Donderdag 28
Juni 1900.
4992.
49e Jaargang.
De derde vrouw!
üitg&ve
A. H. VAN CLEEFF
te Amersloort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.franco per
post f 1.-15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
EOBTEOBACHT
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
Jacht.
Ae COMMISSARIS der KONINGIN in de
■vincie UTRECHT,
Tiezien het besluit van Heeren Geduputeerde
■ten dier provincie, dd. 21 Juni 1900, no. 18;
Belet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857
puitsblad no. 87);
Arengt bij deze ter kennis van belanghebben-
dat de opening der jachtbedrijven vermeld
■er litt, d, en h van art. 15 der voormelde
■t (het schieten van waterwild, het vangen
waterwild met slagnetten, en het vangen van
■dvogels in een eendenkooi of daarmede ge-
■stnand toestel) voor de provincie Utrecht is
Buuld op Zaterdag 7 Juni aanstaande, ter plaatse,
art. 1 van het Reglement op de uitoefening
jacht en visscherij en de afpaling der een-
Bkooien in de provincie Utrecht aangeduid.
En, ten einde niemand eenige onwetendheid
■rvan voorwende, zal deze worden afgekondigd
1 aangeplakt, waar zulks te doen gebruikelijk
Utrecht, den 22. Juni 1900,
I)e Commissaris der Koningin voornoemd.
SCIIIMMELPENNINCK v. d. O.
v. NIJENBEEK.
f> BURGEMEESTER en WETHOUDERS
■n AMERSFOORT,
■ielet op art. Oder Hinderwet,
■Irengen ter kennis van het publiek, dat een
|)r GERBEN WILLEM BENNINK ingediend
Irzoek, met bijlagen, om vergunning tot het
lrichten van cenc varkensslachterij in het per
il alhier gelegen aan het Havikno 26 (Wijk E.),
1 het, Kadaster bekend onder Sectie E.No 505,
de Secretarie der Gemeente ter visie ligt, en
op Maandag, den 9. Juli aanstaande, des
iriniddags te half elf uren gelegenheid ten
Juidhuize wordt gegeven om, ten overstaan van
Bt Gemeentebestuur of van een of meer zijner
Wen, he zwaren tegen het oprichten van de in-
ihting in te brengen.
IAmersfoort, den 25. Juni 1900
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
T. A. J. van ASCH van WIJCK.
De Secretaris,
1 W. TH. SANDBERG.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
In AMERSFOORT,
Gelet op art. 6 der HINDERWET,
I brengen ter kennis van het publiek, dat een
lor J. TREURE ingediend verzoek, met bijla-
■n, om vergunning tot het oprichten van een
■troluiim-niotor van 12 panrdekrachtcn in het.
■rceel alhier gelegen aan den Lageweg, bij het
Tadaster bekend onder Sectie A. No 1519, op de
Feuilleton.
Secretarie der Gemeente ter visie ligt, en dat
op Maandag, den 9. Juli. aanstaande, des
voormiddags te half elf uren gelegenheid ten
Raadhuize wordt gegeven om, ten overstaan van
het Gemeentebestuur of van een meer zijner le
den, bezwaren tegen het oprichten van de in
richting in te brengen.
Amersfoort den 25. Juni 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
T. A. J. van ASCH van WIJCK.
De Secretaris.
B. W. Th. SANDBERG.
Een interessante quaestie.
Het Centraal-Departement der nVereeni-
ging van Leeraren aan Inrichtingen van
Middelbaar Onderwijs" hield op 24 dezer in
't Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
te Utrecht een druk bezochte vergadering,
waarin als spreker optrad Professor Straub,
uit Amsterdam. Onder de aanwezige auto
riteitten werden opgemerkt de Burgemees
ter van Utrecht, de heeren Nijland en Cou-
vée, Districts- en Arondissements-Sehoolop-
zieners, Professor Zwaardenmaker, Dr. J. H.
Gunning Wzn., Privaat-Docent in de Pae-
dagogiek am de Universiteit, en ande
ren, terwijl vele onderwijzers van Lagere
scholen uil Utrecht en omstreken mede te
genwoordig waren.
De voordracht, opgehelderd door tal van
graphische voorstellingen, betrof het onder
zoek van de oogen van leerlingen aan in
richtingen voor Lager, Middelbaar en Gym
nasiaal onderwijs te Amsterdam.
Het meest waargenomen ooggebrek was
dat der bijziendheid. Beginnende bij een
betrekkelijk zeer gering aantal leerlingen
op zesjarigen leeftijd, breidde de myopie ziel)
uit gedurende den loop der leerjaren, en in
steeds toenemende mate bij de opvolgende
onderwijsinrichtingen.
Na een historische uiteenzetting van het
geen er op het gebied van het onderzoek naar
bijziendheid reeds was verricht, gaf Profes
sor Straub een overzicht van de refractie-
leer van het oog, zooals die indertijd door
Donders is opgesteld.
Daarna kwam hij tot het resultaat van
zijn eigen onderzoekingen en die van twee
zijner assistenten, de heeren Dinger en Van
der Meer, met betrekking tot 7000 leer
lingen der Lagere school en van de Hoogere
Burgerschool en het Gymnasium te Amsterdam
ingesteld.
naar HENRYK SIENKIEWICZ,
schrijver van „Quo Vadisenz.
Volgens Antck is het schilderen van historische
■nlenveipen „duistere barbanrschheid". Ik schil-
It geen historische doeken en mij laat de quaestie
fclkomeu koud, maar ik hoor, dat deze meening
leeds veld wint; de menschen maken er een lijfspreuk
Bn, en dat begint mij te vervelen.
Onze Foolsehe schilders hebben éen gebrek: zij
Iju behept met enkele leerstellingen over kunst,
[orden daar geheel door behcerscht, bekijken de
■ngen steeds uit dat oogpunt, doen do kunst ge-
[i'ld aan en zijn bijua meer apostelen dan schilders.
P tegenstelling met dit type sohilders leerde ik er
[n paar kennen, die gewoon geen lippen meer had-
Ion door hun gezwets over kunst en hoe deze fei-
p'ijk moest zjjn, maar kwam het aan op het han-
van een penseel, dan moesten zij stilletjes
lijven.
Meer dan eens heb ik gedacht, dat con theorie
de kunst voort moet komen uit wijsgeeren,
ar dat schilders moeten weergeven wat hun hart
a zegt; liet komt er alleen op aan te weten, hoe
moet schilderen. Voor mij is het meest onge-
Bikkigc talent van veel meer waarde dun de mooiste
Ijioorie, en de fraaiste regels mogen nog niet eens
schoenen poetsen van vrijheid van gevoelen.
J Op een goeden dag stapte ik met Kazia en de
■jealovski'B naar dc tentoonstelling. Nog steeds ston-
er massa's menschen voor mijn schilderij. Zy
jonnen te duisteren toen wjj binnenkwamen en
°eu keken zij het meest, niet naar hot schilderij
,o uiot naar mij, maar naar Kazia. Vooral de dames
rondden de oogen niet van haar ul'. Ik merkte,
z.y dat verbazend prettig vond, maar ik nam
In de laagste klasse der openbrre en bijzon
dere lagere scholen bleek nog niet 1% der leer
lingen bijziende te zijn. Dit getal groeide
echter in de hoogere klassen der Lagere
school geleidelijk aan tot 10°/0.
In de eerste klasse der Middelbare- scho
len bevonden zich 15 a 20°/0 bijzienden, aan
groeiende tot 33% in de hoogere klassen
in Duitschland zelfs tot 60%, ja in enkele
gevallen tot 85%!
Vraagt men naar de oorzaken van het
feit, dat bij het verlaten der Lagere school
10% der leerlingen bijziende zijn, en onder
de toegelatenen tot de Middelbare scholen
er zich 20% bevinden, dan wijst dit verras-
rend verschijnsel op de dressuur voor de
toelatings-examens, die de leerlingen nood
zaakte bij lamplicht hun oogen te bederven,
terwijl het dan juist de bijzienden zijn, die
door de Middelbare school schijnen gekozen
te worden. Een medisch attest van bijziend
heid zou alzoo het toelatings-examen groo-
tendeels kunnen vervangen
De spreker hechtte een bijzonder gewicht
aan het onderzoek naar de toeneming der
bijziendheid, wijl men daarin de aanduiding
raag zien van veel ernstiger zaken. De bij
ziendheid op zich zelf noemt hij nog een
vrij onschuldig kwaad; rnaar waar te veel
van de oogen gevergd wordt, wijst dat on
dubbelzinnig op een te veel vergen van de
hersenen dus op de overlading. Daarom
gevoelde hij veel voor den toestand, zooals
die aan enkele scholen in het buitenland
voorkomt: dat alleen in de morgenuren les
wordt gegeven, en voor den namiddag en
kele oefeningen van uitsluitend practischen
aard bewaard blijven.
En waar het geven van namiddaglessen
in theoretische vakken onvermijdelijk is (zoo-
j als bij voorbeeld aan de Middelbare school
j in ons land) verdient het ernstige aanbeve-
ling, den oogen der leerlingen en niet minder
hun hersenen enkele uren rust te geven na
alloop der schooltijden vóórdat die or-
ganen thuis op nieuw te werk gesteld wor
den bij het maken van de taak voor den vol-
I genden dag. Volkomen dezellde eisch wordt
gesteld voor de lichamelijke ontwikkeling
I der leerlingen: na inspanning, ontspanning,
j Toegejuicht inoel dus worden een onder-
wijsregeling, waarbij de school des namid
dags tijdig genoeg eindigt om den leerlingen
de gelegenheid te geven daarna nog een
paar uren in de buitenlucht aan gezonde li-
chaamsbeweging te besteden. Eerst dan
zullen ook oogen en hersenen voldoende op-
gefrischt zijn, om des avonds bij het maken
van huiswerk weer goeden dienst te kunnen
doen, zonder daar nadeel van te onder
vinden.
De spreker vond het hoogst nuttig, de
resultaten van zyn onderzoek io dezen kring
uiteen te zetten omdat van de onder
wijsmannen, door beperking der lesuren en
van de hoeveelheid huiswerk, meer te ver
wachten is ter bestrijding van overmatige
inspanning der jeugd dan van de medici.
De zaak der overlading moet door de
school tot oplossing gebracht wordenals
de dokter er bij te pas komt, is het kwaad
al gebeurd
Met de meeste belangstelling en instem
ming namen de aanwezigen kennis van de
feiten, door den hooggeleerden spreker in
het licht gestelden zonder twijfel moet
erkend worden, dat een ernstige les verbor
gen ligt in de resultaten van het op zoo
voortreffelijke wijze door hem besproken
onderzoek. Allen, die verantwoordelijk zijn
vuor- en belast zijn met de vorming van
het opkomend geslacht en die alzoo tot
op zekere hoogte de toekomst van ons land
en volk mede in handen hebben zij mo
gen nota nemen van de onwederlegbare ge
gevens door de wetenschap hier ter beschik
king gesteld.
Want het zijn niet de oogen alleen, die
bij vele der huidige onderwijsregelingen blij
ken benadeeld te worden. Immers de bijziend
heid. op de scholen aangekweekt, moet wor
den opgevat als indicator van veel ernstiger
kwalen, al zijn die tot dusver nog aan nauw
keurig medisch onderzoek ontsnapt.
Zeer terecht vraagt de Fransche schrijver
A. Duraas, wat toch de oorzaak kan zijn,
dat zooveel intelligente en gevatte indivi
duen gevonden worden bij kinderen van 6
tot 10 jaar en zóo bedroevend weinig onder
hen, die den bekenden ondankbaren leeftijd
van 10 a 20 jaar bereikt hebben. Is het ook
de school geweest, die zoovele natuurlijke
en voor het toekomstig leven onmisbare
eigenschappen der kinderen heeft helpen
afstompen
Deze gewetensvraag verdient ernstige
overweging.
het haar niet kwalijk. Veel erger vond ik het, dat
zij bij Autek's lijkeu beweerde: „datis geen fatsoen
lijke schilderij". Suslovski verklaarde, dat zij hem de
woorden uit den mond genomen had, maar ik was
woedend. Dat mijn Kazia zóo'n idee van kunst
moest hebben
Uit nijd nam ik op eens afscheid van hen, ou
der voorwendsel, dat ik Osirynski spreken moest
ik ging wel naar zijn bureau, maar om hem bij my
ten eten te vragen.
Ik zag een wonder, een vizioen meer kan ik
niet zeggen.
Toen werd het mij pas duidelijk, waarom een mensch
oogen heeft.
Corpo di Baeeo, welk een schoonheid!
Ik liep met Ostrynskiik zag plotseling op den
hoek van de wilgenlaan een vrouw vlug voorbij loo-
pen. Ik stond als aan den grond genageld ik werd
zoo stijf als een lantaarnpaalik werd als een blok
steen; ik staroogde; ik verloor mijn bewustzijn zon
der het te weten, greep ik Ostrynski by zyn kraag;
ik liet zyn kraag los en help, sta my bij, of
ik sterf
Omdat zij zulke prachtige gelaatstrekken had?
Het zijn niet haar trekken; zij is eenvoudig het ide
aal voor een kunstenaar, een meesterstuk van lijn,
een meesterstuk van kleur, een meesterstuk van ge
voel. Greuze zou in haar nabijheid uit zijn grafaijn
opgestaan en zich dan te kort gedaan hebben, om
dat hy zooveel leelijks geschilderd heeft
Ik staarde en gaapte haar na. Z(i wandelde alleen
wat alléén Poëzie loopt met haar mee muziek,
lonte, luister en liefde dartelen om haar heen. Ik
wist niet, of ik haar dadelijk zou willen schilderen
ik had liever voor haar neergeknield gezeten en haar
voeten gekust, omdat zóo 'n vrouw geboren was,
maar ik wist zelf niet wat ik wilde.
Zy ging ons voorbij, heerlijk als een zomerscbe
dag Ostrynski boog voor baar, maar zij zag hem niet.
Ik ontwaakte uit mijn verbijstering en nep
Laten wy ze nagaan
Neen, zei Ostrynski, ben je gek geworden?
Ik moet myn das vastmaken. Laat my met rust!
Het is een kennis van mij.
Ken je haar? Stel mij aan haar voor.
Ik denk er niet aan kijk naar je bruid.
Ik slingerde Ostrynski een verwensching naar het
hoofd en vervloekte in éen adem zijn nakomeling
schap tot in den negenden graad; toen wilde ik de
onbekende naloopen. Tot mijn ongeluk was zy in
een open rijtuig gestapt. Van een alstand zag ik
haar strooien hoed en haar rooden parasol.
Ken je haar heusch vroeg ik Ostrynski.
Ik ken iedereen.
Hoe heet zij
Helena Kolchmovski van hel Huis van Tumo,
bijgenaamd Panna Vdora (mejuffrouw de weduwe).
Waarom Panna Vdora?
Omdat haar man overleed aan het bruiloftsdi
ner. Als je je verstand weer bij elkaar hebt, zal ik
je haar levensgeschiedenis vertellen. Daar was eens
een rijke, kinderlooze, ongetrouwde heer, Kolcha-
novski de Kolchanovo, een edelman uit de Ukraine.
Hij had verbazend veel adellyke familieleden, die
hoopten te erven,, en een buitengewoon korten hals,
wat de erfgenamen nög prettiger vonden. Ik kende
die erfgenamen. Het waren heusch zeer achtenswaar
dige menschenmaar wat was er aan te doen De
meest eerlijke en de minst hebzuchtige kon zijn oogen
niet af houden .van den hals van Kolchanovski. Dit
begon hem zóo te vervelen, dat hij, tegen zijn fa- t
milie in, het hof begon te maken aan de dochter
van zyn buurman, een acte opstelde waarbij hy haar
universeel erfgenaam maakte on daarna haar
huwdena de trouwplechtigheid werd er gedaust
na het bal een souper na het souper bleef hij door
een beroerte op de plaats dood. En zoo werd me
vrouw Helena Kolchanovski mejuffrouw de weduwe.
Is dat al lang geleden?
Drie jaar. Toen was zij twee-en-twintig. Sedert
heeft zij wel drie-en-twintig keer kunnen hertrouwen,
maar zij heeft er geen lust in. Do menschen dach
ten, dat zij op een Prins wachtte, maar het bleek
niet waar te ziju, want onlangs neeft zy nog een
Prins geweigerd. Trouwens, ik weet wel, dat zy zich
niet zoo verheven gevoelt; het beste bewijs is, dat
Helena Kolchanovski nu zeer vertrouwelijk omgaat
met onze welbekende, sympathieke, gevierde, enz.,
Eva Ad&mi, die zij on kostschool heeft leeren kennen.
Toen ik dit hoorde, sprong ik op van blijdschap.
Als dat waar was, had ik Ostrynski niet eens noo
dig. Myn lieve aardige Evusia moest de hinderpa
len uit den weg ruimen, die my van Helena verwij
derd hielden.
Dus je wilt mij niet bij haar brengen vroeg
ik Ostrynski.
Zeker niet; als iemand met een ander in de
stad kennis wil maken, dan doet hy het, antwoordde
Ostrynski, maar omdat je my van Kazia verdreven
hebt, wil ik niet, dat ae menschen zullen kunnen
zeggen, dat ik de oorzaak ben van weet ik hetf
Nu, tot ziens!
Ik moest bij de Suslovski's eten, maar schreef hen
af.
Ik had wel nooit last van kiespijn, maar dien dag
gaf ik mijn gebit de schuld.
Den geheelen dag had ik Helena voor oogen welk
schilder zou hy zijn, die niet aan zulk een gelaat
denken zou Ik schilderde in myn gedachten tien
portetten van haar. Ik kreeg een stuk in mijn geest,
waarop het gelaat van Helena peachtig zou uitko
men. Ik moest haar alleen maar een paar keer eens
zien. Ik vloog naar het huis van Eva Adami, maar
trof haar niet. 's Avonds kreeg ik een briefje van
Kazia, waarin zy my uitnoodigde op de koffie voor
den volgenden dag. Die koffie werd my een nacht
merrie
Ik kon onmogelijk komen, want als ik Eva 's och
tends uiet aantrof, was ik haar den heelen dag kwyL
Eva Adami (zoo heete zy op het tooneel, haar ware
naam is Anna Yedlinski) was een buitengewoon
meisje. Ik kende haar al lang en wy zeiden jy en
jou tegen elkaar. Zy was toen al negen jaar op de
planken en rein gebleven in den ware zin van het
woord. Aan het tooneel heeft men tal van vrouwen,
die physiek onschuldig zyn, maar als de japonnen
al de wensehen van dié vrouwen verklapten, geloof
ik, dat de meest brutale en schaamtelooze baviaan
bij dat verhaal kleuren zou. Het tooneel bederft de
gemoederen, vooral de ziel der vrouwen.
Wordt vervolgd)