Donderdag 18
September
1902.
De A. K. C.
'No- 5243.
51e Jaargang.
Feuilleton.
De eerste haat.
AHERSFOORTSCBE COUR All
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
iranco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel
meer 0.25. tiroote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTE6RACHT9
Telephoon 19.
Kien wc a bon ii és ontvangen
de courant tol 1 October
«ItATIS.
Hot rookeii, uit een altru
ïstisch oogpunt bezien.
Dr. Vitus Bruiusma schreel'inde «Bildsche
Crt." onder bovenstaanden titel wederom een
leerrijk artikel, dat we nu de tijd van
vergaderen weer aanbreekt ook onzen lezers
uiet willen onthouden.
Hij zegt dan:
Voor menschelijke zwakheden of verkeerde
gewoonten zoekt men vaak een verontschul
diging; deze kan voor de pijp of sigaar naar
onze meening alléén gevonden worden in de
min of meer aangename verpoozing die zij
bieden, do opwekking die zij geven bij een
eenigszins landerige stemming, de silleiding
die zij verschaffen bij bet doorworstelen van
onaangename oogenblikken, soms ook in de
verhooging van liet genot van een reeds be
haaglijke stemming.
Bij de echte mokers is echter do zaak in
den regel omgekeerd. Zij hebben niet zoo
zeer pleizier in het roeken, dan wel dat ze
het land hebben, als ze niet rooken. In plaats
van een opwekking, een alleiding, is de pijp
of sigaar hun een onmisbare compagnon ge
worden, waarvau ze weinig positief genoegen
beleven, maar wel 'ast hebben als hij niet
bij de hand is. Daar er nu altijd wel tijden
zijn, waarop iemand nu eenmaal niet kan
rooken, staat zulk een gewoonte-rooker, in
den regel, wat zijn levensgenot betreft, al
geeft hij honderd gulden per jaar aan sigaren
en sigaretten uit, niet boven maar onder den
niet-rooker. Zelfs 't genot van de mooiste
wandeling in de vrije natuur of' van het buiten-
zitten op een heerlijken zomeravond wordt
hem vergald, als hij geen sigaar kan machtig
worden.
Zoo nu en dan zoekt men de dwaze ge
woonte van het rooken te verdedigen door
te zeggen, dat het zoo gezoud is, zoo niet
in liet algemeen dan toch in bijzondore om
standigheden. Reeds een paar eeuwen ge
leden oordeelde men, dat bij «groote. pesti
lentiën" de tabak tegen besmetting vrij waarde
en tegenwoordig, nu alle ziekten en kwalen
door bacteriën veroorzaakt worden, kan men
soms de bewering hooren, dat die er door
gedood worden. Om dit te onderzoeken, I
zijn onlangs door Engelsrlie geneeskundigen
proeven op allerlei bacteriën genomen en
het bleek daarbij, dat hun ontwikkeling
alleen werd tegengegaan, als men ze 100 a
150 uren achter elkaar in dikke welken
tabaksrook gehuld liet. Als dus slechts door
gedurende 5 a 0 dagen in den rook te ver
blijven de gevreesde bacteriën onschadelijk
gemaakt worden, kan men gerust zeggen,
dat in werkelijkheid van den tabaksrook
geen hulp in den strijd tegen hen is te
verwachten.
In een artikel over het rooken in het
weekblad «De Amsterdammer" van 12 Juli
j.l. deelt dr. Van der Plaats dit laatste mede
en hij bespreekt daarbij tevens de werking
van de tabak op den rooker. Dat die wer
king in het algemeen een schadelijke is,
kan niet ontkend worden, al is liet nu juist
in den regel niet de nicotine van de tabak,
die de hoofdschuldige is. Want deze hoogst
vergiftige stof verbrandt in pijp en sigaar,
of verandert daardoor de hitte tenminste
zót», dat het geen nicotine meer is, en alleen
wie van de tabak nog wat anders dan den
rook in zijn mond krijgt (door bijv. zijn
sigaar zonder pijpje te rooken of er op te
kauwen) zal van de nicoline-zolf eenige
nadeelige gevolgen kunnen ondervinden.
Maar de producten, die de tabak bij dat
smeulen in pijp of sigaar oplevert, zijn toch
niet onschadelijk. De onvolkomen verbran
dende tabak levert daarbij een aantal stoffen,
die men, wegens de overeenkomst met een
der bijproducten van de gasfabricatie, steer-
aehtige stoffen" heeft genoemd, die het
voornaamste zichtbare deel van den rook
uitmaken en die in vertrekken, waarin ge
rookt wordt, dien terecht door de huisvrouw
zoo gohaten geelbruinen aanslag op zolde
ring, behangsel en gordijnen veroorzaakt.
Die stoffen, die de rooker in neus en mond
en soms in de maag krijgt, werken scherp
prikkelend op de slijmvliezen daarvan en
kunnen er eigenlijk niets dan kwaad doen,
behalve dat, door een zonderlinge werking
op liet zenuwstelsol van den rooker, als hij
nu eonmaal aan dit kruid gewend is, zijn
goede stemming er door bewaard of opge
wekt kan worden, wat natuurlijk onder de
nu eenmaal bestaande omstandigheden van
waarde kan zijn.
Intusschen mag inen er wel aandacht aan
wijden, dat een rooker in de meeste gevallen
3 (Slot.)
Van allen was kolonel Cornelius P. Rankin het
meest Verbaasd en verwoed. Mij had gerekend op
het schot en de herrie die volgde, maar hy had uiet
gerekend op onvoorzieue omstandigheden. De re
volver bevatte namelijk een kogel en die kogel had
de lens van de kinematograaf in gruizelmeuten
gebroken. Het raderwerk vloog uiteen on oen lange,
smalle, geelkleurige hand kwam Ie voorschijn. De
kostbare opname was geheel vernietigd.
Toen de kolonel ten volle begreep, dat zijn plan
geheel in duigen was gevallen, raakte hij builen
zich zelf van drift. Met den sprong was hij opstraal
en baande zich met groote woestheid een weg door
de menigte. Zoo bereikte hij den achterkant van
het huis, dat men te vergeefs trachtte binnen te
dringen. Hij vloog de trappen op en kwam o] het
portaal te zei filer tijd als de bewoners van de boven
verdiepingen die einilolyk begrepen, dat zij in het
huis waren waaruit liet schot was gevuurd. De voor.
van hen stond in twijfel voor de kamerdeur. „Wc..
is die ploert? Laat ik hem neus in handen krijgen
schreeuwde de kolonel terwijl hij, zonder een oogen-
blik te narzelcn, de kamer binnenstormde. De
deren kwamen achter hoiii nan.
Kr waren drie mannen in de kamer. Een lag
onbeweeglijk op den grond. In het midden
zijn voorhoofd had hij een ronde opening wai
een donkere bloedstroom welde.
Een revolver was uit zijn hand gevallen en lag
naast hem, Over hem gebogen wc-; de detective
Klein. Di- andere man was inspecteur Saiigsler. lly
hield de nieuw lumgekomenen met opgeheven han
den-togen.
„In naam des Koning" riep hij opgezaghebbenden
toon, „wij zijn van de politie eu deze man is in onze
ook anderen de werking van deze tabaks
rook doet ondervinden. Tot onze verbazing
ziet dr. Van der Plaats dit in zijn aangehaald
artikel voorbij. Dit blijkt vooral waar bij
spreekt over liet zeer vergiftige bestanddeel
van den rook, dat wy nog niet noemden,
het onzichtbare gasvormige kooloxyde, het
zelfde als de zoogenaamde kolendamp, die
uit glimmende kolen opstijgt en op zoo
menige bijeenkomst van vrouwen, waar
warme stoven gebruikt worden, het gezel
schap hoofdpijn heeft bezorgd. De kooloxyde
wordt met den rook onveranderd weer uit
geblazen, maar is daarom niet onschadelijk
want het verspreidt zich in de lucht en die
lucht wordt niet alleen door den rooker,
maar ook door alle andere personen, die
zich in het zelfde vertrek bevinden, inge
ademd. Op die wijze wordt de noodzake
lijke. levenslucht voor den menscb, die in
een lokaal met weinig ventilatie toch al
met het uitgeademde koolzuur der aanwezi
gen verontreinigd is, ook nog bedeeld met
het kooloxyde en de leernchtige stoffen die
de mokers er in brengen, waarvan dezen
zelf, maar ouk al de onschuldige niet-roo
kenden, het nadeel ondervinden.
Dat nadeel is niet gering. Wie iemands
levenselixer, de heerlijke, reine lucht, die
hij met eiken ademtocht noodig heelt, vuil
en vergiftig maakt, doet meer kwaad dan
wanneer hij hem zoo nu en dan een oorvijg
geeft. Vooral groote vergaderingen, waar
veel mannen zitten te rooken, doen vaak
aan de longen der aanwezigen ontzaglijk
voel nadeelwel ontvangen de meeste der
aanwezigen na afloop een waarschuwing er
tegen, in den vorm vaii hooldpijn, maar
daaraan wordt niet altijd gevolg gegeven,
en men moet trouwens vaak de waarheid
in den wind slaan, omdat men zoo'n ver
gadering, die overigens wel belangrijk en
nuttig kan zijn, niet altijd kan verzuimen.
Al de niet-rookenden, en dit zijn meestal
vrouwen, worden in vergaderingen en ook
in gewone gezelschappen en in huiskamers
waar gerookt wordt, met de slachtoffers van
liet rooken zelf voor een groot deel aan
dezelfde benadeeling van hun gezondheid
onderworpen. En het is merkwaardig
hoe gelaten de vrouwen veelal den hinder
en dat nadeel weten te verdragen.
De heer Christiaan 11. J. Raad die onlangs
in het tijdschrift »De levende Natuur" de
tabak als plant, als een plant met mooie
handen."
Klein zag op.
„Hij is ontsnapt" zei hij, „Hij is dood."
De kolonel was stom van verbazing, want hij
kende het gelaat van den man niet.
„Wie is het" riep hij uit, „wie is het V'
Saugster herkende den kolonel dadelijk.
„Het is een Italiannsch anarchist. Wij zijn te
laat om hem levend te vangen, maar hij heeft ons een
ma-sa moeite gespaard, Eu nu, kolonel, wilt u zoo
goed zijn, wat agenten naar boven te laten komen.
Sluit de deur en laat niemand binnenkomen.
De kolonel deed wat hom gevraagd was eu ging
naar zijn hotel in stomme verbazing. Daar aange
komen, bracht de kellner hem een brief, waardoor
het raadsel werd opgelost.
De envelop bevatte bankbiljetten en dezen brief
„Geachte heer, Sedert ons laatste onderhoud is er
een groote en fortuinlijke ommekeer gekomen in
mijn uiterlijke omstandigheden. U zult me begrij
pen als ik zeg, dat ik weer in die maatschappelijke
sfeer verkeer, waaruit ik tijdelijk was gebannen.
Ik zeg dit alleen om mijn veranderde houding te
verklaren tegenover dc zaak, die U zoo goed was,
aan mij toe te vertrouwen. Daar ik aau den ande
ren kant U niet in den steek wensehte to laten,
heb ik de zaak overgedragen aan iemaud, dien ik'
vertrouwen kau, In ieder geval kost het li uiet
veel. Hij vraagt 100 pond. Mijn eigen onkosten
bedroegen éen pond. zoodal ik U de rest hierbij te
rug zoiul. Ik ben thans niet meer Walter lle-dop.'
De dagbladen bevalteu dien dag en de volgende
dagen uitgebreide verslagen over den moordaan
slag. Overal stond vermeld, dat kolonel Cornelius
1'. Rankin, van de Amerikaansche Kinematograaf
Compagnie lic' leeuwenaandeel had in do arresta
tie vuu den anarchist.
Eu kolonel Cornelius I'. llankin liet het niet bij
deze prachtige reclamevan oen paar oude films en
oen quasi-opiucht, door figuranten gehouden, maakte
hij oen verblindend tafereel, dat de A. K, C. heel
«at geld opbracht en nOg meer reclame voor haar
maakte.
merkwaardige bloemen, besprak, is, behalve
over deze bloemen, ook vol bewondering en
verbazing over die lieflijke vrouwelijke
eigenschap. »0, alle gij Nederlandsche vrou
wen'' roept hij uit »gij maagden van Oud
Ilollandschen stam, ik prijs u. Ik loof u
met hart en mond om uw engelachtige
zelfverloochening, welke u, terwijl uw ge
maal of uitverkorene bozig is, u onder 't
genot van zijn «tweede liefde" zijn «zooveel
om een dubbeltje" in een schoone bok
king te veranderen, nog met den innemend-
sten glimlach kan doen zeggen»Ik mag
zoo'n geurig sigaartje wel." Daar kan mijn
egoïste mannenziol niet bij, en daarom straalt
uw gelaat van uit zulk een nimbus van
roeterigen tabakswalm me tegen als dat
van een blijmoedige martelares. Uw nog
heldere, gulle lachjes, die door de deken
van dikke neveldamp, waarmee men u lief
derijk omgaf', mijn oor nog weten te berei
ken, klinken me toe als victoriepsalmen van
hen, die zich geheel geven voor 't «genot"
van anderen. Dames, ik loof u, al begrijp
ik u niet, al is mijn ziel te klein om zooveel
altruïslischeu heldenmoed te bevatten".
Wij willen de vrouwen niet aanraden, in
het huisgezin een ander standpunt in te ne
men het echtelijk geluk en de huiselijke
vrede zijn zaken, die wij niet gaarne zou
den aantasten. Bovendien, het grootste na
deel van rooken wordt niet in de huiskamer
geleden, waar meestal slechts spaarzaam door
een enkelen gerookt wordt, maar op verga
deringen, waar vaak dicht aaneengesloten
i rijen rookers zitten to dampen. Er is niets
tegen, dat de vrouwen krachtig optreden om
1 aan het rooken daar een eind te maken
laten zij gerust de voorwaarde stellen, dat
als men ook haar aanwezigheid waardeert,
i er absoluut niet gerookt zal worden. Dat
is ook zeer in het belang der mannen. Want
hetzij dezen al of niet tot de rookers be-
hooren, zij zullen gebaat zijn door den ge-
heelen avond in een rookvrij lokaal te heb
ben verkeerden wat zij aan geestelijk
genot op zulk een vergadering hebben
gewonnen, zal dan niet overschaduwd worden
door het nadeel, dat hun longen en daardoor
hun geheele lichaam er hebben ondervonden.
Verder moge voor alle rookers, die van
hun gewoonten maar geen afstand kunnen
doen, hoewel ze vaarwel te zeggen toch niet
zoo heel moeilijk is (zooals schrijver dezes
nu sinds tien jaar tot zijn genoegen onder-
Een gezelschap jagers overnachtte in een boer
derij. De maan keek door het vensterbuiten,
op den weg, hoorde men de zeurige wys van een
harmonicahet versche hooi, waarop zij zouden sla
pen, geurde zoelig-bedwelmend. De jagers spraken
over houden, over vrouwen, over de eerste liefde,
en over snippen. Nadat de levensgeschiedenis van
alle dames-kennissen over den hekel was gehaalden
een dozijn anecdoien ten beste' was gegeven, begon
de dikste van het gezelschap luid te geeuwen en
zeide met zijn zware stem
„Bemind te worden, is geen kunstde vrouwen
zijn er immers om ons te beminnenmaar is het
ecu van u, heeren, al eens overkomeu, gehaat te
worden, hartstochtelijk, doodelijk gehaat? Heelt
iemaud van u weieens gelegenheid gehad, de op
winding, den wellust van den haat waar te uemen
Geen antwoord.
„Dus niemand van u, heeren?... Nu, ik ben van
mijn leven gehaat, gelinai door een mooi meisje, en
heb de symptomen van een eersten haat aan mij
zelf kunnen bestudeeren. Ik zeg van een eersten,
omdat het juist tegengesteld is aau een eerste
liefde. Ik moet er bijvoegen, dat hetgeen ik u wil
vertellen, gebeurd is in een tijd van mijn leven
waarin ik van liefde noch haat eenig besef had. Ik
was zoowat een jaar of acht, maar dat doet er niet
toe, want niet hij, maar zij speelt hier de hoofdrol.
Wiit dus even naar mij luisteren. Op eer. mooien
zomeravond, vóór zonsondergang, zat ik mei onze
gouvernante, een allerliefst, sentimenteel persoontje
dat kersverse!) van do kostschool kwam, in de kin
derkamer: zij gaf mij les. Marie keek verstrooid
door 't venster, en zei
„Dus wij ademen zuurstof in. Zeg mij nu eens,
Rudi, wat ademen wij uit*?"
„Stikstof," antwoordde ik, óok uit het venster
kijkend.
„Juist, beaamde Marie, on by planten is 't andorsom
dje ademeu stikstof en koolzuur in en zuurstof uit.
Koolzuur vindt men bijvoorbeeld in selterswater, in
kolendamp Het is een zeer sohadelij k gas. In
den omtrek van Napels bevindt zich de zoogenaamde
Hondsgrot, die vol koolzuur isbrengt men daar
een hond in, dan stikt het dier en sterft".
De Hondsgrot bij Napels vormt de uiterste
grens der chemische kennis van alle gouvernantes.
Ook Marie, die het altijd warm opuam voor het nut der
natuurwetenschappen, wist te nauwer nood iets meer
dan de geschiedenis van de Hondsgrot.
„Nu," hernamzijn, Zij liet het mij nog eens naver
tellen. Toeu vroeg zij, wat de horizon was en ik
dreunde mijn liedje van den horizon op, maar ter
wijl wij Hondsgrot en horizon herkauwden, maakte
vader op het voorplein toebereidselen om op jacht te
gaan. De houden blaften, de paarden trappelden on
geduldig en de bedienden vulden den jachtwagen
met allerlei gereedschap en voorraad. Daarnaast
stond een tijtuig, waarin moeder eu mijn zusters
plaats nameu om naar de Iwa- nitzki's te rijden,
waar iemand jarig was. Thuis bleven alleen ikzelf,
Marie eu mijn oudere broer, do student, die kiespijn
had. Gij Jkunt u miju afgunst en verveling voor
stellen
„Wat ademen wij dus iu repeteerde Marie, uit
het venster kijkend.
„Zuurstof."
„Ja, en den horizon noemt men de plaats waar
de hemel schijnbaar op aarde rust."
De wagens kwamen in beweging. Ik zag, dat
Marie een briefje uit liaar zuk haalde, het zenuw
achtig iu elkuar frommelde eu legen haar voorhoofd
drukte, toen plotseling bloosde en naar de klok
keek.
„Onthoud hel dus goed, hernam zij. Iu den om
trek van Napels bevindt zich de zoogenaamde Honds
grot". Zij koek weer op do klok, en ging voort:
„Eu waar bentel en aarde samen sehyuen te ko-
Het arme kind liep iu do grootste opgewonden
heid in de kamer op eu neer eu keek onophoude
lijk op de klok. Eerst over een goed halfuur zou
onze marteling uit zijn.
Wordt vmolgd.)