Dinsdag 6 Januari 1903. PHOENIX BROUWERIJ. BOCK-BIER verkrijgbaar, zoolang de voorraad strekt. No. 5290. 52e Jaargang. Feuilleton. H. MEÜRSING Co. AMERSFOORT. AMERSFOORTSCHE COURANT. UITGAVE FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden/"! franco per post /!15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 4.25; elke regel meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER der gemeente AMERS FOORT, Gezien eene circulaire van den heer Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, Brengt ter kennis van belanghebbenden det de Minister van Oorlog goedgevonden heeft alsnog te bepalen, dat lotelingen van de lichting 1902, die in 1903 ingelijfd worden, kunnen toegelaten worden tot het in deze maand te houden onderzoek naar de geoefendheid van lotelingen der lichting 1903, doch dat het eventueel door hen te verwerven ge tuigschrift hun geeu recht kan geven op inlijving tot korte oefening, maar wel aanspraak op iudeeling bij het korps en plaatsing in hot garnizoen hunner keuze. Amersfoort, 3 Januari 1903. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. Inlevering Rekeningen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, brengen ter algemeene kennis, dat het gebleken is, dat declaration ten laste der Gemeente menigmaal geruimen tijd na afloop van een dieustjaar worder ingezonden. Aangezien zulks voor een geregelde administratie een ernstige belemmering oplevert, herinneren zjj nogmaals allen, die iets van de Gemeente hebben te vorderen, hunne declaratiën in te dienen uiterlijk den 15 Januari volgende op het dienstjaar waarop de declaratie betrekking beeft. Ten aanzien van hen, die in gebreke mochten blijven hieraan te voldoen, zal ernstig worden over wogen of er alsnog bijzondere redenen bestaan om hen in het vervolg voor het doen van leverantiën aan de Gemeente in aanmerking te brengen. Amersfoort, 5 Januari 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd; De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. TH. SANDBERG. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 264 der Gemeentewet, Doen te weten, dat het 2e aanvullingskohier der plaatselijke directe belasting naar het inkomen over het dienstjaar 1902, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht, in afschrift gedurende vjjf maandeu op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing ligt. Amersfoort, 5 Januari 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. Th. SANDBERG. Schetsjes uit den Zuid- Afrikaansclien Oorlog, door »DOK TER". Te zelfder tijd wareu er drie batterijen, bestaande uit Armstrong kanonnen, tusschen Vaalkrans en Spioenkop aan deze xyde der rivier in stelling ge bracht; deze werden door éen Fransch en éeu Krupp-kanon zoodanig onder vuur genomen, dat de Engelschen het beter vond, daarmee te retireeren. Do vijand kwam nog voortdurend over de rivier, hoewel dit tamelijk veel mannetjes kostte, doordat er een pom-pom op de pontonbrug werkte. Deze werd met ware doodsverachting bediend door een cadet van do artillerie, die een broer te wreken had, welke door de Engelschen in de Kaapkolonie als spion was doodgeschoten, zonder dat men den be schuldigde zijn misdaad had kunnen bewijzen. Deze pompom was zoodanig opgesteld, dat hij zeer moeilijk bij de Engelsche kanonnen kon ge zien worden ze zochten natuurlijk druk naar hem, maar zoodra ze hem gevonden hadden, liet de cadet hot kanon verplaatsen en terwijl het nog granaten regende op de oude plek, schoot hij al woder uit zijn nieuwe positie onder de khak>, dat ze tuimel den. Toch gelukte het den vijand, binnen drie uur de noodige legermacht aan deze zijde der rivier te brengen. Nu ging het in stormpas op onze positie los, in aar het grootste gedeelte trok op naur Vaal krans. Ik kou van de plaats, wanr wij ons bevon den laDgs de helling van den berg, waar Long Tom werd opgesteld met moeite de Engelschen als donkere plekken zien bewegen, zoodat ik nu vooral het verlies van mijn veldkijker ten zeerste betreurde. Het verstooten zintuig. Zoo nu en dan kan men van sommige personen, die als armenbezoekers of in andere kwaliteit nogal eens met het huiselijk leven der bewoners van de achterbuurten kennis maken, verontwaardigde uitroepen hooreu over het smullen van lekkernijen, dat zij hier en daar zelfs bij zeer armen zeggen op te merken. Er is menige philantroop, die zijn goede gaven van erwten en spek of van hemdjes en broekjes voor de kinderen eigen lijk verspild acht, als hij er den suikerpot op tafel vindt, of een der kinderen met iets in de hand, dat van het suoepdischje op den hoek is gekocht. Als iemand by zijn talrijke armbezoeken dit twee of driemaal heeft opgemerkt, gaat hij soms reeds aan het generaliseeren en het overdrijven erbij, en heet net al spoedig, dat die arme lui, zoodra ze maar weer en kele centen bezitten, ze gaan versnoepen en verkwisten, dat ze het niet zoo erg zouden hebben, als ze maar zuinig en spaarzaam waren, en dat de meesten eigenlijk niet waard zijn, dal ze onderstand genieten. Niet alleen kan men zulke uitlatingen in min of meer vertrouwelijke gesprekken hooren, maar ook in 'n openbare vergadering wordt dat wel eens van de daken verkondigd, vooral wanneer het er om te doen is zooals onlangs te Amsterdam het debat over schoolvoeding en kleeding bij de jongste Begrooting den een of anderen maat regel van overheidswege, die met armenzorg n verband staat, tegen te houden. Er waren toen enkelen, die het druk had den over dat snoepen van kinderen en vrouwen in Amsterdam's achterbuurten, en aan overdrijven en generaliseeren was geen gebrek. De geldverspilling, die er het ge volg van zou zijn, werd zelfs niet ver ge steld beneden die, welke door het jenever- drinken van den man veroorzaakt wordt. Nu is het gebruik van alcohol in eiken vorm in ons oog zeer verkeerd, om meer dan éen reden, en de massa geld, die een geregelde borreldrinker er aan verdoet, waardoor zijn gezin het veel armoediger heeft, dan anders het geval zou zijn, is zeker niet de minst gewichtige dier redenen. Maar men mag ook hier niet generaliseeren, en zoo erg, dat bijna elk werkman een derde of de helft van zijn weekloon aan drank zou wegwerpen, is het toch waarlijk niet, terwijl bovendien in de kringen der meer gegoeden, van wie het verwijt komt, ook verbazend veel gedronken wordt. Doch daarover wilden wij het thans niet hebben, maar wel over het uitgeven van enkele centen voor de eene of andere on schuldige snoeperij, of het bekostigen van duurder en lekkerder spijzen, dan men zou verwachten, dat de schrale beurs toelaat. Wie zooiets afkeurt of er zich ten minste over verwondert, vergeet, dat het streveD van den mensch in het algemeen is, niet alleen om te leven, maar ook om eenigszins genoeglijk, met eenig genot te levenniet slechts te eten, maar met smaak te eten. Als men den mensch als een machine beschouwt, en de spijs en den drank, die hij noodig heeft, niet anders dan als de steen kool op den haard en het water in den ketel, die de stoommachine behoeft, dan kan hij zeker van zeer weinig allereenvou digste kost bestaan. Maar slechts te leven, daar is het niemand om te doen, daar mag het niemand om te doen zijn. Er moet niet alleen geleefd en gewerkt worden, er moet genoegen gesmaakt in het leven; het leven moet het leven worden waard geacht, en het valt overal en altijd op te merken, dat hetgeen ons het leven doet waardeeren, juist dat is, wat men desnoods zou kunnen missen. Wie slechts zijn nooddruft heeft, zóo wei nig aan voedsel, kleeding, woning, dat hij niet door gebrek sterft, kan zijn leven niet op prijs stellen. Maar al wat daarboven gaat, zoowel genietingen van zedelijken aard als het voldoen aan zeer bescheideu eïschen in stolTelijken zin, maakt het leven levens waard. Hieronder behoort voor alles, dat men iets meyr en iets lekkerder kan eten dan strikt noodig is, dat men wat meer en wat fraaier kleédingstukken heeft, dan waar mee men het desnoods zou kunnen stellen, dal de woning iets meer is dan een ruimte om zich te bergen. Wil men al wat boven het volstrekt noodige gaat weelde noemen, dan zou men den paradox kunnen rerd§di»- gen, dat in dien zin een ieder weelde noodig heeft. En nu is het merkwaardig na te gaan, waarin bij de armen, bij de gezinnen der arbeiders, bij die der burgerij en bij de zeer gegoeden die «weelde" bestaat. Bij den éen ligt zij in bloemen op de vensterbank of in een dubbel stel gordijnenbij deo ander in bijzonder fraaie en hel gekleurde kleerenin sommige gezinnen moet er altijd een muziekinstrument, een harmonica of zoo iets beschikbaar zijn, in een ander wil men vóór alles een dubbeltje 's weeks voor zijn eigen krant uitgeven of koopt men mooie platen om aan den muur te hangen, enz. enz. Doch lekker te eten, dat is en wij zouden er willen bijvoegen gelukkig de «weelde-' waarnaar in bijna alle gezinuen gestreefd wordt. Lekker eten is in bet algemeen goed, sma kelijk en gezond eten, en daarin ligt niets verkeerds; integendeel het bevordert het lichamelijk welzijn en geett ook een opge ruimde, prettige stemming. En toch wil menigeen het niet bekennen, dat hij van smullen houdt. In Couperus' roman «Kleine zielen'' komt een echtpaar voor, dat altijd bijzonder veel zorg aan zijn maaltijden wijdt, maar het voor niemand wil weten. Zoo zijn er. En aan den arme wordt het veelal bij zonder kwalijk genomen, als hij toont veel Zoo nu en dan kreeg ik een oogenblikje een kijker te leen, maar de eigenaar was even nieuws gierig als elk ander, zoodat men nauwelijks den kjjker aan de oogeu bad of men moest hem alweer teruggeven. Er stond onder in de vlakte, dicht bij VaalkraDs, een boereuplaats en deze stormden de Engelschen het eerst. Wel probeerde het Fraasche kanon, dat op den grooten berg was opgesteld, hem onder vuur te nemen, maar de afstand was te groot en de overige kanonnen hadden genoeg te doen om hun eigen posities schoon te houden. Jammer, dat Long Tom nog niet klaar was en de vijaudons ietó te vlug was geweest. De Eugelschen haddon nu de boerenplaats bereikt en na een oogenblikje uitgerust te hebben, zwermdeu zij op Vaalkrans los. De afstand werd hoe langer hoe kleiner, terwjjl het kanonvuur op Vaalkrans verdubbeld werd. Elk oogenblik verwachtten we, dat de Engelschen zou den worden teruggeschoten. Te vergeefs trachtte ik een kijker te krijgen en moest me tevreden stel len met hetgeen men mij wilde vertellen. Ik hoorde een majoor en dr. Theiler kreten van teleurstelling uiten en op mijn angstig vrageu, wat hel was, vertelden ze, dat de Engelschen klaarblij kelijk zonder eenigeu weerstand Vaalkrans beklom men en weldra den top bereiken. „Waarachtig, daar zijn ze al boven", klouk betvol machtelooze woede stondeu we daar en het was ons, alsof we het hoera-gescbreeuw der Engelschen hoorden. Ik kreeg nu een kijker in handen en zag juist in vliegenden galop onder het vuur der Engelschen iemand den rand afrijden. Voor achter en op zij zag men de stofjes der kogels oplaau, maar wonder boven won der kwam de ruiter zouder zijn bals te breken of doodgeschoten te worden heelbuids beueden en buiten het bereik van 's vijands kogels. We hoor den later, dat daar slechts een kleine dertig man waren geweest, waaronder commaudaut _Viljoen (later geueraal) ook behoordetoen hij het groote aantal Engelschen zag stormen, begreep hij,dat hier versterking noodig was, en ging ze halenmaar de vijand was te vlug geweest. Vau de menschen, op Vaalkrans in positie, was er éen ontvlucht, en de rest dood, gewond of gevangen. Vaalkrans bleef de eeuige positie, die bet den En- gelsclteu gelukte te nemenoveral elders waren ze met groot verlies teruggeslagen. Er werd dadelijk een Fransch kauon opgesteld om Vaalkrans te bom bardeeren jammer, dat men dit kanon niet zóo kon opstellen, dat het geheel onzichtbaar was voor de Engelsche kanonuennu had de vijand het spoedig in de gaten en regende het letterlyk lyditbommen bij dit kanon. De stukscommandant, adjudant Coet- see, stoorde zich hier maar weinig aan en ging met verbazende koelbloedigheid door, Vaalkrans te bom bardeeren. In den middag kwam er een ambulan cewagen aan met een paar gewonden, de ambulan ceman vol vertrouwen op zijn Roodekruisvlag, neemt den koristen weg en kan daardoor van den Bosch kop gezien worden. Tot aller verbazing stopte bet vuur op het Fransche kauon, maar namen de Engelschen onze ambulancewagen tot doelde wa gen waB als omringd door de barstende granaten, en nu en dau onzichtbaar door de kruitdampen. Elk oogenblik verwachtten we het geheele zaakje uit elkaar te zieu slaan, maar gelukkig kwam de wa gen zonder bet minste letsel in veiligheid. We be grepen niemendal van deze handelwijze der Engel- scheu, maar het is me later duidelijk geworden, door een illustratie van dit gevecht in een der En gelsche tijdschriften, waar, onder meer, ook een am bulancewagen op voorkwam, met de aanmerking „Werd verondersteld een bommaxim te vervoeren." Ik denk, dat de Engelschen zelf zoo iets bij de hand hebben gehad en daarom elke ambulaneewa- gen vau dezelfde practjjken verdachten. Er moest nu met alle haast aau de opstelliug van Long Tom gewerkt worden, omdat er gedacht werd, dat de Engelschen na het succes van heden met nieu wen moed zouden komen opdagen. Het was ons allen bang te moede eu ook de hoop der generaals op een goeden uitslag was maar gering, Generaal Botha was te Pretoria; er was hem direct bij den aanvaDg der bewegingen een telegram gezouden en by werd binuenkort verwacht. Het Fransche kauon was tot laat in den avond bezig geweest VaalkraDs te beschieten on werd voor den nacht onder een sterke wacht van artilleristen in een drogen sloot opgeborgen. Daar men zoo veel mogelijk lieden tot bewaking wilde bebbeu, uit vrees, dat er een Engelsche patrouille van den vij and uit Vaalkrans des nachts den omtrek zou ko men verkennen, bqrid ik vol vuur mijn diensten aan die dankbaar aangenomen werden. Mijn en- tusiasme bedaardde al heel gauw, toen ik zonder de- keus het bijzonder koud kreeg, vooral toen de wind begon op te steken. Ik zocht bescherming tegen den wal van de aloot, maar gaf er niemand kennis van hier kon ik ech- ter ook niet in slaap komen en besloot wat heen en weer te gaan wandelen. Nu ik echter uit de sloot te voorschijn kwam, werd ik opgemerkt door den wacbthebbenden artillerist en deze, deokeude, dat ik een rondsluipende Engelschman was, wilde me subiet een kogel door het lijf jagen. Goede hemel, bet liep me bij al die kou nóg kouder lange 4 mijn ruggelukkig kende ik den naam van den man, en had dadelijk de tegenwoordigheid van geest om te roepen: „Kruger, kerel, niet skiet, niet skietJ ik is...." (hier noemde ik injjn naam). De man begreep gelukkig, dat de eerste de beste Engelsch man moeilijk zijn uaam kou weten, maar toch vertrouwde hij het zaakje nog maar half, en kwam heel voorziihtig nader om te zien of ik het werkoljjk was. Ik was zóo geschrokken, dat ik, om een ner- haling te voorkomen, besloot me in geen geval vóór het aanbreken van den dag uit de nabijheid van de wacht te verwijderen. Vol dankbaarheid zag ik het „gloren van een nieuwen morgen" en zadelde, toen de zon opkwam, mijn paard op, terwijl de artille risten liet kauon reeds in stelling en Vaalkrans onder vuur liadden. Ik hoorde Long Tom, die dien nacht gereed gekomen was, ook al „donderen" eu vernam dat die eveneens Vaalkrans u t doel ge nomen had. De Engelschen lieten niet op tioh wachten en weldra barstten overal de lydil-bomiuen, zoodat oppasseu de boodschap en bet raadzaam was om, wanneer men zich wilde verplaatsen, een „buurtje" om te maken. (Wordt vtrvolfd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1