Donderdag 18
1903.
No. 5360.
52e Jaargang.
Zondagssluiting.
Feuilleton.
Stadsnieuws.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
UITGAVE
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per. post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTE6RACHT9
Telephoon 19.
«Tif Zij, die zich met in
gang van 1 Juli op dit blad
abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende
nmnmers gratis.
KENNISGEVINGEN.
GEMEENTE-BELASTINGEN.
Kostelooze waarschuwing.
De GEMEENTE-ONTVANGER van AMERS
FOORT herinnert ieder wien het aangaat,
dat weldra de derde termijn der plaatselijke
Inkomstenbelastm r, dienst 1903, vervalt, en
verzoekt beleefd, de betaling van minstens
twee termijnen niet langei uit te stellen.
Amersfoort, 18 Juni 1903.
De Gemeente-ontvanger voornoemd,
K. van DER BURG.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gezien de missive van den beer Kolonel-Militie-
Commissaris in de provincie Utrecht dd. 16 Juni
1903, no. 27, en art. 130 der Militiewet 1901
Doen te weten, dat de verlofganger
MARTIN 118 van HOEVELAKEN,
van het 8e Regiment Infanterie der lichting 1895,
op Donderdag, den 2en Juli 1903, des voormid
dags tien uur, in het Milituir Logement, Lange
Nieuwstraat te Utrecht, gekleed in uniform en
voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken,
hem bij vertrek met groot-verlof medegegeven,
van zijn zakboekje en verlofpas, ter na-inspectie
voor den geraelden Militie-Commissaris moet
verschijnen.
De aandacht van gemelden verlofganger wordt
gevestigd op art. 131 der genoemde wet hetwelk
o.m. bepaalt, dat de verlofganger, die niet over
eenkomstig art. 130 der gemelde wet voor den
Militie-Commissaris verschijnt, in werkelijken
dienst wordt geroepen en daarin gedurende ten
hoogste drie maanden gehouden.
Amersfoort, den 18. Juni 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
B. W. TH. SANDBERG.
In ons vorig nummer konden we reeds
meedeelen, dat ook hier ter stede zeer veel
LISKA.
8).
„Conduite", zoo lus de kolonel dan ook na weinige
oogenblikken verder „zeer goed militair uiterlijk
zeer algemeen ontwikkeld- -spreekt vlot Fransoh,
Russisch en Engelsch driftig, doch trots zijn sar
casme goedmoedig van uilstekeude familie en zeer
bemiddeld, leeft zeer geregeld zal een mooie car
rière makeu leveuslustig, overmoedig, doch zeer
ernstig man, die slechts een hoogst enkele maal uit
den band slaat".
De kolouel vouwde de stukken dicht en dacht
hardop Knobelsdorf had hot juist weer buitenge
woon druk „Een groot psycholoog schijnt de stel
ler van deze conduite niet te zijn, waar h\j hem te
Jelük alle denkbare deugden ou ondeugden toekent,
k bon toch nieuwsgierig hoe h\j 't hier zal maken.
De kerel bevalt me. Van middag zullen we te zijner
eer een kameraadschappelijken maaltijd houden.
Knobelsdorf, schrijf °P- Vanmiddag 6 uur
„Pardon, kolonel, dat gaat niet; de dames wachten
ons om zes uur op het tennis-veld u hebt de mu
ziek beloofd cu de dames willen vanavond óok
dansen", waagde Knobelsdorf op te merken,
„Die dames willen ook altijd wat" bromde de ko
lonel „alsof wij er om hunnentwil zijn 1 Natuurlijk
zitten iniju vrouw en Clara er weer achter. Bewij
zen? Nu ja, de andere dames verraden hen niet,
dat weet ik al. En wie thuis vrede wil hebbeu,
moet buiteushuis dansen. Maar de kameraadschap
pelijke maaltijd wordt nog vandaag gehouden, on
tweo uur. De middagdieust kan dan worden waai
genomen door de dienstdoeud-luitenant te velde".
Andermaal waagde de kapitein-adjudant het, iet
in 'tmidden te brengen: „Van twee tot «es zijn
vier uren, kolonel".
belangstelling wordt getoond in de poging
van den «Bond van Middelstands-vereeni-
gingen" om te geraken tot eeu algemeene
sluiting op Zondag van die winkels en ma
gazijnen, welke uit den aard van hun debiet
daarvoor in aanmerking kunnen komen.
De plaatselijke vereentging «Handel en
Nijverheid" heeft de zaak krachtig en op
doeltreffende wijze ter hand genomenzij
beeft de biljetten maar niet huis aan huis
doen bezorgen, doch de bezorging opgedra
gen aan mannen die instemmen met het
plan en te gelijk willen helpen om de ver
schillende vragen te beantwoorden als de
winkelier en vooral bij de kleine win
kelhouders is dit het geval «niet vlug
genoeg met de pen" is.
De bestaande Wet op de Zondagsrust is
een onding en haar bestaan wordt slechts
herinnerd door de afkondiging éen maal
per jaar in enkele couranten.
Voorzoover er de hand aan wordt gehou
den, is ze niets waard, en de helft harer
bepalingen zijn zoo goed als niet te hand
haven.
Geen wonder dan ook, dat naar een
nieuwe Zondagsrust-wet gestreefd wordt.
Hoe deze zal worden ingericht, daarover
loopen de opinies natuurlijk uiteenof de
Zondagsrust uitgebreid, dan wel ingekort zal
moeten worden, wie er in betrokke moeten
worden, dat zijn alle vragen van practijk,
wier beantwoording in weitelijken voorschrif
ten vooral door de belanghebbenden natuur
lijk met zorg wordt tegemoet gezien.
De belanghebbenden dat zijn op de
eerste en voornaamste plaats de winkeliers,
enz., in het algemeen de handeldrijvende
Middelstanders
Welnu, de Bond van Middelstands-veree-
nigingen heeft zich herinnerd wat dr. Kuy-
per indertijd zeide over wettelijke maatre
gelen, die den Middelstand raken: «wij,
regeerders, kunnen de speciale belangen van
éen stand natuurlijk niet in de puntjes
weten, daartoe behoeven we voorlichting
van de leden van zulk een stand zelf. Die
voorlichting krijgen we wèl van de groote
handelaars en door de officieele lichamen
Kamers van Koophandel, enz.die voorlich
ting krijgen we ook van de arbeiders door
de arbeiders-vereenigingen maar de Middel
stand, die toch eigenlijk het zwaarst gedrukt
wordt door de wetten, heeft tot dusver
immer en altijd gezwegen, heeft geen voor
lichting gegeven, heelt niet geklaagd, heeft
zich nooit uitgesproken in vereeniging".
Zoo sprak de Minister-president nu wel
niet preciesmaar dat was toch zoo onge
veer ae bedoeling van zijn woorden.
Die woorden zijn bij den Middelstand in
vruchtbare aarde gevallen. Nu de Zondags
rust-regeling op het Regeerings-programma
staat, heeft de Bond van Middelstands-ver-
eenigingen dadelijk gedacht: ude Regeering
moet nu eens weten, wat de winkeliers, de
meest-belanghebbenden, denken over zoo'n
regeling en hoe ze deze, ieder voor zijn vak,
zouden wenscben.
Dan kan er met de wenschen van den
Middelstand óok eens rekening worden ge
houden.
En ziedaar de enquête tot wording ge
komen.
Hoe zal die Enquête nu geschieden?
De Bond heeft een vragenlijst samenge
steld waarin zoowat alles voorkomt wat een
winkelier over een wettelijke Zondagsrust-
regeling zou kunnen zeggen.
De een zal er dit, de ander dat op ant
woorden.
Voor den een past de eene, voor den ander
de andere vraag.
Die vragenlijst nu moet iedere winkelier,
op alle plaatsen van het geheele land, in
vullen die antwoorden worden dan later
geschift, onder rubrieken gebracht, en zoo
doende heelt men de opinie van den geheelen
Nederlandschen winkelsland over de al of niet-
wenschelijkheid van Zondag-sluiting.
Die opinie wordt dan natuurlijk aan de
Regeering medegedeeld, welke dan een leid
draad heeft voor haar ontwerp van wet.
Het is een waarlijk gewichtig onderzoek
dat thans wordt ingesteld en wie zijn be
langen begrijpt, zal dan ook de Vragenlijst
met zorg invullen en zich verklaren vóór of
tegen sluiting, hetzij gedeeltelijk, hetzjj den
geheelen dag, en het hoe en waarom nauw
keurig omschrijven.
De middelstander kan nu héél veel voor
zichzelven doen; de gevreesde «concurrentie",
die wel belooft te sluiten doch op Zondag
toch verkoopt, kan nu geweerd; er zal nu
geen wet worden gemaakt welke geeu reke
ning houdt met de soms zeer uiteenloopende
belangen van de verschillende winkeliers.
Mits zij allen zonder éen uitzondering
er toe meewerken, deze enquête te doen
slagen, hetgeen zij volkomen in hun macht
hebben door slechtsniet onverschillig
te zijn.
Nóg eens: wie geeu vragenlijst ontving,
vrage er een bij den heer M. R. N. Ooster
veen, le Secretaris van «Handel en Nijver
heid'', Langestraat 46.
„Wel, Knobelsdorf, hoe weetje dat zoo Maar wat
wilde je eigenlijk met die snuggere opmerkiug zoggen
O, je bent bang, dat de jongelui in die vier utor te
veel drinken en dan niet bepaald nuchter bij de
dames komen. Ja, je hebt gelijk. Laten we dan
zeggen om drie uur diner."
„Laten we zeggen om vier uur, kolonel, dan hebben
we nog bijna twee volle uren. Het tennis-veld ligt
geen tien minuten van het casino."
De kapitein-adjudant hield hier wel een weinig
een „oratio pro domo"; hij kende zijn chef maar al
te goed en wist maar al te wel, dat na eiken kameraad
schappelijken maaltijd diens oude wonde hem buiten
gemeen hinderde en ieder den maar moest zorgen,
uit zijn radius te blijven. Dan was er geen land met
hem te bezeilen; ieder wist het trouwens .en ontliep
hem dan zooveel mogelijk, doch de arme regiments
commandant moest dau de buien voor alle overigen
opvangen, maar hij verdroeg alles gelaten, wel wetend
dat de kolonel, zoodra zijn wond niet meer stak,
voor elk onvriendelijk woord honderd excuses maakte.
„Zou 'tniel om half vier gaan, Knobelsdorf? 'tig
zoo ontzaglijk warm en een ananas-bowl zou koste
lijk smaken".
Cliamuague was juist vergif voor den kolonel en
diens adjudant bleef dan ook onverbiddelijk.
„'tQaat werkelijk niet vóór vieren, kolonel, en
om half vijf zou 'tnog beter zijn."
Doch daarvan wilde de kolonel niets hooreu hjj
begon lout ie ruiken en was al op 'tpuut, boos te
worden, toen hij zich bedacht en in stilte zijn trou
wen adjudant, die zóo voor hem zorgde, gelijk gaf.
Het bleef dus op vier uur bepaald en eeu paar
minuten later renden reeds do korporaals der week,
door Matzen, die nog altijd boos was, tot grooten
sjioed aangemaand, in alle richtiugen om don ofli-
cioreu mee te deelen, dat om vier uur eeu kame
raadschappelijke maaltijd zou worden gehouden in
het casino.
Had Mal zen de wijnen kunnen uitzetten, aan
„dien nieuwen luitenant" had hij den bitleren be
ker gegeven.
Ds. E. C. Jungius, erairitus-predikant bij
de Ned. Hervormde kerk, te Hilversum, hoopt
aanstaanden Zondagochtend vóór te gaan bq
de godsdienstoefening in de Remonstrantsche
kerk, hier.
Bij Kon. besluit is Amersfoort aangewezen
als standplaats voer den hoofd-oflicier com
mandant van het 18e Landweer-district.
De Enquête-commissie omtrent het spoor
wegpersoneel hoopt reeds 29 Juni een aan
vang te maken met het verhoor van des
kundigen en getuigen, welke te 's Gravenhage
worden gehouden en waarbij de commissie
wordt bijgestaan door stenografen bij de
Staten-Generaal.
Aan talrijke en uitvoerige schriftelijke [in
lichtingen heeft het der commissie niet ont
broken. Zeer vele vereenigingen van spoor
wegpersoneel en afdeelingen daarvan hebben
voldaan aan de tot hen gerichte uitnoodigingen
tot het verstrekken van zoodanige inlichtingen.
Ook aan de algemeene oproeping tot het
geven van zakelijke inlichtingen omtreDt
spoorwegtoestanden is door velen, die tot het
spoorwegpersoneel behooren of behoord heb
ben, gevolg gegeven. Aan de commissie is
is een zóo groot aantal getuigen opgegeven,
dat het haar intusschen wel niet mogelijk
zal zijn, allen te booren.
Voorts ontving de commissie een aantal
verzoeken van persoonlijken aard, strekkende
tot het nemen van maatregelen in het be
lang der verzoekers, tot hun weder indien-
stelling, tot het doen uitbetalen van hetgeen
zij vermeenden dat hun ten onrechte is ont
houden, enz. Op dergelijke verzoeken kan
uit den aard der zaak door de commissie
geen acht geslagen worden, daar bedoelde
maatregelen te eenen male vallen buiten
haar taak en bevoegdheid.
Zij is uitsluitend benoemd tot bet instellen van
een onderzoek naar de rechtsverhoudingen
en voorwaarden, waaronder het spoorweg
personeel in dienst is en naar de grieven
die bij dat personeel bestaan, en eventueel
tot het doen van voorstellen om wijzigingen
in die rechtsverhoudingen en voorwaarden
Mevrouw Voa Gaf&ont ontving op het teunisveld.
Zij was een groote, voorname verschijning, op en
top een kolonolsche, waardig en zeker van be
wegingen en in haar omgang met haar vrouwelijke
ondergeschikten.
„Goeden dag, lieve".
Dat was het stereotype woord, waarmee zij allen
aansprak zij zeide het slechts met den mond, niet
met het hart; zij zag nauwelijks tot wie se sprak. Al
les wordt gewoonte, zelfs de onderworpenheid der
„minderen".
Zij was een zeer energieke vrouw, die precies wist
wat zij wilde. Er waren dan ook al booze tongen,
d.e meenden, dat xjj nog wel generaalscbe zou wor
den anderen wisten te vertellen, dat zij bij hooger-
hand zeer goed stond aangeschreven.
En dat is maar de hoofdzaak,
„Ach, is u daar ook, Mevrouwtjeneen, dat is heel
lief van u dat u ons uw gezelschap gunt goeden
dag, Edith". De zoo toegesprokeneu waren als echt-
genoote en dochter van een Sunithatsrat gewoon
lid der Militaire lennis-club, maar toch werd er voor
gezorgd, dat zij zich steeds als gast beschouwden.
Ook nu weer gingen z(f over het terrein om alle
oiliciersdames te begroeten.
„Dag, Claire",
Edith stak haar hand toe aan een groot, slauk
jougmeisje, de dochter van den kolonel, die steeds
al het mogelijke deed om zich een Engelsch air te
geven. „Ik vind het verrukkelijk, dat we hier zijn.
Jammer, dal Uit feest maar éen maal 'sjaara wordt
gegeven. Maar wat ik zeggen wilde, is 't wuar dal
jelui nieuwe luitenant vandaag al is aaugekoiueu
on dat hij zoo'n knappe man is? Heb je hem al
gezien? Ia hij werkelijk zoo'n Adonis?"
Claire lachte luidkeels. „Edith, je bent onver
beterlijk. Ik geloof stellig dat op deu dag waarop
er geeu jonge luitenants meer zullen zijn, het leven
voor jou waardeloos is. Wat onzen nieuwen luitenant,
mijnheer Vou Marshall betreft, kan ik je uiet veel
meedeelen; ik heb hem nog uiet gezien; heteenige
wat ik van hem weet, is
„Hé toe, zeg op" viel Edith in daar Claire een
oogenblik zweeg omdat zij wilde overleggen of se
wel alles mocht zeggen. „Wat weet je van hem? Je
mag 't mij gerust zeggenje weet wel, dat ik geen
babbel ben. Wat weet je van hem?" Haar nieuws
gierigheid was tot het alleruiterste geprikkeld.
„Nu, zóo belangrijk is 't uiet, Edithik weet alleen,
dat papa heel hoos op hem is otu zijn ontzaglijk
strafregister".
„O! dat is vreeseiijk interessant. Wat heeft hjj ge
daan? Toe, vertel 't me; ik zweer je, dat ik 't niet
oververtel, zelfs niet aan Anita on voor die heb ik,
zooals jo weet, anders geen geheimen".
Anita was de 19-jange dochter van den Betaal
meester Von Oltzen, een allerliefst jongmeisje. Juist
toen haar vriendin baar naam noemde, kwam ijj op
bet tweetal toe quand en parle des angee l'on
entend leurs ailes en met haar Liska, de dochter
Yan majoor Montserrath, in wier gansche optreden
men haar Poolsche afkomst berkenuen. Zij was slank,
graciues, een en al leven en haar prachtige donkere
oogen schoten vuur.
„'t Spijl me, dat ik zoo laat kom, Claire" zeide ze
tot haar vriendin die sjj uit den grond van haar
hart haatte omdat deze, als dochter van den kolo
nel, eenigerinate haar supérieure was „maar ik kon
onmogelijk eerder komen. Ik heb eerst nog een
bad genomen en toeo kon ik mijn rechter kous niet
vinden, waar ik ook zocht. Ik wilde een ander
paar kousen aantrekken, maar ze waren allemaal
kapot en Matuschka moest er eerst op uit om een
paar nieuwe te koopen, zijden, A jour. Zeg, vindt je
ze mooi en meteen nam ze koket haar robe op
en liet haar mooie voetjes, in keurige lennis-sohoen-
tjes gestoken, zien.
„Maar Liska sooieta vertelt men toch niet" ver
maande Claire.
„En waarom niet Wij Poolschen maken van ons
hart geen moordkuil; we zijn nu eenmaal anders
dan andere mensohen; dat weetje zelf óok wel."
(Wordt ptrvolgd.)