Donderdag 26
October 1899.
No. 4922.
49e Jaargang.
EEN OFFER.
Stadsnieuws.
üitgave
A. H. VAN CLE E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnet.
post f 1.15. Adverteotiln -1-6 regels 00 cent; elke IV 7per
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentie. CC? «r ro° e etter^ naar
,n T o o oei. rege| t Afzonderlijke
nummers 10 cent. 1 J
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosi
in rekening gebracht
Bureau
KORTEGRACHT 9.
Telephoon 19.
kennisgevingen.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gezien art. S der Hinderwet,
Brengen ter kennis van het publiek, dat door
hen aan JULIUS van EMSTEDE handelende
onder de firma VAN EMSTEDE &Co., en zijne
rechtverkrijgenden vergunning ia verleend om
een fabriek tot vervaardiging van groene en gele
zeepen, oliën, enz. opterichten in het perceel alhier
gelegen aar. den Ileiligenbergerweg, kadastraal
bekend onder sectie B. No. 1271.
Amersfoort, den 23. October 1S99.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK,
De Secretaris,
B. W. Th. Sandburg.
I)e BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gezien art. 8 der Hinderwet,
Brengen ter kennis van het publiek, dat door
hen aan DIRK PRINS, en zijne rechtverkrijgenden,
vergunning is verleend om eene broodbakkerij
opterichten in het perceel alhier gelegen aan
den Utrechtschen weg, kadastraal bekend onder
sectio C. No. 886.
Amersfoort, den 23. October 1899-
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK
De Secretaris,
B, W. Th. SANDBERG.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gezien artikel 41 der Gemeentewet,
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Raad dezer gemeente zal vergaderen op Vrijdag,
den 27. October aanstaande, des namiddags te
l'/i ure.
Amersfoort, den 24. October 1899.
De Burgemeester voornoemd,
F. 1). SCHIMMELPENNINCK.
De Cents-berg der Barmhartigheid,
Een vertelseltje voor (le heele
Nederlaudsche jeugd.
Vador Jansen was ecu boekbinders-knecht, d'
zijn werk uitnemend verstond en nooit to lui wn
om te werken, zoodat hij bij zijn patroon, die veel
van hem hield, een goed loon verdiende. Toch was
en bleef Jansen maar altijd even arm, en was hel
bij hem aan huis. bijna geregeld op en te kort.
Was hij dan een verkwister of' oen dronkaard
O neen, Jansen was dat hceleniaal niet. Inlegen-
Feuilleton.
deel, hij was de zuinigheid zelf, en hoewel hij wat
graag een pijpje of sigaartje rookte, er gingen dik
wijls dagen voorbij, dat hij geen enkel trekje deed,
alleen om maar niets uit te geven, wat hij niet vol
strekt uoodig had.
Misschien had hij dan een vrouw, die een dub
beltje niet tienmaal bekeek, eer ze het uitgaf, of
mogelijk had hij heel veel kinderen.
Ook al mis 1 Moeder Jansen was net als haar man,
ze hadden maar twee kinderen, Jan en Dora,
die tweelingen en tien jaar oud waren.
Er was wat anders. Jansen had voor zijn onden
vader, en moeder Jansen had voor haar nog veel
ouderen grootvader te zorgen, en wat misschien nog
erger was. moeder Jansen was sedert een paar jaren,
en hevige inliuënza, aau het sukkelen geraakt,
iu meer dan een jaar lang kwam de dokter om
den anderen dag, en moest ze gedurende al dien
tijd medicijnen slikken. Zie dat kostte geld, veel
geld, dikwijls meer geld dan Jansen in een weck
verdiende, want al was het dorp, waar hij woonde,
ook heel groot, een zoogenaamd „Ziekenfonds" was
er toch niet.
Aan Jan en Dora was evenwel niets te zien van
den harden strijd, dieu vader en moeder te strijden
hadden. Hun gelaat bloosde van gezondheid, en
uit hun heldere kijkertjes straalde een zonnetje van
geluk. Op weg naar school of naar huis, woonde er
vaak een lijstertje in hun keeltjes en zongen ze,
vroolijk dansend en huppelend, liet hoogste lied
uit, zoodat de menschen uit de grap hen wel eens
„De twee vroolijke spreeuwen" noemden.
Een paar dagen geleden kwamen ze op een mid
dag alweer uit school naar huis. Van huppelen en
springen was geen sprake; het lijsteltje in hun
keeltjes was stom; het stralende geluks-zounetje in
hun kijkertjes was ondergegaan, en het was net,
alsof er over hun blozend gelaat een treurig, zwart
rouwfloers lag. Met flauweu, slependen gang liepen
ze langs de straat, en toen zo voorbij den bakkers
winkel kwamen, zei de bakker tot. een vrouw, die
hij aan brood hielp
Die twee hebben van meester zeker strafregels
te maken gekregenO, o, wat zetten ze ecu gezicht
van oude lappen
Jan en Dora hoorden er niets van en sleepten
zich, als oude zieltjes, die een vracht jaren in hun
beenen meedragen, zonder een woord te spreken,
voort.
Wat scheelt er toch aau vroeg moeder, toen
Dora binnentrad en zij haar betrokken gezicht zag.
Iuplaats van antwoord te geven, brak het meisje
Daar trad Jan binneu, cu dat er aan hem ook
wat haperde, bleek duidelijk, want hij wierp met
een booze beweging ziju pet op een stoel, en op
moeders vraag
Maar jongen, jij ook al zoo raar! Wat is er toch
gebeurd gaf hij ten antwoord
We zijn boos, en, en, en erg bedroefd, Moe!
En zoowaar, bij den knaap, (lie alleen van afzien
bij anderen wist wat huilen was, kwamen twee
groote traneu langs de wangen rollen.
Juist trad vader Jansen om het middagmaal te
gebruiken, ook in het vertrek en zijn eerste vraag
was„Wat non Straf op school gehad
Sinds een half uur zaten wij, Hector en ik, zwij
gend op liet terras van liet hotel „Bella Riviera'" tc
öenöve, genietend van het prachtige panorama, dat
zich voor onze oogen uitstrekte. Zooals liet gewoon
lijk gaat in dergelijke oogenblikken van stille be
wondering, dwaalden mijn gedachten ver, ver
en ik had Geneve met zijn heerlijk meer geheel
vergeten, toen Hector's stem mij tot de werkelijk
heid terugriep.
HOdaar is mevrouw De Latrevillezei lnj,
blij verrast naar het scheen.
Ken je haar? vroeg ik werktuiglijk, met den
eigonunrdigen toon van iemand die wakker word'
en niet wil weten dat hij geslapen heeft.
Of ik haar ken? Zeker; en jij immers óok
Je weet weldie Latreville, die bij Laug-Son ZO'
verschrikclijk gewond werd
Latreville?O ja. nu herinner ik mij
den naam. Ik wist niet, dat bij gewond werd, cu
ook niet, dat hij getrouwd was.
Hector luisterde reeds niet meer naar mijhy
was opgestaan om tie nieuw aangekomenen te gaan
begroeten. j
Voor den hoofdingang van het het hotel stond
een rijtuig, met bagage beladen. Een knecht sprong
van den bok en ging bij het portier staan om een
groot, krachtig man bij 't uitstappen to helpen.
Ik herkende aanstonds m\jn ouden kameraad De
Latrevillemaar 't scheen of zijn biik dood was en
de open oogen niet meer zagen.
Hij stapte uit, leunend op den knecht, vatte diens
arm en naderde, voorzichtig tastend, de stoep.
Hem volgde een jonge, sohoouc vrouw, die de
handen vol had met kleine bagage. Zij was slank,
met zeer regelmatige trekken, blond haar en don
kere, levendige oogen.
Zij bleef onverschillig voor net overdreven betoon
van beleefdheid en dienstvaardigheid, waarmee liet
hotelpersoneel de blijkbaar aanzienlijke gasten ont-
ving; zij verloor geen seconde haar echtgenoot
blind.
t nalaten uit b
Jan, tot ziclizelven gekon
derHet is heel wat anders I zeide n
ter verteld van den oorlog i
Oranje-Vrij sta
Engelschen i
uit het oog en scheen met moederlijke zorg over
hem te waken.
Toen De Latreville voorzichtig de stoep had
beklommen wipte, zij vlug de drie of vier treden
op en stak de hand toe aan Hector, die toegesneld
was om de vrienden te verwelkomen.
Zij was eveneens verrast door de ontmoeting.
Ik verliet nu ook het terras om mijn ouden ka
meraad te begroeten. Terwijl ik hem de hand
toestak, bleef zijn blik onbeweeglijk op mij geves
tigd en hij maakte geen beweging.
Bonjour, Latreville Herken je tuij niet
Mayianje weet wel, kapitein Mnyran, van het
zesde
Och, ben jij het oude vriend Dat doet mij
plezier, je hier te ontmoeten. Neem mij niet kwa
lijk, dat ik 't niet dadelijk raadde ik ben
•lil in Tonkin gelaten,
>r 't overige ben ik ge-
r glimlachend hij,
„Neen, va
kschool heeft mees-
Hij heeft gezdgansvaal en den
kogels, die nog lé'oe die valsehe
dolle honden mee dood te schietelijk zijn om er
Boereu gaan vermoorden, omdat dezew die arme
mijnen niet aau Engeland willen geven, >n goud
hun eigen land willen ziju. Hij heeft ons -aas in
laten zien waarop Oaiu Paul, zoo noemen ->]aat
President van de Transvaal, op den preckstoel-u
om met zijn volk onzen Lieven Heer te bidu.
ben tegen die Engelschen te helpen. Hoe mooi vi
dieu Oom Paul ou\ dat te doen Mientje van den
timmerman kuste liet portret van Oom Paul en zei
„Je bent een bravo man, hoor
Maar toon meester sprak van al de mannen, die er
sterven zouden, bijna het heele lijf van biunen ver
scheurd door de dollohondB-geweerkogcls, hoeveel
weduwen in het zwart gekleed, te vergeefs zouden
roepenMan, man, waar blijf je Als je niet
komt, wie moet dan voor ons zorgen? We zullen
van honger en gebrek moeten stervenhoeveel
kindertjes, ook nl in het zwart gekleed, zouden
klagen: Moe, moe, waarom krijgen we geen
boterham, en waarom blijft lief vadertje toch weg
O, toen kregen we allemaal tranen iu de oogen, en
wij, jongens, balden van woede de vuisten tegen die
Engelschen. Als er éen van iu de school gekomen
was, we zouden hem aangevlogen zijn, zonder te
denken, dut hij met zijn dollehouds-geweerkogels
ons Ook zou kunnen doodschieten
Jan zweeg even, en vervolgde daarop: Entoen
zei meester: Er is toch den middel om die arme
weduwen en weezen te helpen. Soldaten sturen om
tegen die Engelschen le vechten, dat mag niet. Als
het mocht, liep half Europa uit om met geweer en
sabel in de hund, dien Engelschen toe te schreeuwen
Blijf af, of jo krijgt met ons te doen 1
Maar, mogen we dit niet, we kunnen geld
sturen om aan die arme weduwen te geven. Als tie
kindertjes haar dan om een boterham vragen, dan
kunnen ze zeggen: Hier, lievelingen, eet I Vrien
delijke mensehen in Nederland zonden ons geld,
want je lief, lief best vadertje komt nooit terug
De Engelschen schoten hem dood, omdat hij jelui
en mij beschermen wilde I
„Nu ziju er in ons laud heeren en dames,
neemt de hoeden er voor af, als je ze ziet die
naar de Transvaal en don Oranje Vrijstaat gaan om
daar «le gewonde Boeren te helpen in het leven te
behouden en om boterhammen te geven, waar hon
ger geleden wordt. Hiervoor is geld, o zooveel geld
noodigEn daarom, als jo wat te missen hebt,
brengt dat b(j onzen Burgemeester, dan zal dezo
zorgen, dat alles in die twee ongelukkige landen
terecht komt 1"
Dat zeide meester, en toen we uit school gingen,
hoorden wij onze kameraadjes „Ik breng een gulden 1
Ik een kwartjeIk een halven gulden I Ik een
dubbeltje!" Ja, Piet van den Notaris zei: „lk een
rijksdaalder
Eu dat maakte ons zóo bedroefd, vader, want wij
kunnen niet meer geven dan den cent. Eu wat is
-als u
zucht.
„Niels", zeide Jansen's vader.
Maar vrouw Jansen's stokoude grootvader zeide,
terwijl hg op zijn hand keek: „Hier tussclien de
haartjes van mijn hand speelt een zaudkorreltje
wegkruipertjeI Je kunt het haast niet zien, zoo
klein als het is, eu toch is de hooge duin, dicht
bij ons huis, van zulke zandkorreltjes opgebouwd.
Velo, o, zoo, vele kleintjes i toch den groote.
Als nu elk kind op scho -na '-en cent. niet
meer dan den cent aan meesier gaf, aan kon deze
aan den Burgemeester meer dau vier gulden geven,
gaan meer dan vierhonderd kinderen school.
het het heele land door, op alle scholen
ged-'in werd, dan bouwen de Nederland
en di?elen' ^"OIUna'- de armen zoowel als de rij ken,
;,n, ümc weduwen eu weezen iu de Transvaal
""ïuW1^ ecn Beldber& die 2011 kun-
he'i'd" hehhïPonl.s"berg der Barmhartigheid",
iel e kinderen0-1^" - ..^nt-berg der Barmhartig,
weduwen en woeB° jaren geleden, vele Nederland-
wen bank" hun gr.e Vh?inrn Bebouwd voor de
.Toe weg die ^.fc[o'"iseu-die ?P de -Schou.
kinderen. Zegt aan'? ^n,v°nden-
heb tc doen, en o, ik dat bü0le Bez'ch.
dal wil ik Brengt *ut ik ,c aangeraden
«ent" *o. Hij zal zeggen ja,
Bouwt, bouwt met je aWe' ieder <5en, óen
dan waardAls je dat doet, dan km-
si'lieu, blozend van schaamte, met meor
gewcorkogels wegkruipen, als dit zand!? ^"gel-
Ver de haartjes van mijn hand, achter ae!>°nds-
liofde van de Nederlaudsche kinderen. H)acn-
arnie weduwen en weezen aan tafel zitten,
den vouwen, de oogen sluiten en bidden J,0
Vader, die iu de Hemelen zijt, geef ons heden
dagelijkseh brood." dan vinden ze, als ze de oogc-.
openen, boterhammen voor zich, gehaald van een
„Cents-berg der barmhartigheid".
En als je dat weet, dat, wat zal je dan gelukkig
ju. Want, wio eeu werk der liefde doet, is ge
lukkig".
Overneming wordt beleefd verzocht.
„Nie
it? Nie
zeiden vader eu moeder Jansen i:
Aanstaanden Dinsdag, den gedenkdag der
Hervorming, des avonds zeven uur hoopt
ds. A. M. Donner in de Gereformeerde kerk
A, aan de Langegracht, voor te gaan in een
bidstond voor onze stamverwanten in Zuid-
Ati'ika.
De opbrengst van de alsdan te houden
collecte zal worden bestemd voor de gezinnen
van ben die voor hun onaibankelykbeid hun
leven wagen.
Arme vriend I kon ik
pen, diep bewogen.
Ja, ik heb mijn gozi
en dat is lastig. Maar yo
zond en well voegde hij i
ik heb een goede geleidster, die mij mijn gebrek
geheel doet vergeten... ia mijn vrouw daar? Laat
ik haar aan je voorstellen.
Ja, beste man, hier ben ik, sprak zij met een
stem, die klonk als muziek.
Lieve Jeanne, mag ik je kapitein Mayran
voorstellen Ee.i oud schoolvriend, net als Hector.
Wol, wat ben ik goed geïnspireerd geweest, toen
ik hierheen ging. Wij zullen weer veel over den
goeden ouden tijd kunnen praten, hè'
lk was verbaasd en ontroerd door zijn opgewekt
heid, welke mij gedwongen voorkwam. Ik kou niet
begrijpen, dat een man, getroffen door zulk een zwa-
ren slag, op veertigjarigen leeftijd veroordeeld
niets meer te zien, niet bezweek onder zulk een lot.
Wij geleidden hen naar hun vertrekken en spra
ken af, elkaar aan tafel weer te ontuioetoutoen
keerden wij terug naar het terras.
lk kon niet nalaten, mijn indrukkeu mede te
deelen aan Hector eu gaf hem te kennen, dat
onze ougelukkige vriend een groote dosis philoso-
lisebe kalmte moest bezitten of beschikken over
ecn lijdzaamheid, die te groot was om oprecht
te zijn.
Noch het een noch het ander, antwoordde
Hector. Ik verzeker je, dat Latreville niet zoo
ongelukkig is, als je meent. Hij gewent zich aan
zijn ongeluk; de tijd brengt troost aan zulke mis
deelde», Ook vindt hij een oumetelijkeu steun iu
de opoffering eu de liefde van zijn vrouw.
Dat geloof ik ook, maar hij kou ook zonder
blind te zijn een mooie eu lieve echlgenoote
hebben.
Weet je niet, dat hij haar juist te danken
heeft aan 't feit, dat hij blinu
Hoe zoo
Heb je nooit de geschiedenis van zijn huwe
lijk gehoord? Laat ik je die dan eens veriellen.
't is een treffend bewijs voor mijn theorie, dat in
de wereld geluk en ongeluk tegen elkaar opwegen.
Er bestaat uuoli voortdurend ge.uk, noeü onafge
broken ongeluk liet een compenseert liet amlere-
zoodut er op den duur een zeker evenwicht ont
staat. Latreville is er een sprekend voorbeeld van.
Beste vriend, zou viel ik hem in de rede, ik
twijfel er niet aan, of je philosüe is de ware, doch
je moet mij dit geval nader ophelderen ik heb
Latreville gedurende langen tiju uit 't oog verloren
en ik weet van zijn geschiedenis niets al'.
Luister dan. Toen hij met zijn regiment naar
Tonkin vertrok, was hij verloofd met Jeanne
d'Espars.
Die nu mevrouw De Latreville is
Wacht even en val mij niet iu de rede. Latre
ville wonsehte levendig, dat het huwelijk gesloten
werd vóór zijn vertrek. De orders van het Ministe
rie lieten hem echter geen tijd hij moest zich in
schepen en het vervuilen van zijn liefsten wenseh
voor on bepaalden tijd uitstellen.
In Tonkin onderscheidde hij zich als dapper en
flink ollioier, voornamelijk door zijn heldhaftig ge
drag bij den bekenden terugtocht uit Lang-Son. lig
kreeg het ridderkruis, eu 't was verdiendwant
dienzelfden dag kreeg Latreville een schot in 't
hool'd. Men nam hem van 't slagveld op in een
allertreurigsten toestand eenige maanden lang
zweefde hij tussclien leven en doodhij herstelde,
maar.was blind, zonder eenige hoop, ooit het ge
zicht terug te zullen krijgen.
Eeu droevig toeval wilde, dat, terwijl Latreville
worstelde met den dood, zijn verloofde werd aange
tast door ecu lievige ziekte, die in enkele dagen
I een einde aan haar loven maakte. Dat vreeselijko
verlies moest verborgen gehouden worden voor
Latreville; hij zou die smart niet overleefd hebben.
Hg ontving geregeld brieven van ziju verloofde
(hem door de verpleegster voorgelezen) waarin zij
verklaarde, dat ze hem nog altijd liefhad en met
verlangen zijn terugkomst wachtte. Het was een
vrome leugen of eigenlijk geen leugen i de be
wonderenswaardige vrouw, die je daareven gezien
hebt en toen Louise d'Espars heette, had de plaats
harer overleden zuster ingenomen en zich aange-
,'es te worden, zonder «lat de
dc verwisseling bemerkte. Ja,
nu twee jaren geleden, dat La-
in Frankrijk en trouwde. In
n bedrog verraden
bezit, die lig
zwaarbeproefde
beste vriend, 1
treville terugk'
dien tijd heeft iemand het
hij gelooft, dat lig de vr
heeft gekozenvoor hem is Louise de doode en
leeft Jeanne. Zoo werd hem een leed bespaard,
dat doodclijk voor hem had kunnen zijn hij aan
bidt haar en is gelukkig. Zeg, vind je het lot van
De Latreville nu uog zoo verschrikkelijk?
Neen, inderdaad! antwoordde ik; maar ik
weet niet, wat ik het meest moet bewonderen de
verheven opoffering van mevrouw De Latreville of
dc fijngevoeligheid van degenen, die hebben,
meegewerkt om dit roerende drama te helpen vol
voeren, door het geheim zoo zorgvuldig te bewaren.
Dal bewgst, dat hot menschdom niet zoo slecht
is, als het wel wordt uitgekreten, besloot Hector.
Toen ik, op 't etensuur. De Latreville zag ver
schijnen, aan den arm zijner in schoonheid pralende
vrouw, kon ik van ontroering geen woord uitbren
gen. Met een blik van innige bewondering bleef
ik staan voor de edele gestalte, het levende toon
beeld van opofferende liefde. Ik had haar gaarne
willen zeggen, dat ik alles wist eu haar vereerde
als ecn heilige.
Z\j st ik mij do hand toe en ik drukte mijn lip
pen er op, niet zóóveel eerbied, dat zij mijn ge
dachten raadde en begreep, dat ik haar geheim
kende.
Hier is kapitein Mayran. zei ze tegen haar
echtgenoot, eu in den smeekenden blik, waarmee
ze mij aanzag, las ik een bede, die alleen ik begreep.