Maandag 6
Januari 1902.
No. 5151.
51e Jaargang.
AMEESFOORTSGHE COURAIT.
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond Abonnement per 3 maanden f\.franco per
post /'1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële-
en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25; elke regel meer
0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers worden in rekening gebracht en kos
ten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën vaB buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRAGHT9
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
Inlevering Rekeningen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
brengen ter algemeene kennis, dat het Ge
bleken is, dat declaration ten laste der ge
meente menigmaal geruimen tijd na afloop
van een dienstjaar worden ingezonden.
Aangezien zulks voor een geregelde admi
nistratie een ernstige belemmering oplevert,
herinneren zij nogmaals allen, die iets van
de Gemeente hebben te vorderen, hunne de-
claratiën in te dienen uiterlijk den 15 Janu
ari volgende op het dienstjaar waarop de
declaratie betrekking heeft.
Ten aanzien van hen, die in gebreke moch
ten blijven hieraan te voldoen, zal ernstig wor-
overwogen of er alsnog bijzondere redenen
bestaan om hen in het vervolg voor het doen
van leverantiën aan de Gemeente in aanmer
king te brengen.
Amersfoort, den 2. Januari 1902.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUYTIERS.
De Secretaris,
B. W. TH. SANDERG.
Aanmelding voor de Zeemilitie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
GEMEENTE AMERSFOORT,
Gezien art. 138 der Militiewet 1901
Noodigen bij deze de lotelingen, die voor vol
ledige oefening bij de militie te land moeten
worden ingelijfd voor de lichting van dit jaar
uit, om zoo zij een der beroepen uitoefenen,
bedoeld in de eerste zinsnede van art. 137 der
gemelde wet en verlangen bij de Zeemilitie te
dienen, zich daartoe aan te melden ter Gemeen
te- secretarie vóór den 1. Februari aanstaande.
De beroepen, welke door den heer Minister
van Marine zijn aangewezen als geacht te kun
nen worden, hen, die ze uitoefenen, het meest
geschikt te maken ter opleiding voor diensten
bij de Zeemilitie, eijn de volgende
Stuurlieden, Stuurmansleerlingen en verdere
zeevarenden op koopvaardijschepen van de groote
en kleine vaart, Stuurlieden, Schippers en ver
dere opvarenden van Rijnschepen, aken, tjalken
en kleinere vaartuigen, Stuurlieden en verdere
opvarenden van passagiers- en sleepbooten, loods-
vaartuigen en tonnenleggers, Diepzee- en Noord-
zeekuBtvisschers, Zuiderzeeviaschers, Visschers op
de Zeeuwsche wateren en op de groote rivieren,
Mossel- en Oestervisschers, Schuitenvoerders en
Veerlieden, Vletterlieden, Machinisten,Machinist
leerlingen en Stokers op schepen en vaartuigen,
bij spoor- of tramwegen en op fabrieken of an
dere inrichtingen, Machinedrijvers, Tremmers,
Smeden, Bankwerkers, Werktuigmakers, Ketel-
makers, Voorslagers, Scheepsbeschieters, Scheeps-
timmmerlieden (Scheepmakers), Brood-, Koek
en Banketbakkers, Koks, Koffiehuis- en Hotelbe
dienden, Ziekenverplegers, Apothekersbedienden,
Barbiers, Personeel van 's Rijks Marinewerven.
Amersfoort, den 2. Januari 1902.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUYTIERS.
De Secietaris,
B. W. Tu. SANI) BERG.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op de aanschrijving van Heeren Gede
puteerde Staten der provincie Utrecht van den
16. Juli 1844 (Provinciaalblad No. 53), houdende
uitnoodiging oui, ter voldoening aan eeD, op
machtiging van Zijne Majesteit den Koning,
door Z. E. den Minister van Binnenlandsche Za
ken bij aanschrijving d.d. 29. Juni 1844, no. 103,
I. afd., gedaan verzoek, jaarlijks de ingezetenen
te herinneren aan de bepalingen der Wet van
den 1. Maart 1815 (Staatsblad no. 21), betrek
kelijk de viering der Zon- en Feestdagen;
Maken dientengevolge aan de ingezetenen be
kend, dat de voormelde wet is van den navol
genden inhoud
Wij Willem, b<j de gratie Gods, PrinB van
Oranje-Nassau, Souverrein Vorst der Vereenigde
Nederlanden, enz., enz., enz.
Aan al degenen die deze zullen zienofhooren
lezen, sulut I doen te weten
Alzoo Wij in overweging genomen hebben de
noodzakelijkheid om, op het voetspoor onzer
godsdienstige voorvaderen, die daarop steeds den
hoogsten prijs stelden, de pligtmatige viering
van den dag des Heeren en andere dagen der
openbare Christelijke godsdienst toegewijd, door
eenparig voor de geheele uitgestrektheid der Ver
eenigde Nederlanden algemeen werkende maat
regelen te verzekeren.
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State ge
hoord en met gemeen overleg der Staten-Gene-
raal dezer landen, hebben goedgevonden en ver
staan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze
1. Dat op Zondagen en op zoodanige gods
dienstige feestdagen, als door de kerkge
nootschappen van de Christelijke godsdienst
dezer landen algemeen erkend en gevierd
worden, niet alleen geene beroepsbezighe
den zullen mogen verrigt worden, welke
de godsdienst zouden kunnen storeD, maar
dat in het algemeen geen openbare arbeid
zal mogen plaats hebben dan ingeval van
noodzakelijkheid,als wanneer de plaatselijke
regeering daartoe schriftelijke toestemming
zal geven.
2. Dat op deze dagen, met uitzondering van
geringe eetwaren, geene koopwaren hoege
naamd op markten, straten, of openbare
plaatsen zullen mogen worden uitgestald
of verkocht, en dat kooplieden en winke
liers hunne waren niet zullen mogen uit
stallen noch met opene deuren verkoopen.
3. Dat gedurende den tijd voor de openbare
godsdienstoefening bestemd, de deuren der
herbergen en andere plaatsen, alwaar drank
verkocht wordt, voor zoo verre dezelve bin
nen den besloten kring der gebouwen lig
gende zijn, zullen gesloten zijn, en dat ook
gedurende dien zelfden tijd, geenerbande
spelen, betzij kolven, balslaan of dergelijke
mogen plaats hebben.
4. Dat geene openbare vermakelijkheden, zoo
als schouwburgen, publieke danspartijen,
concerten en harddraverijen, op de Zonda
gen en algemeene feestdagen zullen gedoogd
worden; zullende het aan de plaatselijke
besturen worden vrijgelaten, hieromtrent
eene uitzondering toetestaan, mits niet dan
na het volkomen eindigen van alle gods
dienstoefeningen.
5. Dat de plaatselijke politie zorg zal drageD,
teneinde alle hinderlijke bewegingen en
§erucht in de nabijheid der gebouwen tot
e openbare eeredienst bestemd, en in het
algemeen alles, wat derzslve zoude kunnen
hinderlijk zijn, voortek men of te doen
ophouden.
6. Dat de overtredingen tegen de bepalingen
van dit besluit, naar gelang van personen
en omstandigheden, zullen gestraft worden
met eene boete van niet hooger dan vijf
en twintig gulden, of met eene hechtenis
van niet langer dan drie dagen voor de
overtreders die buiten staat mogten zijn
deze boete te betalen.
7. Dat, bij een tweede overtreding, de boete
of straf zal worden verdubbeld, en wijders
alle te koop gelegde of uitgestalde goede
ren verbeurd verklaard en de herbergen of
andere publieke plaatsen voor éene maand
gesloten zullen worden.
En dat door deze algemeene verordeningen,
alle daarmede niet overeenkomstige provinciale
of plaatselijke reglementen en inrigtingen zul
len worden gehouden voor vervallen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad
zal worden geïnsereerd, en dat een genoegzaam
getal exemplaren gedrukt en aan de Staten in
de onderscheidene provinciën of landschappen,
ingevolge art. 86 der Grondwet, ter uitvoering
zal worden gezonden, met last om dezelve alom
te doen publiceren en affigeren, en van de pre
dikstoelen der onderscheidene Christelijke kerk
genootschappen te doen aflezen.
Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministe
riële departementen en andere autoriteiten, justi-
cieren, en officieren wien zulks aangaat, aan de
naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden,
zonder eenige coniventie of dissimulatie.
Gegeven in 's Gravenhage, den lsten Maart
des jaars 1815, het tweede van Onze regeering.
(get.) WILLEM.
Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid,
(get.) A. R. FALCK.
Gedaan te Amersfoort, den 2. Januari 1902.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUYTIERS.
De Secretaris,
B. W. TH. SANDBERG.
Videant Consules
Wat betreft den samenhang van de Amera-
foortache school met de behoefte aan Middel
baar onderwijs, die in de omliggende dorpen
bestaat, meen ik, dat die school als zoodanig
overbodig is
Minister Kuypeb.
De vraag is derhalve gerezen of tusschen
Amsterdam en Utrecht niet een geschikte plaats
gelegen zou zijn om een Hoogere Burgerschool
te vestigen
Dezelfde.
Men kan niet zeggen, dat zich een blijvende
toestand ten aanzien van de Hoogere Burger
school te Amersfoort gevormd heeft
Dezelfde.
Ligt het dan niet voor de hand om te trach
ten, langzamerhand tot vastheid te geraken en
met definitieve maatregelen te wachten, totdat
er evenwicht in den toestand is gekomen t
Dezelfde.
Wanneer mijn subsidie-voorstel wordt aan
genomen, dan worden de werkelijke kosten, die
Amersfoort heeft te maken voor de 184 buiten
leerlingen, geheel gedekt
Dezelfde.
Mijn ambtsvoorganger heeft indertijd zeer ge
makkelijke conditiën (aan Amersfoort) voorge
steld (voor de overneming der school door het
Rijk)....
Dezelfde.
De Raad besloot echter, dat niet te doen, en
meende er audere voorwaarden voor in de plaats
te moeten stellen
Dezelfde.
De zaak is dus afgesprongen
Dezelfde.
Wat wordt ons nu door Amersfoort aange
boden t Een gebouw. Maar wat is dat voor
een gebouw Het is een volstrekt onmogelijk
gebouw.
Dezellde.
Hoe zal ik Amersfoort helpen Zou ik op
het oogenblik niet het verstandigst doen, wan
neer ik Amersfoort zóo hielp, dat geen opoffe
ringen van de Gemeente meer uoodig na-
Dezelfde.
Welke reden is er dan voor de Gemeente om
te zeggendit kan zoo niethet moet anders
worden, er moet een andere weg worden be
wandeld.
Dezelfde.
Zij stellen voor, de school R\jkezaak te ma
ken, zoodat het Rijk óok zal te zorgen hebben
voor een betere inrichting. Wat wil dat nu
zeggen
Dezelfde.
Terwijl de evenwichtstoestand voor de school
nog niet bereikt is, wenschen zij dus reeds den
toestand daarvan voor de Gemeente- financiën
in evenwicht gebracht te zien, en alle risico te
schuiven op den Staat
Dezelfde.
Ik heb de verantwoordelijkheid daarvoor niet
op mij willen nemen, waaruit echter niet volgt,
dat ik niet bereid zou zijn om, zoodra de ziak
in Utrecht is gedecideerd en met Hilversum
onderhandelingen zijn gevoerd, en ik voor Amers
foort over den toestand in de toekomst zal kun
nen oordeelen, nader met die Gemeente in overleg
te treden
Dezelfde.
Maar bIb de Raad dier Gemeente dreigend op
treedt legen de Regeering en zegt: als gij uiet
handelt zoo als ik wil, bedank ik U, dan ga
ik van de buitenleerlingen flöO schoolgeld hef
fen dat is de kostende prijs van het onder
wijs dan zal ik van inyn zijde daaraan niet
toegeven, want dat zou ziju het verplaatsen van
de leiding van het Departement, van het To
rentje, naar bet Stadhuis te Amersfoort, en daar
tegen hoop ik te waken, zoolang ik hier sta.
Dezelfde.
Ik ben het volkomen met den Minister eens,
dat, hoe men ook over deze zaak moge denken,
in elk geval het dreigement van de Gemeente
Amersfoort niet te pas komt, en ik waardeer de
zelfbeheereching waarvan de Minister in dtzen
bl(jk heeft gegeven. Immers ofschoon het drei
gement reeds kwam vóór dat de Memorie van
Antwoord aan de Kamer was ingezondeu, heeft
de Minister desniettemin de 5000 gulden ver-
hoogiug op de Begrooting laten staan.
Waar de Gemeenteraad verklaarde, die f5000
toch niet te kunnen accepteeren, daar zou het ver
klaarbaar geweest zijn, indien de Minister die
som maar weer had geschrapt
Oud-Minister Boroksius.
Ik twijfel er dan ook niet aan of Amersfoort
tal wel eieren voor zijn geld kiezen, en de 15000
ook wel aanr euien, al xcare hei alleen omdat door
weigering de jinaneicn der gemeente te zeer zouden
worden geschaad
Dezelfde.
Bij nadere overweging zal de Gemeenteraad
wel inzien, dat hij door voor de f 5000 te bedan
ken zeker niet het belang der gemeente zou behar
tigen.
Men schijnt te Amersfoort nog todenken, dat
men, aldus optredende, toch wel het gewone sub
sidie vanf 10000 zou blijven genieten. Maar mij
zou het uiet verwonderen Indien de Minister
van Binnenlandsche Zaken dan daarover anders
dacht en tot den Gemeenteraad zeide als tij de
buitenleerlingen afwijst dan krijgt gij ook de
f 10 000 niet meer, en inderdaad, ala de Minister
zoo handelde, zou ik zijn houding volkomen cor
rect achtenDezelfde.
Ik meen er te mogen bijvoegen, dat het van
mijn kant niet goed geweest zou zijn over het
subsidie van f 10000 te spreken. Nu mijn geachte
ambtsvoorganger dit eebter gedaan beeft, en
deed uitkomen wat hij als afgetreden bewinds
man gevoelde, dal ik niet kon doen, meen ik
daaraan te mogen toevoegen, dat Ik vertrouw, dut
door het hier gesprokene Amersfoort zal zijn gewaar
schuwd.
Minister Kuupkb.
Voor het vormen van een juist inzicht in
den huidigen stand dezer voor de Gemeente
Amersfoort zoo hoogst belangrijke zaak, ia
hel noodzakelijk om, na de vermelding van
bovenstaande aanhalingen het het verhan
delde in de 25ste vergadering van de Tweede
Kamer der Staten Generaal, in vogelvlucht
de jongste feiten te overzien, waarop het
verder verloop der zaak zich zal moeten
gronden.
Het adres in dato 8 November van den
Raad der Gemeente behelsde in hoofdzaak
een mededeeling en een verzoek. De mede-
deeling, woordelijk luidende«Reques-
stant aarzelt dan ook niet, de regeling,
zooals die thans door Uwe Excellentie wordt
voorgesteld, beslist onaannemelijk te ver
klaren", is door de Regeering opgenomen
als «dreigement", getuige het door tien oud-
Miriister Borgesius gesprokene dat klaar
blijkelijk ten doel had Z. Ex. den Minister
van Binnenlandsche Zaken tot lankmoedig
heid tegenover Amersfoort te stemmen, en
bovenal die Gemeente ernstig te wijzen op
de gevaren van het door haar eenmaal uit
gesproken «dreigement". Het resultaat was,
dat Z. Ex. zich niet verder uitliet over de
gevolgen van het dreigement, doch wèl on
derstreept heeft, dat het weigeren der sub-
sidie-verhooging en het beperken der toela
ting van buiteuleerlingen aan de Amers-
tbortsche Hoogere Burgerschool noodwendig
zou moeten leiden tot algeheel verlies ook
van de gewone f 10 000 subsidie. Ten over
vloede bleek volkomen uit het debat, dat
het verzoek van den Amersfoortscben Raad
om de school voor het Rijk te willen over
nemen «alsnog niet voor inwilligiug vatbaar"
werd geacht.
Is het aan de voortgezette «fankmoedigheid"
des Ministère te dauken, dat bêdoejd ant
woord op den in het adres genoemden fa
talen termijn van 31 Decembember 49l»l
noch niet ontvangen is Wie zal het zeggen?
Zeker is het echter, dat de door Amers
foort op de omschreven wijze reeds gewei
gerde gelden doer den Minister beschikbaar
zijn gesteld voor een «tusschen Arasterdam
en Utrecht" op te richten school zoodat
het voor Amersfoort hoogst gevaarlijk is
het geheele subsidie »au bon plaisir du pre
mier passant" te laten.
Want het is een vraag van zooveel ge
wicht voor de toekomst der Gemeente Amers
foort of de Hoogere Burgerschool uitsluitend
een beperkte Gemeenteschool, dan wel een
uitgebreide Rijksschool behoort te worden,
dat zonder degelijk, zaakkundig onderzoek,
met advies van deskundigen, geen gegrona
antwoord op die gewichtige vraag gegeven
kan worden. In tegenstelling met het Fran-
sche spreekwoord is in dit geval«se taire
refuser".
Want zonder voorloopige intrekking van
het «dreigement" door de Gemeentealthans
voor éen jaar geen toenadering van de
zijde der Regeering.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat de Minis
ter met groote lankmoedigheid in afwachting
verkeert van bedoelde «intrekking", terwyl
de onderhandelingen met Utrecht, Hilversum
of Bussum gevoerd worden, en dat Z. Exc.
met belangstelling de symptomen volgt ran
de door Amersfoort te kiezen of reeds ge
kozen gedragslijn. F.doch, als bedoeido on
derhandelingen eenmaal tot een resultaat
geleid hebben, dan valt do slagboom, die
Vervolg Bijvoegsel