Maandag 23
September 1901.
iMEESFOQRTSCÏÏE DOURAIT.
No 5121.
50e Jaargang.
Binnenland.
Feuilleton.
Parijzenaartjes.
PflOENIX-BROUWERIJ.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Specialiteit in Exportbier naar de Tropen.
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond Abonnement per 3 maanden f\.Irancoper
post f 1.45. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer* 10 cent. Legale-, oflicieële-
en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reolatnes 1—5 regels f 1.25; elke regel meer
f 0.25. Groote lettere naar plaatsruimte. Bewijsnummers worden in rekening gebracht en kos
ten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten dë stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
Telephoou 19.
KENNISGEVING.
De GRIFFIER der PROVINCIALE STATEN
van UTRECHT,
daartoe door de Gedeputeerde Staten van dat
gewest gemachtigd,
brengt ter bennis van de belanghebbenden,
dat de Rekening der enkel Provinciale enhius-
houdelijke inkomsten eu uitgaven over het dienst
jaar 1899, goedgekeurd bij Koninklijk besluit
van 22 Augustus 1901, No. 107, alsmede de Be
grooting dier inkomsten en uitgaven voor het
dienstjaar 1902, goedgekeurd bij Koninklijk be
sluit van 12 September 1901, No. 32, ingevolge
art. 100 der Provin' le Wet verkrijgbaar zijn
gesteld ter Provinciale Griffie van Utrecht, te
gen betaling van 40 cents per exemplaar, zoo
wel voor de Rekening als voor de Begrooting.
Utrecht, den 19, September 1901.
De Griffier der Staten voornoemd,
C. R. MERKUS.
Krachtens machtiging van H. M. de Konin
gin, deelt de Minister van Binnenlandsche
Zaken mede, dat de volgende ontwerpen van
wet worden ingetrokken
le. tol regeling der arbeids-en rusttijden
2e. tot wijziging en aanvulling van art. 77
der Wet tot regeling van het Middelbaar on
derwijs.
3e. tot bekrachtiging eener wijzinging der
heffing van haven- eu opslaggeld voor het
gebruik der provinciale haven te Kuinre
4e. tot verhooging en wijziging van hoofd
stuk V der Staatsbegrooting voor het dienst
jaar 1901
5e. tot wijziging van de artikelen II, twee
de lid, en 85bis, laatste lid, der Wet totrege
ling van het Hooger onderwijs;
6e. tot herziening der regeling van het
Armbestuur
7e. tot wijziging der grens tusschen de ge
meenten Hellevoetsluis en Nieuw-Helvoet.
Ook wordt ingetrokken het bij de Eerste
Kamer der Staten-Generaal aanhangige wets
ontwerp tot verhooging van hoofdstuk V der
Staatsbegrooting voor 1901.
Van den Minister van Waterstaat is ge
lijkluidende mededeeling ontvangen betref-
de de wetsontwerpen tot
le. Verzekering- van de Veiligheid van het
verkeer op de openbare wegen
2e. Nadere bepalingen betreffende de rnijn-
ontging, met wijziging der Wet van 21 April
Armoe.
Madame Chose trekt haar zoon mee aan 'n handje.
Ze wandelen. De zon is mooi, heelemaal van
goud de lucht, zoo rein als 'n meisjeshartje, breidt
z'n blauw togen den hemel-zolderde wind strijkt,
even maar, voorzichtigjes, over de boomen, en dat
doet reeds hun blaren sidderen. De vogeltjes zingen
mogelijk, omdat het Parijsche vogeltjes zijn, zingen
xe wel café chantant-deuntjesMassa's dnrnes vegen
de straat met haar rokken haar torenhooge hoeden
drjjven de wolken voort. Er zjjn veel armen op
straat ondanks het mooie weer, maar je ziet ze niet:
het weer is te mooi voor die vlekken op de maat
schappij". want (lat zijn ze. De rijke menschen kun
nen ze niet uitstaande armen storen hun spijsver
tering
Een vrouw met wit haar, die 'n zwarten omslag
doek draagt, is op Madame Chose toegestapt en
heeft haar 'n aalmoes gevraagd. Ze heeft al baar
moed samengeraapt om een beetje af te bedelen
van Madame Chose 's fortuin, maar toen die dame
voortging, onverscbillig-weg, is ze op den loop ge
gaan, heel verlegen.
Eigenlijk is Madame Chose niet kwaad: ze i
leen onbeduidend. Ze heeft tocb wel de besehei-
denheid van die vrouw gezien en daaruit opgemaakt,
dat ze hoort tot de „fatsoenlijke armoe".
„Daar, zei ze tot haar zoon en lei 'n zilverstukje
in z'n hand, loop (lie bedelaarster achterna en geef
ha»r dat geld."
Het kind begint den zwarten omslagdoek te zoo
ken. Nu is hij er vlak bijMaar de armoe bedel
niet meer, want er, zijn dagen dat het meelij *eld-
1810;
3e. Bepaling tot bestrijding van de tuber
culose onder het rundvee
4e. verklaring van het algemeen nut der
onteigening van eigendommen in de Ge
meente Vreeswijk, noodig ter verzekering
aan het Rijk van het beheer van de schut
sluis der Gemeente Utrecht in de Keulsehe
vaart te Vreeswijk.
Van den Minister van Marine betreffende
de beide wentsontwerpen tot nadere verhoo
ging van het Vide hoofdstuk der Staatsbe
grooting voor 1901.
Van de Ministère van Waterstaat, Finan
ciën, Oorlog en Binnenlandsche Zaken be
treffende bet wetsontwerp tot afsluiting en
droogmaking van de Zuiderzee.
Door den Minister van Financiën is me
degedeeld, dat zijn ingetrokken de wetsont
werpen
1e tot wijziging en aanvulling derWetop
de Vermogensbelasting
2e. die betreffende
I. Bepalingen op het beheer en de ver
antwoording van de Rijks geldmiddelen
II. Samenstelling en taak der Algemeene
Rekenkamer
Ili. Regeling der dienstjaren
IV. Wijziging der Wet van 4 April 1870
(Staatsblad no. 62), gewijzigd bij de Wet
van 31 December 1897 (Staatsblad no. 281),
houdende bepalingen omtrent de uitgifte van
schatkistbiljetten
3e. dat tot wijziging en aanvulling van
het tarief van invoerrechten en daarmede in
verband staande bepalingen
4e. dat tot gedeeltelijke herziening der
wettelijke bepalingen omtrent de Personeele
belasting
5e. dat houdende nadere bepalingen be
treffende den accijns op de suiker;
6e. dat tot herziening der Wet van 20
April 1895 (Staatsblad no. 54) houdende na
dere bepalingen omtrent de heffing van in
voerrecht naar de waarde der goederen
7e. dat tot wijziging en verhooging van
het Vilde hoofdstuk B Ier Staatsbegrooting
voor het dienstjaar 1901.
Door den Minister van Koloniën is mede
gedeeld, dat is ingetrokken het ontwerp van
wel tot decentralisatie van het Bestuur in
Nederlanlsch-Indië.
Deze zoogenaamde «afbraak'' staat niet
altijd gelijk met een begrafenis. Het is wel
meer gebeurd, dat ingetrokken ontwerpen
later min of meer gewijzigd opnieuw wer
den ingediend.
In vroeger jaren gold de regel«sluiting
is sluiting dat wil zeggenal wat bij het
sluiten eener zitting der Staten-Ganeraal on
afgedaan was gebleven, werd als vervallen
beschouwd. Eerst na nieuwe indiening van
wege de Re»eering of de voorstellers, kon
de Kamer in net of een volgend zittingsjaar
het onderwerp weder ter hand nemeD. Dit
leidde tot schromelijke omslachtigheid, tot
veel dubbel werk.
Daarom is later in het Reglement van
Orde bepaald (art. 135)«Alle werkzaam
heden der Kamer of van door haar, den
Voorzitter of de afdeelingen benoemde cora-
missiën, de behandeling van voorstellen der
Koningin daar onder begrepen, die bij slui
ting eener zitting onafgedaan zijn gebleven,
worden in de volgende zitting hervat, tenzij
de Kamer anders beslisse"'.
Alleen wordt uitgezouderd het geval van
ontbinding der Kamer; dan «vervallen alle
bij haar aanhangige werkzaamheden", waarbij
echter nog als tweede uitzondering te voe
gen is «ingeval de Regeering gebruik maakt
van haar Grondwettige bevoegdheid om aan
hangige ontwerpen, zoo lang de Eerste Ka
mer er nog oiet over heeft beslist, terug te
nemen."
Uit het enkele feit der intrekking kan dan
ook niet worden beoordeeld wat de Regee
ring daarmee bedoelt. Men zal hebben af
te wachten wat zij hierover zal verklaren.
Het terugnemen van het ontwerp tot re
geling der arbeids- en rusttijden zal wel in
verband staan met de toegezegde herziening
van de Zondagswet.
Ook het ontwerp tot bestrijding van de
tuberculose onder het rundvee is teruggeno
men. Staat dit in verband met de veelbe-
stre len ontdekking van prof. Koch
Maar vooral zullen velen met groote be
langstelling de beantwoording te gemoet
zien van de vraag, of de intrekking der
voorgedragen nieuwe Armenwet en van het
voorstel omtrent de Zuiderzee slechts uitstel
en omwerking, dan wel afstel en begraven
beteekent.
Hel laatste ware zeer te betreuren. Een
nieuwe regeling der Armenwet is dringend
noodig, maar schijnt niet in het plan der Re
geering te liggen; althans de Troonrede be
waarde er het stilzwygen over.
En het vervallen of onbepaald uitstellen
van de geleidelijke toevoeging eener nieuwe
Provincie aan ons land, ware ook een zeer
betreurenswaardige gebeurtenis. Dat groot-
sche werk beloofde een niet geringe «be
vordering van den nationalen arbeid", welke
de Regeering blijkens de Troonrede beoogt.
Het moet voor den nieuwen Minister van
Koloniën, jhr. mr. T. A. J. Van Asch van
Wijck, al? oud-Gouverneur van Suriname
niet onaangenaam zijn geweest het wets
voorstel tot vaststelling der Surinaamsche
rekening over 1898 aan te bieden. Blijkens
de toelichting toch is het tekort op den ge
wonen dienst over dat dienstjaar tot het ge
ring bedrag van ruim f 20 000 gedaald, na
dat het in de Begrooting op ruim 20 ton
was geraamd. De ontvangsten hebben de
verhoogde raming nog met f140 000 over
troffen de uitgaven bleven f48 000 beneden
de raming.
Het lage tekort van f20000 is te verras
sender, omdat over 1897, dus een jaar te
zaam is en het werk ondankbaarde vrouw drib
belt verder, met gebogen hoofd. Hij spreekt baar
aan, angstig, gegéncerd, neemt beleefd zijn hoedje
af, zooals hem dat zoo dikwijls geleerd is, en zegt,
vuurrood
„Mevrouw, wilt u me asjeblieft het genoegen doen,
dit geld van mama aan te nemen t"
Poppenpreekje.
Kleine Lilie is poppenmoeder. Daarom moet ze
haar dochter dikwijls bepreeken.
„Och Poppetje, wat ben je mooiJe zult je toch
niet vuil maken niewaar? Want ik hou niet van
vuile kindertjes en dan zou ik je ook moeten was-
scben 1 O, je ooren zijn schoon. Wacht eens, 'n
ietsje stof ligt er toch op. Last ik het maar even
wegblazen. Zóo. Als je nu nog stof in je ooren
hebt, zal het niet dit wezen. Je hebt 'n pracht van
'n hoed, achatje! De popnenkoopman heeft bem
me present gedaan. Denk daaraan Als j'em ver
nielde, zou 'k je er oen van mij moeten geven en
ik heb er zoo weinig! Je bent zoo heerljjk-frisch-
jes; de menschen kunnen direct aan je zien, datje
zoet bent, en alB je slaapt, gaan je oogjes dicht. Ja,
je oogleden gaan dan dicht als 'n waaier; 'tis of ze
'n dak maken boven je slaap. Droom-je nooit T Ik
wel, en dan praat ik hardop. Dan staat moeder op,
komt me 'n kus geven en dadelijk slaap ik weer in,
omdat ik voel, dat maatje op me let, dat ze van
me houdt eD dat papa aau haar vraagt, als ze weer
in bed is, of ik wel genoeg uitrust om den anderen
ochtend weer flink te kunnen zjjn. Je huilt nooit.
Och, jij hebt geen verdriet, omdat je geen hart hebt I
Ik heb 'n hart. I'aatje zegt zelfs, dat ik te veel hart
heb en dat me dit Boms zeer zal doen. Als ik jou
er 'u heel klein stukje van kon geven, zou ik dat
met plezier doen, Maar het spijt me, dat je geen
bed hebt. Je woont maar in die groote kast in de
kleedkamer. Dat is Diet gezond. Eu toen ik laatst
bij je kwam, zat-je op de broek van 'n meneer. Dat
is heel verkeerd, juffrouwAls myn moeder 'n
broek van 'n meneer ziet, dan borstelt ze'm af en
uaait er de knoopen aan, die mankeeren.
,'n Goeie huishoudster zal jy nooit worden, juf
frouw En als ze later bij me komen orn te vra
gen hoe je bent later, als je wilt gaan trouwen
dan zal ik verplicht zijn te bekeunen, dat je geen
draad iu een naald kunt steken 1 Dan zal niemand
je willen hebben. En tot je straf zal je dan geen man
krijgen. Je zult oud worden en leelijk en oudeugetui
en ze zullen je op zolder zetten omdat je 'n ouwe-
jonge-juffrouw bent, zonder geld!"
Straf.
Madame Leroy houdt zich dagelijks ijverig bezig
mot de opvoeding van haar zoon. O zc zou niet
graag aan iemand anders dan aau zichzelf de zorg
toevertrouwen z'n geheugen te versieren on hem
te helpen aan de tafels van vermenigvuldiging.
Zij vindt, dat ze goedhaar zoon, dat ze streng
is. Deze, dauk zooveel zorgen, is gewoonlijk op
school de eerste. Toch heeft hij deze week een
slecht nummer gehad voor zijn sommen en om
dat hij zich dat vourtoan goed herinneren en met
zoo'n grap niet weer beginnen zal, heeft zijn moe
der hem veroordeeld om vandaag op Zondag
in huis te blijven.
Hij, uit z'n humeur, zet geeu letter op de witte
blaadjes van z'u schrift vóór hem.
Z'n moeder, woedend, roept:
„Als je binnen 't uur je tafels niet af hebt, krijg
je'geen dessert!".
„Ik ben geen lekkerbek," autwoordt hij.
„Ik zal je naar bed sturen."
„Ik heb net zoo'n slaap I"
„Ik zal je afranselen," schreeuwt z\j.
„O, ik kan d'r wel tegen", spot hij.
Madame Leroy, beleedigd, maakt zich klaar voor
de uitvoering. Het kind kleun er al van.
Opeens bedenkt Madame Leroy zich. Zc zal hem
alleen maar op z'n gezicht slaan, en, dadelijk, be
schrijft baar arm 'n geweldigen boog in de lucht.
Maar haar zood, die deze uiting van moederlijke
innigheid voorziet, doet, werktuiglijk, 'n slap terzij,
en de wrekende hand komt op de das van den schul
dige. 't Speldje, dat die vasthoudt, dringt nijdig in
onder 'n nagel van haar zenuwachtige hand. Ma-
i patne Leroy gilt hot uit, nu ze bloed ziet druppen
uit haar vinger, zooals water drupt uit 'n kraantje.
Haar zoou, vol meelij plotseling, roept
„Hebt u je pijn gedaan, maatje
Madame Leroy, direct gekalmeerd, zucht lief
„Jij hebt Je zin, hè f Je zult geen klappen krijgen",
„Ja, antwoordt h\j rustig, U hebt uzelf geslagen,
en ik weet wat straf die doet: brengt 'nmenschtot
andere gedachten 1"
Mama houdt niet meer van me.
Mama. Jeanne, je bent stout geweest. Ik h j* niet
meer van je,
Bébé. Dat 'a niet waar!
Mama, Een klein meisje mag niA zeggen tegen
Mama dat 's niet waar
Bébé. Wat moet het kleine meisje dan zeggen f
Mama. Moeder, u hebt gelijk.
Bébé. Dus u hebt nooit ongelijk T
Mama. Nooit
Bébé. (Ongerust.) Is 't heusch waar, dat u niet
meer van me houdt?
Mama. In 't geheel niet meer.
Bébé. Lat is weiuig.
M a m a. 't Is tóch zoo.
Bébé. Ik wil niet, dat u niet meer van me
houdtU hebt er geen recht toeU bent m'n
moeder
Mama. Stil, Bébé 1 Kalm blijven I
Bébé. Als u niet meer van me houdt, zal ik 't
aan papa vertellen en dan zal papa boos wezea op u.
Mama. Dreigementen
Bébé. Als u niet meer van me boudt, dan ga
ik weg, dan ga 'k met kermis-m.enschen mee, met
Zigeuners, die de kindertjes stelen Ik zal kunsten
maken bij ze, koorddansen, en iedereen zal zeggen
„Haar moeder hield niet meer van haar daarom
danst ze nu."
Mama. Arme Bébé wil-je dadelijk weggaan t
Bébé. Neen, want ik moet immers eerst afscheid
nemen van papa.
Mama. Blijf je dan, of ga-je weg
Bébé. O, weet u, ik kin niet weggaan, want dan
zou ik ons huis niet meer kunnen vinden