Donderdag 22 Juni 1899. No. 4886. 48e Jaargang. JUDAS. Binnenland. ültgave A. H. VAN CLE Elf F te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per post i 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 10 cent. Rij advertentiën van buiten de stad worden de ineasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KORTEGRACHT 5 0. Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gezien art. 8 der Hinderwet, Brengen ter kennis van het publiek, dat door hen aan R. de HAAS en zijne rechtverkrijgenden vergunning is verleend om een oveu volgens liet heetelneht systeem opterichten in het per ceel alhier gelegen aan de Langestraat wijk B. no. 33, kadastraal bekend onder sectie E. no 4639. Amersfoort, den 19 Juni 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeestsr, F. D. SCHIMMELPENNINX'K. De fd. Secretaris. H. TH. 'S JACOB. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. (i der Hinderwet, Brengen ter kennis van het publiek, dat een door J. II. MANTEL en G. C. D. BOELE inge diend verzoek, inet bijlagen, om vergunning tot het oprichten van eene inrichting tot vervaar diging van onder dee le n van rijwielen, waarin gas als drijfkracht wordt gebezigd, in het perceel alhier gelegen aan den Utrechtsehen weg, bij het Kadaster bekend onder Sectie C. No. 902 op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en dat op Maandag, den 3 Juli aanstaande, des voormiddags te half elf uren, gelegenheid ten Raadhnize wordt gegeven, om, ten overstaan van het Gemeentebestuur of van een of meer zijner leden, bezwaren tegen het oprichten van de inrichting in te brengen. Amersfoort, den 19 Juni 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SC'HI MMELPENNINCK. De fd. Secretaris. H. TH. 'B JACOB. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gezien, art. 5 der Wet tot regeling van den kleinhandel in sterkedrank en tot beteugeling van openbare dronkenschap; Brengen ter openbare kennis, dat een verzoek schrift om vergunning tot verkoop van sterke drank in het klein bij hen is ingekomen van A. LENSTRA in het perceel staande aan den Hof te Amersfoort, wijk F. no. 887. Amersfoort, den 21 Juni 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. -De fd. Secretaris, H. Tu. 's JACOB. Feuilleton. 9.1 Ironfielda is geen mooie stadzelfs haar warmste bewonderaar zou dat niet durven beweren. De huizen zijn leelijk gebouwd, de straten zonder boomende rivier is troebelmodderig stroomt zij onder een vuile spoorwegbrug door. Tal- looze schoorstenen, d'e overdag rook spuwen en des nachts vuur, vullen de lucht met geratel en gedruisch, zes dagen van de week. De bewoners zijn ruwe, zwart berookte men- achen met hercules-gestalten; ze spreken weinig, zijn norsch tn onvriendelijk, dat brengt het vak meede vrouwen zien er vervallen uit, magere bleeke gezichten, een doek om het hoofd, meestal een klein kind op den arm, en een half dozijn om baar heen, die te nauwer nood kleeren aau het lijf hebben die kinderen zijn allen zwart van den rook, ze zien er uit als kleine duivels, als zij half naakt in de straten spelen en met hun schelle, hooge stemmen het rumoer der fabrieken overscheeuwen. Het is een fabrieks stad, bewoond door menschen, die geen flauw vermoeden hebben van wat mooi is, die geen anderen wenscb koesteren dan meer loon te krygen of een extra-borrel. Als het regende hetgeen zeer dikwijls het geval was te Ironfields was het zeer mod derig, en onbeschrijflijk vuil. hethcen zeerna- tnurlijk was, want de regen deed de wolken van roet, welke steeds boven de stad dreven, neer komen en alles zag er daardoor groezeliger uit dan tevoren. Maar Ironfields was volmaakt te vreden. Het nam een eervolle plaats in de han delskringen in en zijn producten werden naar alle oorden der wereld gezonden en daarvoor kwam veel geld terug, dat verdween in de zak ken der heeren en voor een klein deel in de zakken der werklieden. De omtrek was óok niet mooi. 't Was of de De Ongevallenwet. Maar al te goed weten we, welk een ont zaglijk ondankbaar werk het is voor den daarmee belasten redacteur van een groot blad om de lezers op de hoogte te houden van de wetten, welke in de Tweede Kamer in behandeling zullen komenwe weten maar ai te goed, met hoeveel zorg en hoe veel moeite hij een zoo kort en toch zoo duidelijk mogelijk overzicht samenstelt en hoe dat overzicht wordt.overgeslagen, behalve door éen enkele geïnteresseerde wel licht. De redacteur vau een klein blad moet zich, uit den aard der zaak, onthouden van dergelijke voorlichting èn omdat zijn lezers reeds uit de groote bladen kennis hebben kunnen nemen van de zaak èn omdat de ruimte van zijn blaadje niet gedoogt de uiteraard eenigszins lange beschouwingen, de Memoriën van toelichting en van ant woord op te nemen. Waar echter een zóo ingrijpend wetsont werp aan de orde zal worden gesteld als de Ongevallenwet, daar vragen we een oogen- genblik de aandacht onzer lezers. Niet ten onrechte wordt dit ontwerp ge brandmerkt als de «Ongelukswet'' Want indien het ontwerp natuurlijk na allerlei amendementen tot wet ver heven en ingevoerd is, dan zal zij ongeluk brengen over zeer velen. Dat de werkman wordt verzorgd als hem een ongeval overkomt, dat hij wordt gepen- sionueerd als hij niet meer kan arbeiden, wie zou dat onbillijk durven vinden En niet alleen de handwerksman, die in de fa- briek-zelve arbeidt, maar ook de kantoorbe diende, enz. aan wien men nog altijd maar niet denkt. Maar dat men de patroons dwingt, voor die verzekering oneindig meer te betalen dan noodig is, dat is een grove onbillijkheid. Een onbillijkheid, die trouwens reeds er kend wordt door tal van Kamerleden, van de meest uiteenloopende richtinggetuige de amendementen, die reeds zijn ingediend. Een onbillijkheid door degroot-industree- len gevoeldgetuige het groot aantal adres sen, door hen reeds ingezonden. natuur, met al die rook voor oogen, den tnoed verloren had en geen lust meer in haar werk voelde; de menscheu wisten immers tóch niet wat mooi was. De velden en weiden rond Ironfields waren dan ook slechts een zweem beter dan de stad zelf. In de hoofdstraat van Ironfields stond, midden tusschen de oude huizen, een nieuw, een dro- gislenwinkel. Op de ramen was denaam „VVosk Co." geschilderd, met groote gouden letters op lichtblauwen grond. Daarboven waren groote flesschen zichtbaar, gevuld met roode, gele en groene vloeistoffen, die des avonds een spook achtig schijnsel wierpen op de gezichten der voorbijgangers. Verder zag men er groote stop- flesschen met tandenborstels, stapels Pear's zeep, sponzen, gutta-percha-voorwerpen en nog vele andere zaken, die lot dien tak van handel benooren. In Oen winkel zag men een mahoniehouten toonbank, waarop tal van medicijnen voor alle mogelijke ziekten waren uitgestald, evenals langs de vier wanden. In een hoek van de ruimte zaten, achter een groen glazen scherm met een gaspit er boven, het grijsharige hoofd van den heer W'osk en het roodharige vau Wosk'e assistent. De heer VVosk, die in zich ook de Co. ver- eenigde, waa een lang, slank, ernstig man, steeds in het zwart gekleedhij hac' een zwaren baard en de gewoonte om telkens in zijn handen te wrijven, als waschte hij ze met onzichtbare zeep en water. Hij kuchte veel, vooral als hij aan het praten was, hetgeen zeer stoorde. Hij was een steunpilaar van de kerk, waar hij des Zondags met 't gezicht van een zondaar collecteerde. Hij heette Ebenezer en zijn vrouw regeerde hem met ijzeren hand, waarschijnlijk om dat zij geen kinderen had, op wien zij macht kon uitoefenen. Mevrouw VVosk waa er echter niet in geslaagd, den assistent van haar echtgenoot onder don duim te krijgen, ofschoon zij niets vuriger weschte. Hij verzette zich weliswaar nooit open lijk, maar keerde en wendde en wrong zich als een aal, zoodat ze hem nooit te pakken kon krijgen. In werkelijkheid regeerde de assistent Tal van industrieelen (groot en klein) heb ben reeds hun personeel verzekerd tegen ongevallen; verzekerd bij soliede maatschap pijen. Aan alle lezers is uit de couranten bekend, hoe steeds met de grootste nauw gezetheid de maatschappijen zich kweten van hun plicht tot uitkeering bij een onge val. Het ontwerp nu ontkent de soliditeit van deze soort verzekering, want het wil een Rijks-verzekeringsbank. Een Rtjks-verzekeringsbank, met een groot stel, zwaar bezoldigde Rijksambtenaren. Daardoor zullen wel enkelen in een baantje, of liever aan een goed bezoldigde betrekking geholpen, maar zeer velen, die nu bij een particuliere Verzekeringsbank werkzaam zijn, zullen uit hun brood gestooten. Gezwegen nog van het nadeel, dat aan 's Rijks schat kist wordt toegebracht door de opheffing dei- verder nutteloos geworden Maatschappijen, die dan ook niet langer bijdragen in de be lastingen dat aan de Gemeenten noodeloos wordt berokkend doordien de uit hun werk kring gestooten ambtenaren en beambten niet langer bijdragen kunnen in de plaatse lijke heffingen. Met welk recht wordt aan het particulier initiatief, dat op nuttige en weldoende wijze werkzaam is, een zóo ernstig naaeel toege bracht En op welken grond De concurrentie der verschillende Verze- kerings-maatschappijen heeft het gevolg, dat de premie laag en het beheer zuinig is; de Rijks-bank vraagt hooge premiën en heeft een zeer kostbaar beheer. Indien de Regeering eindelijk er toe wil overgaan, alle patroons in den lande te dwin gen, zonder uitzondering hoegenaamd, bun werklieden te verzekeren, dat zij dan de verzekering verplichtend stelle; dat zij dan de meest strenge maatregelen neme om te controleereu, dat de premiën op tijd worden betaald dat zij er zich van overtuige of de particuliere Maatschappij voldoet aan de strengst mogelijke eischen van soliditeit. Maar dat zij onder al dat toezicht de patroons vrij late, hun werklieden te ver zekeren op de meest goedkoope wijze. Want deze nieuwe belasting van het be- mevrouw Wosk, hetgeen zij zich welbewust was, en daar mevrouw Wosk den heer VVosk onder den pantoffel had, zou men kunnen zeggen, dat de assistent Jules Guinaud de heele familie regeerde. Guinaud was een moeilijke naam om uit te spreken, vooral voor de Ironfielders zij lieten dan ook den achternaam meestal weg en noemden hem een voucfig meneer Judas. Waarschijnlijk had mevrouw VV >#k lie verbaster.ng op haar geweten. Zij toch was tamelijk thuis in den Bijbel als vrouw van een diaken en had groote over eenkomst gevonden tusschen Judas Iscariot en den assistent, in naam en uiterlijk, en zoo kwam het, dat dit jonge mensch in de geheele stad on in den omtrek niet anders genoemd werd dan „meneer Judas." Dat was veel gemakkelijker uit te spreken. Die naam paste dan ook inderdaad zeer goed bij dezen smal-schouderigen, kleinen man met den sluipenden tred van een kat, de groene oogen, die niets schenen te zien en toch alles zagen, het sluike, glanzende roode haar, dat als geplakt was tegen zijn eivormigen schedel, en de door schijnende rose en witte huid van zijn baarde loos gelaat. Hij sprak tamelijk goed Engelsch, hoewel met een vreemd accent en gebruikte soms Fransche woorden, die Grieksch waren voor zijn geheeie omgeving. Zeer eigenaardig was zijn manier om zijn hangende schouders op te halen, het ma- noeuvreeren met zijn smalle, blanke handen en het op- en neerslaan van zijn groene oogen. Op den ochtend, waarvan wij :llen verhalen, regende het weeriets heel gewoo s te Ironfields. Bovendien hing boven de stad oen koude mist die naar roet riekte en door alle reten der huizen naar binnen drong. Hier en daar zag men een voetganger als- een groote schaduw opduikende gaslantaarns verspreidden slechts licht in hun on middellijke omgeving; karren, rijtuigen en wagens bewogen zich slechts langzaam en zeer voorzich tig voort, als maakten zij alle deel uit van een langen begrafenisstoet. En het was twee uur in den namiddag. drijf zal vooral ongeluk brengen over de kapi taal-zwakken. Wellicht zullen deze regelen er toe leiden, dat belangstelling wordt gewekt bij de be langhebbenden, dat dezen gaan lezen wat op dit stuk wordt geschreven, dat zij de zaak be spreken en, op gepaste wijze, protesteeren vóór het te laat is. De Eerste Kamer der Staten-genei-aal is bijeengeroepen tegen Maandag 26 Juni, 's middags hall drie. De Tweede Kamer gaat morgen op reces. De van Regeeringswege gesubsidieerde heidense he «oflerfeesten" op Lombok zullen voortaan «oogstfeesten" hoe ten, en dan ook aanstonds Christelijk zijn. Nu is de zaak in het reine Het Departement van Justitie heelt dezer dagen aan (ie ambtenaren bij de gevange nissen, die den 05-jarigen leeftijd hebben be reikt de aanzegging gedaan, dat zij met 1 Juli den dienst moeten verlaten. 4 Indien een particulier veertien dagen te voren een 65-jarig arbeider de aanzegging deed, dat hij aan den dijk werd gezet, dan De heer William T. Stead geeft in het Haagsche «Dagblad" zeer belangrijke over zichten van de Vredes-conferentie, doch daaronder onlangs een beschouwing over dum-dum-kogels, die de strekking heeft, te doen uitkomen, dat de algemeen veroordeelde kogels niet bij de Engelschen in gebruik zijn, doch bij de Hollanders. De Engelscbe dum-dum-kogels zijn eigen lijk zeer onschuldig! Ze hebben alleen een gescherpte punt, die, als de kogel in het lichaam is gedrongen, zich eenigszins uitzet en daardoor de wilde krijgers, tegen wie Engeland te vechten hoeft, eerder doodt dan de gewone kogels, die deze heeren slechts als speldeprikken beschouwen. Van ontplof fing in ot uitbreiding naar alle zijden en verscheuring van het lichaam is geen sprake1 Het Hollandsche Gouvernement nu had voor eenigen tijd aan het Engelsche eenige Ook in den winkel van Wosk <fe C'o brandde het gas; een gele vlam verlichtte den heer Wosk en zijn assistent Judas, die bezig waren fleseh- jes medicijn in te pakken. Achter het kleine raam, tusschen winkel en achterkamer, werd nu en dan het gelaat van mevrouw Wosk zichtbaar, die een wakend oog hield op echtgenoot en assistent. Brrr, zeide Judas, wat is het koud. De mist dringt door de kleeren. Dat brengt de tijd van 't jaar mee, ant woordde Wosk, zijn handen wrijvend in ieder geval voordeelig voor den winkel. Juist, meneer, antwoordde Judasen voor den doodgraver. Maar wij moeten zorgen, dat de doodgra ver niet te veel te doen krijgt! Dat is onze plicht Op dit oogenblik ging de glazen winkeldeur open om een vreemdeling binnen te laten, die in een warmen pelsjas gehuld was, Judas keek hem nieuwsgierig, Wosk onverschillig aan en beiden zagen, dat het een jonge man waB met een scherp geteekend gelaat. Ik ben hier bij Wosk Co, niet waar? vroeg de vreemdeling, die niemand anders was dan Ootavius Tanks. Om u te dienen, mijnheer, antwoordde Wosk naar voren tredend. De naam staat op de deur. Dat is wel mogelijk, antwoordde de de tective droog, maar de mist maakt uw deur, ja bijna uw heele huis zoo goed als onzichtbaar. Zoo, zoo, is de mist zóo erg? zeide Judas, den detective van het hoofd tot de voeten op nemend. Tanks wendde zich bij het hooren dier vreemde stem plotseling om en de indruk, dien de eige naar op hem maakte, was buitenwoon onaan genaam. Oui, antwoordde hij, n'êtes-vous pas Fran cais Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1899 | | pagina 1