Donderdag 13
Augustus
1903.
No. 5384.
52e Jaargang.
Reisexemplaren.
Feuilleton.
&HERSF00RU COURAIT.
UITGAVE
firma a- h van cleeff
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag, Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post 1.15. Advertentiën 16 regols 00 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reolames 1—5 regels 1.25; elke regel
meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekoning
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën var buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
kortegracht
Telephoon 19.
Aan onze abonné's, die tijdelijk elders,
hetzij binnen- of buitenlands, vertoeven,
wordt op aanvrage en met duidelijke opgave
van adres, de Courant eiken verschijndag
tegen vergoeding van het porto toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen zich op
de zelfde wijze, geregelde toezending van de
»Amersfoortscbe Courant'' verzekeren.
Aan de abonné's in de stad verzoeken wij
beleefd, ons van hun afwezigheid voor eeni-
f;en tijd steeds bericht te zenden. In de
aalste dagen toch komt het herhaaldelijk
voor, dat of de brievenbus verstopt of het
hekje van den voortuin afgesloten is, zoodat
de looper niet weet, waar met het exemplaar
te blijven.
VEENDAMP.
KENNISGEVING.
JACHT.
De COMMISSARIS der KONINGIN in de provin
cie UTRECHT,
Gezien bet besluit van heeren Gedeputeerde Sta
ten der provincie Utrecht, dd. 6 Augustus 1903,
no 46;
Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1S57
(Staatsblad no 87)
Brengt ter kennis van de belanghebbenden
lo. dat de opening der jacht op klein wild, ver
meld ir. de 2e zinsnede van art. 17 der Wet van den
13 Juni 1857 (Staatsblad no 87) voor dit jaar in de
provincie Utrecht is vastgesteld op Diusdag 1 Sep
tember a.s. met zonsopgang, met uitzondering van
de jacht op hazen en fazanten, waarvan de opening
op Donderdag 1 Ootober a.s. is bepaald.
2o. dat de lange jacht alleen des Dinsdags en
des Vrijdags van iedere week zal mogen worden
uitgeoefend, en het jagen in ongemaaid te veld staand
koren, peulvruchten en klaverzaad, welke nog in
1903 moeten gooogst worden, verboden is, evenals
het jagen in tabakslanden, zoolang het zoogenaamd
bestgoed niet is geoogst.
3o. dat do jacht op reebokken slechts gedurende
de maanden Oolobor en November, zoomede do
jacht op reegeiten van 15 November tot 1 Decem
ber zal zijn toegelaten.
En, ten einde niemand eenige onwetendheid hier
van kunne voorwenden, zal dezo worden afgekon
digd en aangeplakt, waar zulks te doen gebruike
lijk is.
Utrecht, den 6. Augustus 1003.
De Commisssaris der Koningin voornoemd,
SCHIMMELI'ENNINCK v. n. O.
v. NI JEN BEEK.
LISKA.
27).
De generaal zag Marshall met cenigen schrik na
deren en schertsend zeide hij „Neen, Marshall, ga
jij maar heen; jou kan ik niet gebruiken. Weetje
wel, dot ik een razendeu hoofdpijn heb gehad den
dag na jelui bivak
„Maar hoe is dot mogelijk, generaal" zeide Mars
hall met prachtig gehuichelde verbazing, „we heb
ben toen toch bfjna niets gedronken. Die paar gla
zen kunnen u toch zeker geen hoofdpijn bezorgd
hebben. Mag ik de eer hebben, generaal en bij
dronk om maar inceiiB flink in te zetten een
fundum op bet wolzijn van den chef.
Ook Westphalen kwam naar het tafeltje waar de
generaal zat. Hij had een vluchtige inspectie gehou
den over het nianschuppen-kwartier, gezien of zij
allen zich ter ruste hadden begeven en nagegaan of
er in do koestol nergens licht brandde of gerookt
werd. De dames had hij niet in het park kunnen
vinden en nu kwam hy eens hooren wat er den
volgenden dag aan de hand zou zijn.
Zjjn hoop om iets wijzer te worden, ging echter
niet in vervulling; men sprak over koetjes en
kalfjes en met roerend pathos vertelde do generaal
van een groot album dat hij had aangelegd en
waarin hij de etiketten van goede soorten rooden
wijn, dien hij hier of daar had gedronken, hoogst-
eigenhandig had ingeplakt.
„Ibiu bi, dut is buitengewoon interessant", meende
overste Workmeistor, die nltijd dit stopwoortj
bruikte als een zijner ohofs iots vertelde, ói
hoorde hy het voor do honderdste maal.
Do generaal verwaardigde hem zelfs met geen
blik.
Voor Bubaltorne ollicieren bestaat or niets v
lender dan het gozoischap van excellenties en andoro
hooge oomes, althans als zy niet hun adjudant of
Bijna elk jaar, schrijft dr. Vitus Bruinsma
in de Rildtsche Crt", kan men, meestal in
de eerste mooie warme dagen van Mei en
Juni, in een groot deel van ons land hot
verschijnsel van veenrook of veendamp op
merken. Trouwens het wordt van jaar tot
jaar minder, d.i. beter, en zooals .het 30 a
40 jaar geleden, loen de blauwe, grauwe
dump de zon achter een dof gordijn plaatste,
de ademhaling bemoeilijkte, den neus aller
onaangenaamst prikkelde, alle glad gepoetste
voorwerpen deed aanslaan en nog dagen
erna door een leelijke stovenlucht in onze
kamers was te bemerken, zóo erg is het
tegenwoordig zelden meer, hoewel toch ook
nu nog op menigeo mooien dag de heerlijke,
zuivere utmospheer door dien veendamp wordt
bedorven.
Men weet, dat de oorzaak ervan ligt in
het veenbranden. Dit is de allerprimitiefste
manier om het hoogveen in cultuur te bren
gen. Reeds de oude Romeinen kenden volgens
Virgilius dit kunstje. Het is een eenvoudige
en weinig kostbare manier om van hoogveen,
dat niet of niet meer voor turf verwerkt
wordt, iots te maken dat op bouwland lijkt,
waarop wat boekweit en soms ook wat rogge,
een enkele maal zelfs een beetje haver kun
geteeld worden. Maar het moge een ge
makkelijke en goedkoope manier zijp, een
erg voordeelige methode is het niet. Want
de opbrengst blijft gering, voor boekweit
maar 10 a 15 Hectolitior per Hectare, en
bovendien is het een erge roofbouw, geen
geregeld geld bedrijf, dut elk jaar kan worden
voortgezet. Men moet na enkele jaren het
veld weer aan zich zelf overlaten om er op
nieuw heideplaggen op te laten groeien, die
dan later weer een brandje en een hoeveel
heid asch als bemesting kunnen leveren.
Onzen veendamp krijgen wij voor het
grootste deel uit Noord-Duitschland, in het
bijzonder uit Noord-West Duitschland, van
waar de in den voorzomer vaak heerschende
Oostevvind hem ons toevoert. Men noemt
daar deze veenrook met verschillende namen
Höhenrauch, Moorrauch, Heiderauch,Sonnen-
rauch. In ons land geschiedt het veenbranden
vooral in Drento en Twente en deze streken
leveren dus hun vadcrlandsche b'jdrago tot
de onaangename voorjaarszonsverduisterin
gen. Volgens Reinders's bekend ollandbouk
voor den Nederlandshe» Landbouw" gaat men
aldaar als volgt te werk:
»Is het losgemaakte veen in den voor
zomer, Mei of Juni, droog geworden, dan
neemt het veenbranden een aanvang. Een
ijzeren pot in den vorm van een al'geknotten
kogel, die van boven open, op zijde getralied
en in don platten bodem van ronde gaten,
ter grootte van een gulden, voorzien is, wordt
met vuur en droog veen gevuld. Een arbeider
gaat met dezen vuurpot, aan oen steel be
vestigd, tegen den wind in over den akker,
terwijl een tweede arbeider het door de
openingen vallende vuur met een ijzeren
schop daarover verspreidt.
»Na het branden wordt de verkregen asch
zooveel mogelijk verdeeld en hot land daurna
met boekweit bezaaid Dit branden en boek-
weittelen wordt eenige (4 tot 8) jaren her
haald, waarna het land uitgeput is en weder
een 10-jaren, soms ook 20 a 30 jaar, woest
moest blijven liggen om opnieuw met een
heidekorst begroeid te zijn, waarna weder
gebrand en geboekweit kan worden."
Er is al menige verwensching van deze
handelwijze, die vele uren ver de bewoners
den veenrook bezorgt en hun het genot van
een mooien dag bederft, ten hemel opge
zonden. Niemand heeft dit krachticor en
aardiger gedaan dan Staring, de Gelderschb
dichter uit de eerste helit der vorige eeuw.
Hij noemt de veroorzaken van dien veenrook
een aSalamanderbroed", dat »ons van licht
berooft en lentezegen". En om vooral de
oorsprong van het kwaad zoo ver terug te
zoeken als maar mogelijk is, gaat hij tot de
Kruistochten terug, waardoor de boekweit,
die men tot dien tijd bij ons niet leende,
naar West-Europa is overgebracht, evenals
de melaatschheid of lazerij. De regels, waarin
de dichter met vermakelyke overdrijving eon
en ander met elkaar in verband brengt,
luiden:
O, Middeleeuw I Do Kruistoclitr izornjj
Voorde u naar 't lloilig land. Gij or Lazery
Ka Boekweit hulon
'tEón was verderf; het andor schoon gewin,
Maar 't bracht don Tsveuteuanrzyu veenbrand in di
En laat wat kookebak ons nl to duur beluien
Men zal moeten toegeven, dat deze uitval
voor de boekweit wat onbillijk is. Bookwoi-
j tengort of grutten, boekweitenmoel voor
pannekoeken zijn een te goed en to goed koon
volksvoedsel om ze zoo te minachten. Ook
de doppen hebben hun waarde en zijn daarin
nog gestegen, nu zij niet alleen voor het
vullen van kinderbedjes en als pakmateriaal
ordonnans zijn, want dan wordt geen enkel woord
tot hen gesproken en menigmaal schijnt dc hoogo
heer zich af te vragen mot wolk Techt zoo'n jong
ofliciertje ter wereld is gekomen. Westphalen ver
veelde zich dan ook geweldig en dit te meer om
dat hij zijn overvol hart bij iemand wilde uitstorten
Óok had hij wel wat veel champagne gedronken en
was hij veel meer gestemd de hcele wereld te omhel
zen dan ais een stuk hout op een stoel te blijven
,,Hebje een oogenblik voor me, Marshall", fluisterde
hij op een gunstig oogenblik den kameraad toe.
„Als dat niet uitdraait op een tweede confidentie,
dan heb ik 't mis" dacht Marshall, die er maar
weinig lust in had, Westphalen gehoor te verkenen,
doch hij bedacht, dat dezo alles aan tafel zou uil-
pakken en dat moclu hceieimial niet gebeuren. Hij
stond daarom dan ook op en waudelde met West
phalen het park in. Voorzie'.tig kick hy roud of «y
niot beluisterd konden word'n ou vroeg toen: „Eu
wat heb je op je hart'/"
Westphalen zweeg een oogenblik als om een goed
begin te vinden en zeide toen zoo plechtig inogelyk
„Mijnheer Von Marshall ik wilde u om raad vragen
reods eenmaal heb ik uiiju hart tegenover u uitge
stort
„Stort maar weer op"moedigde Marshall hom aan,
toen hij zweeg.
Westphalen drukte hom de hand. „Ik dank u voor
dat woordik wist wel, dat ik mij op u kon ver
laten maar Liska mag volstrekt niet welen, dat
ik ii in mijn vertrouwen heb genomenzij heeft uiij
ten strengste verboden iets met u over haar tc
spreken".
„Dan moet je het ook liever niet doen."
„Neon, laat uie nu uitspreken; ik wilde je raad
vragen."
„Maar doe nu toch niet als do mug rond do knars;
wat wou jo eigeulyk?"
„Ik zou graag willon weten" hakkelde Westphalen
„ik meende, ik wou zeggen, ik wilde vragen, ja, ik iveet
hel nog nltyd niot; zou ik Liska vanavond vragen,
of niet/"
„Maar, mijn hemel, daar kan ik je tooli geen raad
iu gaven, dat hangt toch alleen daarvan af of jo do
jongodamc zóo oprecht en innig liefhobt als dat
wezen moet opdat twee meiisohen mot elkaar kun
nen trouwen en óok of de jonge dumo van jou
houdt."
„Dat doet ze", zei Westphaleu beslist.
„Weet je dal zoo zeker?"
Westphalen dacht even na, „Ja, wat noem je zi
Zo heeft me mot geen enkol woord gezegd, ine geen
kus gegeven, maar mijn hart zegt me, dat zo my
lief heeft ci. mijn hart heeft me nog nooit bedrogen".
„Zoo, zoo, ben jij, dio nog zoo jong bent, dan al
zóo dikwijls verliefd goweest, dat je dat zóo. precies
weet" Maar kom, zeg ine liever eens wat do jonge
dame jo zoo streng verboden heeft, aan ni(j over te
vertellen."
„Liska zei, dat als jo vragen mocht waarover wo
aan tafel hebben gesproken, dat ik dan niets moest
zeggen, omdat jo nieuwsgierig bont, jo ovoral
bemoeit on met alles spot".
„Zoo, en waarover hobjolui dan zooal gesproken
„Over alles."
„Ook over liefde?"
„Noen, dilt juist niet, daar wou ik later over be
ginnen iu den tuin, maar toen gelastte do kapitein
ine, hot soldaten-kwartier te gaan inspoctcoron en
daarna was hot to laat ou kon ik Liska niet meer
vindon."
„Een wenk des hemels, jonge vriend" zeide Mars
hall ploohtig „gedraag jo daarnaar en volg mijn raad
zeg nog niets eer jo volkomen zekerheid bobt dat
jo liefde wordt beantwoord en spreek er eerst ook
eens met je ouders over on denk er eens over ofjo
oon vrouw kunt onderhouden naar jo stand."
„Ja, gold hel) ik niot; van huls krijg ik maar 50
mark por maand; maar wo zijn beiden jong en
kunnen best wachten. Oók heb ik oon heel lot iu
do Staatsloterij van grootmama gekregen en als
daarop nu oens de hoofdprijs valt, dan zouden wo
niot conn zoo hóel lung meer hoeven te wachten
Marshall had veel moeite om niet ui lachen uil
to baisten, „Volkomen juist, kamoraad, zoo'n bui-
teii kansje is lang niet mis wacht tot do volgende
trekking cu volg overigens mijn raad. Er is toch
gebruikt worden, maar In den laatsten tyd
ook voor de papierfabrikatie worden benut
tigd.
Doch Staring kon voor zyn al te erge
beschuldiging een reden aanvoeren, die haar
(i'ootendeels verklaart. Hij meende name-
ijk in alle oprechtheid, dat de veenrook, die
hem zoo hinderde, dat hy uitriep: »Wij
slepen 't levenspak mismoedig voort 1", óok
naaeelig was voor do land- en tuinbouwae-
wussen. In het byzonder oordeelde hy, dat
in de boomgaarden de pus gezette vruchten
van de takken vielen, alleen door den invloed
van den veenrook
Dit nu was slechts een losse veronder
stelling en een die gebleken is, niet door de
feiten te worden bevestigd. Een paar jaar
goleden heeft de Afdoeling Deventer van de
«Geldersch-Ovoryselsche Maatschappij van
Landbouw" dit punt nog oens degelyk on
derzocht. Zy heeft aan do Rykalundbouw-
leeraars in Overyscl en Drento, uan Prof.
Ritsema Bos, Directeur van het laboratorium
voor plantenziekten te Amsterdam, aan de
Directeuren van do landbouwproefstations
to Wageningcn en to Groningen, en ook,
wat misschien nog het belungrykate is, aan
Prof. Tacke, Directeur van net veenproef-
station te Bremen, om inlichtingen gevraagd,
doch geen enkele hunner kon verklaren,
eenige nadeelige gevolgen van den veendamp
met name op de land- en tuinbouwgewassen
te hebben waargenomen.
Wij noemden de verklaring in dezen zin
van Prof. Tacke te Bremen do belangrijkste
en wel vooreerst, omdat deze Directeur is
van een proefstation waar alleon onderzoe
kingen betreffende veencultuur plaats hebben,
en ten tweede, omdat deze Directeur het als
zijn taak beschouwt, voor de onpractische
en lastige cultuur van het veenbranden, an
dere, betere methoden tot het cultiveeren
van het hoogveen ingang te doen vinden,
zoodut indien er, behalve het onaangename
voor den monsch, nog undere nadeelen van
den veenrook bestonden, voorul hy die zeker
wel zou hebben opgespoord.
Do betere ontginningsmethoden vuor hoog
veen zullen het zijn, die ons hoe langer zoo
meer van den veendamp moeten afhelpen.
Vooral de bekalkingsmothode, waarbij twee
jaar met bytende kalk oi met mergel het
land bewerkt wordt en daarna een doeltref
fende en geregoldc bemesting plaats heeft
een methode, dio door genoemd procf-
slution te Bremen is aangegeven belooft
ook zoo'n haast niot bij on ik zal wat anders
doen; zoodra jntlVouw Liska ine er golegenheid toe
geeft, en dat hoeft vandaag of morgen nog niot, zal
ik haar vragen of zo jou hof hueft ou jou dan haar
antwoord inoodoolon."
„Dank je Marshall, van ganschor hartemaar,
weet je, Liska kon het eens verkeerd uitleggon als
jy zoo om zoo te zeggen haar hand voor mij kwam
vragen. Jo moet dut een beetje diplomutiok doen,
niot zoo maar mot do deur in 't huis vallen, maar
zoo'n beetje oen slag om don arin houdon. Beloof
je me dat?"
„Waarachtig,"
„Nu, dan is alles in ordo. Zullou wo teruggaan
ik geloof, dat men ou ons wacht om te (lansen,
'tIs wat moois; overdag loop Je je een aap en
's avonds mag jo de meisjes afdanson. Entlu, ik ga
vroeg naar kooi, uiterlijk elf uur."
Toon zy de eotzaal, die reeds iu een balzaal was
herschapen, betraden, word Liska juist naar haar
plaats toruggeleid door overste Work meister. die om
do togonwoordighéid der ohofs den jongeling uit
hing. Marshall ging naustond» naar haar toe: „Mug
ik do oor hobbou Z"
„Dank u, ik wildo liever ovon uitrusten."
„Dat treft, want dan vind ik eindelijk cons do gele
genheid, wut mot u te praten". Hij trok oen stool naar
zich too on ging naast huur zitten. _U schijnt nog
niet volkomen hersteld van den vai ja, anders
zoudt u nfi o' niot moeten ruston; u hoht hoogstons
vijf minuten gedanst." Zo zag er bloeiend en beeld
schoon uit: toch vorvolgdo bij„U is wat bieek;
ma»! ik du ecno of andere vorfrissching voor u halen?"
Zij had hom gaarne mot haar wanior in het go-
zicht geslagen, zón ergordo zij zich over hem en
over zichzelven. Hij deed alsof hy er niets van lx-
merkte en vervolgde kalm en lmogst beleefd„Mag
ik vragen hoo mevrouw uw moedor het maakt?"
„Dank u, heel goed."
„Wc een hongHt intorosnut discours, maar ik laat
haar toch niot los" ducht Marshall,
(Wordl nrntlf/d.)