat? Is zij dan dood?
Misschien, in ieder geval weet ik niet
wat er van haar geworden is.
Kn blijft u haar tóch trouw
-- Ja. Mijn luirt en hoofd zijn nog steeds ge
heel niet haar vervuld, lk zou geen andere
vrouw kunnen vingen, haar lot aan het mijne
te verbinden, zonder mij tegenover haar schul-
getuigt, de grootste, de schoonste vol
doening vind voor wat Ik gepoogd heb te
doen in hot belang van Land .en Volk.
Ik hoop aan het geschenk een waardige
bestemming te geven or ik meen dit niet
beter te kunnen doen dan door het te be
stemmen voor een liefdadig doel.
Sedert lang was het mijn wensch, eene
stichting in het leven le roepen, waaraan ik
geloof dat groote behoefte bestaatik bedoel
een sanatorium voor longlijders, in de eerste
plaats ten bate van hen, die de middelen
missen in 't buitenland hulp te zoeken tegen
de vreeselijke kwaal, die helaas in ons va
derland zoo veelvuldig voorkomt en zulke
ernstige gevolgen na zich sleept.
Ik hoop "''«erlang de vrije beschikking te
krijgen over liet landgoed «Oranje Nassau-
oord" bij Renkum en dit af te staan voor
het duel, dat Mij lief is. Door deskundigen
voorgelicht, stel lk mij voor, op dat landgoed
het. eerste Nederlandsche Sanatorium te stich
ten. Dat het geschenk van het volk, dat Ik
lief heb, Mij daartoe in staat stelt, maakt My
oprecht gelukkig en st§mt Mij tot groote
dankbaarheid.
Moge op deze wijze liet huldeblijk, Mij he
den aangeboden, een zegen worden voor ve
len tot in lengte van dagen.
Nog hoop lk in onze Indische bezittingen
eene herinnering achter te laten aan de hul
de Mij beden gebracht.
Oprecht en innig ben Ik dankbaar vjor
het Mij aangeboden geschenk.
II. M. de Koningin-Moeder heeft dus aan
het Haar door de natie bij het neerleggen
van het Regentschap aangeboden huldeblijk
een bestemming gegeven, welke het diepe
gevoel en het menschlieveud hart van Ko
ningin Emma teekent. En niet slechts wordt
door Haar iiet huldeblijk voor de stichting
van een Sanatorium voor in de eerste plaats
onbemiddelde longlijders bestemd, maar ook
is het landgoed »()ranje-Nassau-()ord" door
Haar voor deze liefdadige stichting afgestaan.
Heeft Koningin Emma door de wijze, waarop
het Regentschap door Haar gevoerd, en de
opvoeding Harer Koninklijke Dochter door
Haar geleid werd, zich reeds een eerezuil
opgericht in het hart der Nederlandsche
natie, door deze schoone, menschüevende
daad zal ook Haar naam door de jaren heen
voortdurend met dankbaarheid worden uit
gesproken door hen, die geneziDg zullen
hdbben gevonden in de stichting, waartoe
door onze hoog vereerde Koningin Emma
op zóo onbekrompen wijze het initiatief ge
nomen is.
Rij het geschenk was gevoegd een album
bevattende de namen van de leden dër com
mission die zich in alle plaatsen van het lan^,
in het buitenland en in de Koloniën haddeb
gevormd om het geschenk bijeen te brengen.
dig te maken aan een zeer onedele handeling.
Ik ben deze openhartige bekentenis aan u ver
schuldigd, freule, ik weet niet of ik haar ooit
terug zal vindenmaar mocht dat het geval
zijn, dan staat me nog een zware- strijd te wach
ten, want ik zou er niet licht toekomen oui mijn
moeder het groote verdriet aan te doen om be
neden mijn stand een huwelijk te sluiten. In
éen woord, freule, ik beschouw mijn liefde als
zeer ongelukkig en hopeloos, maar ik heb dat j
meisje lief, en ik mocht dat niet voor u ver- i
zwijgen.
Onbeschrijflijk gelukkig maakten mij zijn woor
den. Ditmaal was er geen twijfel meer mogelijk
of ik werd bemind, cn de man, dien ik liet had,
was nu geen schepping mijner jeugdige fantasie,
het was „de ware Jacob", terwijl al het andere
kinderspel en verbeelding was geweest.
De herinnering aan die oogenblikkcn ia mij
letterlijk heilig en als ik er aan terugdenk, zie
ik nog den rooskleurigen weerschijn van liet
behangsel en der zijden gordijnen, adem ik
weder dien schier bedwelmenden bloemengeur in,
hoor ik weder de zachte dansmuziek, die uit
de zaal tot ons doordrong.
Maar nu moest do ontmaskering volgen, liet
was een zaligheid voor me, dat ik het in mijn
j macht had hem, dien ik lief had, het grootste
geluk te bereiden, dat hij verlangen kon en dat,
terwijl hij mij gevraagd had hem een blauwtje
te laten loopen I
Mijnheer Von 8tein, zeide ik op een kuö-
sen wijzend, dat voor mijn voeten lag, kniel
hier bij mij neder. Ilier, vlak voor mij.
Ik wil u gaarne gehoorzamen'maar als er
eens iemand binnenkwam
Er zal hier niemand komenbovendien
en mijn handen op zijn schouders leggend,
voegde ik cr bij iedereen zou ons zoo mo
gen zien.
llo
Zeker. Niets is immers natuurlijker dan
dat men voor zijn verloofde knielt.
Verloofde?
Ja, uw verloofde! Want ik weet zeker,
dut gij de kamer niet zult verlaten dun na onze
verloving.
Freule, vergeef mij; maar wezenlijk, ik be
grijp niet.
Ik ben niet. freule Alino, ik ben....
llij trok nu zelf het masker van mijn gelaat,
en terwijl hij eon kreet van vreugde uitte, riep hij
Gretl'! mijn Grctl'l
llij sloot me in zijn aimoii en zijn geluk en
vreugde waren zóo. dut cr nun zijn omhelzing
I geen einde Re heen te zullen komen.