Dinsdag 9
September
1902.
GEBOET.
No. 5239.
51e Jaargang.
Feuilleton.
Stadsnieuws.
DE SPION.
AMERSFQORTSCQE COURANT.
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden
iranco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent,Heclames 15 regels f 1.25; eikeregel
meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
Er wordt dikwijls gevraagd, welk voedsel
voor den tnenseh geschikt is, het dierlijke
of liet plantaardigeof de vegetariërs gelijk
hebben, die zeggen, dat het dierlijk voedsel
volstrekt overbodig is, dan wel of hun tegen
standers liet bij het rechte eind liehbeD, die
beweren, dat bot dierlijk voedsel geheel on
ontbeerlijk is.
Dit vraagstuk is van de meest verschillende
kanten aangepakt. Men beeft gesproken
van de afstamming, die ons uit «noblesse
oblige" zou nopen, planteneters te zijn. Zoo
als men weet, behoort bet tegenwoordig tot
den goeden toon, op een stamboom te kunnen
wijzen, die niet tot Karei don Groote opklimt,
neen, veel verder, minstens tot de aapachtige
dieren. Deze nu zijn plantenetersmen mag
dus van hun naneven zoo zij hun voor
ouders niet in het graf willen onteeren
verwachten, dat zij het óok zijn. Doch daar
blijkt, dat juist de hoogere apen niet al keerig
zijn gevogelte eu ook andere kleine dieren
oppeuzelen.
De bouw van den spijsverteringtoestel kan
óok al geen licht geven. Het is waar, ons
gebit is er niet op ingericht, evenals een
leeuw, de dieren te verscheuren waarvan
wij het vlecseh wenschen te nuttigen ook
niet om evenals een koe met breede
kiezen de groene plantendeelen te vermalen.
Wij bezitten in ons darmkanaal niet bet
vermogen om de vezelachtige hooldmassa
van de meoste bladeren en stengels te ver
teren, zoodat wij door grazen bepaald niet
zouden kunnen in leven blijven.
Maar de vegetariër verlangt van ons niet,
dut wij koeien zullen worden, evenmin als
de niet-vegetariër leeuwen van ons wil ma-
keu. De meeste 1 oomvruchten zijn zoodanig
samengesteld, dat de vezelachtige stoffen er
slechts in geringe hoeveelheid deel van uit
maken en gemakkelijk door ons gebit stuk
worden gemaakt, zoodat de andere daarin
aanwezige stollen, suiker en stijfselachtige
bostanddeelen, die wij wel kunnen verteren
en die wij noodig hebben, ons ter. nutte
kunnen komen. Zoo is bet ook met een
aantal wortelen. Maar de beschaving heelt
een middel aan de hand gedaan om zonder
hulp van ons gebit de vezelachtige stollen
to verbrijzelen het vuur. Door koken kunnen
wij zelfs uit groene plantendeelen de voor
ons nuttige stollen vrij maken. En nu zijn
nog de molens gekomen, in steeds volmaak
ter vorm, om de graanvruchten te verbrij
zelen, en rnet behulp van vuur eu gist is
men gekomen tot het maken van brood,
een gedachte, die koeien en konijnen niet
zoo spoedig in het hoofd zou zijn gekomen.
En dat was nog maar het begin der bescha-
'ng. De scheikunde heeft inmiddels geleerd,
zenuwstelsel een zweepslag geven, in 't kort
de levens-energie verhoogen, de machine
smeeren. Nu hebben de meeste machines
dit wel noodig, en sommige kunnen er
bepaald niet buiten. Voor menscben met
veel hersenarbeid schijnt hel wel noodig te
de voor ons noodige voedingsstoffen uit de zijn, dat zij die bijzondere stoffen uit het
planten in steeds geringer volume af te zon- j vleesch nuttigen. Ook dieni 'net hun niet,
deren, zoodat het voornaamste bezwaar tegen vele uren aan hun spijsvertering te besteden,
plantenvoeding dat namelijk een te groote
hoeveelheid voedsel moet worden naar bin
nen gewerkt orn genoeg voedingswaarde I
voor ons onderhoud in het lichaam te bren- j
gen zal komen te vervallen, als die schei- j
kundig bereide voedingsstoffen slechts goed
koop en smakelijk genoeg worden.
Voorloopig zul iemand, die uitsluitend van
plantenvoedsel leeft, nog we! een zeer groote j
hoeveelheid voedsel moeten gebruiken om
genoeg eiwitstoffen en vet te kunnen opne-
men, maar er is geen twijfel, dat het moge
lijk i: althans wat de eigenlijke voedings
stollen betreft in uitsluitende plantenvoe
ding datgene te vinden, waaraan wij behoefte
hebben om te blijven leven, liet wordt
trouwens bewezen door talrijke volken, die
generlei dierlijk voedsel gebruiken.
Ook heeft men de vraag willen oplossen
door op het leven der dieren te letten. Zie
dien skrachtigen" leeuw en die «trage" koe
Maar wel beschouwd, voert zoo'n leeuw den
ganschen lieven dag niets uit, terwijl de koe
traag is als zij als logée van den boer op
het weiland ligt. Doch laten we den leeuw
eens voor den ploeg spanuen laten we eens
zien of Zijne Majesteit dan denzellden arbeid
kan verrichten als het rund.
liet komt er intusschen volstrekt niet op
aan of een dier, door de natuur gevormd
tot planteneter of vleescheter, veel of weinig
kracht heeft, veel of weinig werk verrichten
kan. Het zal wel zooveel kracht en ar
beidsvermogen bezitten, als het in zijn bij
zondere levensomstandigheden noodig heeft.
dijk bij plantenvoeding noodzakelijk is,
waarbij het bloed, dat zij zoo goed in bun
hersens zouden kunnen gebruiken, al die
uren achtereen door maag en darmkanaal
tot zich wordt getrokken.
Ook zien wij van die volken, die uitslui
tend van planten leven, geen bijzondere
bewijzen van levenskracht. Hun millioenen
hebben zich door duizendlallen laten over
weldigen, en als een besmettelijke ziekte
(zooals cholera) onder hen uitbreekt, maakt
zij lallooze offers.
Omgekeerd zien wij bij de vleeschetende
volken, dat er een aantal personen onder
zijn, wier gezondheid lijdt door het te veel
van die prikkelende, opwekkende bestand-
deelen. Vooral in de financieele wereld
wordt dikwijls met haast gegeten, en men
meent dan, daar men geen tijd heeft om
een groote hoeveelheid te eten, het te kun
nen goed maken door «krachtig" -oedsel.
Daartegen moet worden gewaarset.'iwd. De
een kan er tegen en de ander nietvoor de
de meeste is matigheid in het vleeschgebruik
nadeelig.
De vraag der «inenschelijkheid" heb ik
hier geheei ter zijde gelaten. Ik geloof, dat
het overdreven is, uit dit oogpunt tegen het
slachten te zijn, daar men een dier kan doo-
den op een wijze, die het ongetwijleid minder
lijden berokkent dan de zachtste natuurlijke
j dood. En dat het vleescheten den menseh
wreed zou maken, gelijk de vegetariërs be-
weren, kan ik niet geloven. Wat een beste,
zachtaardige menscben ziet men een bief-
Maar voor ons, mensehen, blijit de. vraag stuk eten, en onder de plantenetende Hindoes
bestaan of het plantenvoedsel, zelf zooals beeft men secten die zuo bloeddorstig zijn,
de mensch het beeft leeren bereiden, in staat dat zij een tijger tot voorbeeld zouden kuu-
is, alles te geven, wat wij voor onzen men- j nen zijn,
schelijken arbeid noodig hebben. Het eiwit
en het vet en de meel- en suikeracluige
stoffen kunnen wij uit de planten krijgen,
dat is buiten kijf; de machine kan kolen ge
noeg krijgen, maar zal zij genoeg gesmeerd
worden, zoodal de kolen haar inderdaad zoo
goed doen loopen als zij noodig beeft Dat
is een tweede vraag.
In de vleeschspijzen bevinden zich een
aantal prikkelende stoffen, die onze eetlust
aansjioren^jojspiisverti^
Dr. H. P.
20 Slot.)
„Mijn dochter leeft in goede omstandigheden cn
heeft mijn bijstand niet verder noodig, dusciudigde
liij, maar mijn hart klopt van onrust bij de overwe
ging van de vraag of het geluk, dat Cecilia geniet,
ook my ten deel zal vallen.'1
Bij deze woorden keek hij Alice met schitterende
oogen aan, inaar deze geraakte daardoor in verwar
ring en wist uiots te antwoorden.
„Het is bijna oen en twintig jaar geiden dat ik in
liefde ontbrandde voor mijn nu zalige vrouw, zcide
de baron, cn destijds droomde ik ra ij een paradijs op
aarde, Maar dut alles is voorbij! De herinnering aan
Amalia, zóo levendig tijdens ik oen gevangene was,
ligt nu achter mij nis een droom. Mijn leven is ver
nieuwd en mijn hart is vrij. De plohton, die het ver
leden ui ij oplegde, heb ik vervuld en nu is mijn
Rrootsto verlangen, gelukkig te zijn."
Menige oogenblikkcii heersehto er oen pijnlijke
stilte, tlunr Allco weer niets antwoordde.
„Vertrouw op God. Hij zal u toekomst gelukkig
niakon," lispte do ontroerde jonkvrouw eindelijk,
terwijl tranen in haar oogen blonken.
Toen dc baron dit zag, kon bij ziju gevoelens niet
langer bedwingen.
„Alice! Hot verlangen oiu u mijn harten hand aan
te bieden, heeft mij naar deze plaats gedreven. Ik
kom niet alleen om u mijn dank te betuigen voor
uw edele handelwijze, neen, ik bemin u sedert het
eerste oogeublik dat ik u zag. Alleen do vervulling
van mijn plichten in Italië heeft mij belet, u vroe
ger deze bekentenis te doen. Eu nu smeek ik u
wilt gij mij gelukkig maken
Met een gevoel van onbeschrijflijk geluk had Alice
deze bekentenis aangehoord. Haar wangen gloeiden
toen zij het huwelijksaanzoek vernam uit deumoud
van hem, voor wien haar hart met liefde vervuld
was. Zij antwoordde niet, maar sloeg de oogcnncer,
Een pijnlijke gedachte kwam weder bij haar op
„Je zwijgt, Alice?" vroeg de baron dringend.
Haar boezem zwoegde op dat oogenhlik weer
onder een last van leed.
„Vergeef mij, fluisterde zij hijgend, maar mijn ge
schandvlekte naam.
,\Vat? viel de baron met geestdrift ii
De najaarsvergadering der classis Amers
foort van de Ned. Hervormde kerk zal 24
September in de consistorie van Sint Joris
worden gehouden.
Den heer C. A. Mittelbeck is op zijn
verzoek eervol ontslag verleend als pastoor
der Oud-katholieke gemeente te Culemborg.
De berichten omtrent den toestand van
den Minister van Koloniën, jhr. mr. T. A. J.
van Asch van Wijck, waren Zaterdagavond
«iets gunstiger".
Zoudagoehtend werd bericht«Nacht vrij
rustig. De patiënt is ecliter uiterst zwak".
Maandagochtend «Nacht rustig. Toestand
dezelfde. Pols zwak".
Hedenmiddag 12.20 seinde men ons uit
Den Haag:
»Z. Exc. de Minister van Koloniën is heden
ochtend in den ouderdom van 53 jaar over
leden."
Hij werd 1 Augustus 1901 tot Minister
benoemd.
Heden is het 25 jaar geleden, dat hier
ter aarde werd besteld het stoffelijk hulsel
van den heer Jacob van Gelder, den 6 Sep
tember 1877 te Amsterdam overleden.
De «Jacob van Gelder-stichting", die zoo
veel ouden en hulpbehoevenden ten zegen
was, houdt zijn nagedachtenis in eere.
De nieuwe toegangsweg naar het spoor
weg-station is thans opengesteld voor voet
gangers en zal ook voor rij- en voertuigen
in gebruik worden gesteld zoodra de be
stratingen voor de tramlijn zijn voltooid.
Met toestemming van het Dagelijksch Be
stuur der Gemeente „is door de «Vrijwillige
Brandweer'' aangesertaft de koppeling-Storz,
met bajonet-sluiting in plaats schroefdraad,
waardoor het koppelen der slangen bepaald
moment-werk wordt.
De heer J. C. Bondam, die, gelijk we meld
den, met ingang van 1 October van hier
wordt verplaatst naar Nijmegen, is bij Da-
dere beschikking van den Directeur-generaal
der Posterijen en Telegraphie benoemd tot
beheerder van het bij-post- en telegraafkan
toor aan het station te Nijmegen.
Bij de Zondag te 's-Hertogenbosch gehou
den internationale courses won «Tuf tuf',
an luitenant N. J. C. J. Thirion, den 3den
irijs in het concours voor het schoonste en
lestgaande rijpaard.
In die op Woestduin gehouden, verwierf
«Ducaat", van luitenant G. J. A. A. baron
Van Heemstra en gereden door Mac' Cord,
den 2den prijs in den luitenants-ren over
2000 M. en behaalden «Valérie" en «Irlandais",
van den zelfden eigenaar en gereden door
ridder Huyssen van Kattendijke en baron
Van Heeckeren van Mulencate, den lsten en
den 3deti prijs in den majoors-ren over 2200 M.
niet langer aan de loopende geruchten. Hij nam zijn
kasteel in gebruik, bracht bezoeken aan de naburige
iulelijke familiën en won spoedig aller achting en
genegenheid.
Alice von Waldheim bleef nog oenigen tijd te Mün-
chen. In het begin van Maart uani zij de uitnoodi-
ging van haar voogd aan oiu tot de voltrekking van
het huwelijk op de pastorie te komen logoeren.
Op een heerlijken Aprilochtond werd het huwe
lijk in de dorpskerk ingezegend in tegenwoordigheid
van dc edellieden uil de nabuurschap. De hartelijkheid,
waarmede zij het jonge paar gelukwenscbten, gaf
bewijs vnu de oprechtheid hunner woorden. De dorps-
naam beter adel geven, dan door u handelwijze kasteel
is geschied 1'
Deze vraag sneed alle verdere tegenwerpingen af.
Een onbeschrijflijk gevoel van vreugde maakte zich
van de freule meesier en zonder te antwoorden, zag
zij den baron met schitterende oogen aan.
„Daar de naain Von Waldheim treurige herinne
ringen bij je opwekt, zeide bij levendig, moet ge den
mijnen aannemen. Het geslacht Von Erlenburg zou
trotsch mogen zijn, als ik du edelste der vrouwen dc
mijne mocht uoemeu. Kom, Alice! duisterde hij,
vertrouw op mij, ik zal je gelukkig maken. Heb
slechts ccn beetje lietdo voor mij."
.Een beetje vroeg Alice. O, Ludwigik heb je
lief sedert het oogenhlik, dat ik jo in den tuin van
i Sal va
Zy kou nu haar gevoel niet langer bedwingen en
omhelsde hem tceder.
Twee menscben waren gelukkig.
Kr werd veel gesproken over het aanstaand huwe-
lijk van Alice von Waldheim niet baron Von Erlen
burg, dien ieder reeds lang gestorven waande. Aan
vankelijk had dominë Bcrumi al liet mogelijke ge
daan om de misdaad van den overleden landheer
verborgen Ie houden, doch dit was nu met langer
doenlijk. Ludwig von Erlenburg stoorde zich echtor
kransen getooid.
Alice had echter die huldeblijken niet noodig om
gelukkig tc zijn. Zij wist, dat wederzijdscke liefde
haar met haar echtgenoot verbond.
Met dezen dag begon voor haar een
perk van geluk.
Zij hiul genoeg voor haar vader geboet.
t tijd-
1-)
Het volgende verhaal is van een Boer, die als
marskramer zich toegang wist te verschatten tot een
der Britsche kampeu. teneinde zich op de hoogte te
stellen van de sterkte der Engelsehen.
Zoodra ik mij in dc nabijheid van het vijandelijk
kamp bevoud, kwam een ruiterafdeeling op mij af.
Ik was gekleed als een gewone boer, maar droeg een
pak koopwaar op den rug. De patrouille werd ge
commandeerd door een luitenant, die recht op mij
toereed eu mij toesnauwde„Wié ben je en waar
moet je heen
Dat zou niiju eerste proef wezen.
Aller oogen waren op mij gericht en toen ik niet
autwoordde, hoorde ik iemand zeggen: „Die vent ia
doofstom. Hij heeft een gezicht als een strijk-
plauk".
„Zeer vleiend," ducht ik bij mij zelf, terwijl ik met
het onnoozelste gelaat op een leitje schreef; „Wat
verlangt u
Ik gaf uiijn leitje aan den luitenant, die daarop
schreef.- „Wie ben je en waar ga je heen?"
Ik schreef miju naam, Thomas van Dijk, en deel
de hem verder mee, dat ik marskramer was.
De officier verlangde daarop mijn pas tc zien, maar
ik gaf op mijn leitje te kennen, dat men mij dien
voor een dag of wat bij oen overval ontstolen had.
Hij zag mij een oogenhlik wantrouwend aaa en zei
toen leukweg, dat ik kon doorgaan,. Ik verroede
mij niet eu toen kreeg ik schriftelijk de order: „ga
maar door
Vlak vóór mij lag het kamp, maar elke poging
om thans nog van richting te veranderen, zou mg
in nog grooter gevaar hebben gebracht. Ik liep
daarom door in de aangewezen richting.
En dat was miju geluk, want spoedig bespeurde
ik, dat een der ruiters mij op den voet volgde. Ik
liet mij echtor niet verrassen en deed alsof ik nieta
merkte, hoewel, he paard mij soms zóo na op
de hielen was, dat ik |dcn adem van hel dier in
mijn nek meende te voelen.
Eindelijk werd ik door een schildwacht aangehou
den. Ik gaf hem mijn leitje, waarop ik mijn naam
en beroep geschreven had en een oogenhlik later
stond ik voor den officier van de wacht. Thaus werd
ik met zóóveel overleg op tic- proef gesteld, dat ik
mij zeker verruilen zou hebben, als ik niet op alles
voorbereid was geweest, Ik moet thaus eerlijk be
kennen, dat hij mij nóg verwondert, dat ik mij niet
verraden heb. (Slot volgt.)