Donderdag 20 Augustus 1903. No. 5387. 52e Jaargang. Reisexemplaren. Feuilleton. AMERSFOORTSCHE C0URA1T. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Keolames 15 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU KORTEGRACHT 9 Telephoon 19. Aan onze abonné's, die tijdelijk elders, hetzij binnen- of buitenlands, vertoeven, wordt op aanvrage en met duidelijke opgave van adres, de Courant eiken verschijndag tegen vergoeding van het porto toegezonden. Ook niet-geabonneerden kunnen zich op de zelfde wijze, geregelde toezending van de sAmersfoortscbe Courant'' verzekeren. Aan de abonné's in de stad verzoeken wij beleefd, ons van hun afwezigheid voor eeni- gen tijd steeds bericht te zenden. In de laatste dagen toch komt bet herhaaldelijk voor, dat of de brievenbus verstopt of het hekje van den voortuin afgesloten is, zoodat de looper niet weet, waar met het exemplaar te blijven. W eer voorspellingen. Niet alle dagen en niet alle maanden is de toestand der lucht constant, doch aan verschillende schommelingen onderhevig, welke afhangen van verschillende oorzaken en natuurkrachten.- Vandaar dat de mensch, vooral de practische mensch, sedert eeuwen de gesteldheid der lucht in de verschillende jaargetijden heeft nagegaan en vergeleken, vooral met het oog op de producten van zijn bedrijf. Bovenal heelt de landbouwer veel met 'tweer te maken en hangt het welslagen van zijn beroep daarmede ten nauwste samen. Hij vooral is daarom de weerprofeet en langzamerhand gekomen tot het bezit van een groot aantal weervoor spellingen, gegrond op veeljarige ervaring. En moge hij ook zijn een profeet, die brood eet, en zijn spreuken en spreekwoorden omtrent het weer heel dikwijls falen, toch is 't niet onaardig, ze na te gaau en mede te deelen, omdat zij toch vaak goed uitko men. Wij willen eenige dier lijfspreuken mededeelen, voozoover ze niet van algemeene bekendheid zijn. Aan den lezer zij 't over gelaten, ze aan de practijk te toetsen. Hier volgen er een aantal. LISEA. De generaal reed heeleiuaal aan 't hoofd. Aan het diner had hij een oogenblik er over gedacht, stil alarm te maken en een nachtelijken aanval te doen op de tegenpartij, doch het plau weer even spoedig laten varen. Zulke nachtvermakelijkheden gelukken slechts als men volkomen onopgemerkt kan naderen, en nu volgde een massa boeren den troep, luid sprekend en lachend en een heidensch leven makend. De generaal had al een paar maal er zijn hooge ontevredenheid over te kennen gegeven, dat de heele manoeuvre zou mislukken door het miubaar, dat die „burgers" maakten en ten slotte meende, de kolonel, dat Knobelsdorf 't eens kon probeereu die „menschen" tot terugkeer te bewegen. De generaal vond dien voorslag nog zoo kwaad niet en Knobels dorf werd dan Ook aanstonds afgevaardigd om de onderhandelingen te openen, doch hij had er niet 't minste begrip van hoe men met deze eenvjudige lieden moet spreken en zijn „geachte dames en heeren" lokte aan ook een even luid gelach als zijn goede raad om „wegens de koude nachtlucht liever naar huis te gaan en weer ,c gaan slapen." „Verkol di man nitselbst" (Vat zelf maar geen kou) riep een stem en een luid gelach volgde op deze woorden. Knobelsdorf liet het niet bij de eerste poging. „Ik meen het goed met u, geachte dames en heeren; 't is mij immers volmaakt onverschillig of u morgen verkouden zjjt". „Bemoei je met je zeivenwy loopen mee" klonk het beslist terug. „Excellentie" wist maar al te goed, dat diplomatieke conferentiën niet aanstonds een goed gevolg hebben en vervolgde derhalve: „Waarlijk geachte dames eu heeren, in uw plaats zou ik mijn voorstel eens in overweging nemen; waarom wilt u bovendien de oefening bijwonen?" „Uns Kaiser wiiln wi aehn, grad bo gaud als ji" (we willen onzen Keizer zien, zoo goed als jij). Knobelsdorf meende niet goed te verstaan te hebben. „Pardon vroeg hij zoo vriendelijk mogelijk „Den Keizer? Maar, geachte dames en heerou, Zyne Majesteit komt hier niet." Een kring om de maan Dat kan nog gaan, Maar een kring om de zon Geeft water in de ton. Een kring om de maan, Dat kan nog gaan, Maar een kring om de zon, Daar huilen vrouw en kinders om. Een Maandugsche n s een wilde maan. Een Maandaagscbe maan Kan niet zonder storm of regen vergaan. Meu zift, dat in de eerste plaats de maan in het volksgeloof een groote rol speelt en ten tweede, dat ons klimaat bij ieder bekend staat als zeer vochtig. Doch wij gaan verder Vrydag weer, Zondags weer. De eerste dag zegt niets, De tweede dag zegt iets, De derde dag zegt meer, De vierde zegt hel weer. Een Oostenwind met regen, Staat die er drie, dan staat hy er negen. Ook sneeuw en ijs spelen in deze spreek wijzen evenals regen en wind een groote rol. Luister slechts. Sneeuw op slik, Geeft binnen drie dagen ijs, dun of dik. Als de sneeuw valt in het slijk, Ligt ze zeven weken achter den dijk. Een koude dooi, i Een droevige morgen, een bljjdo dog. Koud en nat Geeft nog altyd wat. Heiweer is geen schreiweer. Maakt de spin in 'tnet een scheur, Dan klopt stormwind aan de deur. Dat het doen en handelen van verschil lende dieren, ja zelfs van menschen, aanlei ding heeft gegeven tot weervoorspellingen, blijkt niet alleen uit de twee bovenstaande rijmpjes, maar ook uit bet volgende. Als de kinderen luidruchtig zyu, een la waai scheppen van wat ben je me, als zij schreeuwerig en ongezeglijk zijn, geloof dan maar vrij, dat we storm, regen on bijzon der slecht weer krijgen. Zoo ook als de eenden zich in 't water oprichten om met de vleugels te klepperen of voortdurend en schel kwaken, als de jonge paarden op den rug gaan rollen, als de varkens bundeltjes stroo wegstoppen en de schapen onrustig zijn, als de koeien zich tegen 't baar op lik ken, als de kikvorschen erg kwaken, de zwaluwen laag vliegen, de pauwen schreeu wen en de slakken geen zand maar gras op den staart hebben, enz. In die gevallen is er slecht weer op handen. Doch ook op de weersgesteldheid in de verschillende maanden dient gelet. Luister maar naar hetgeen er gezegd wordt omtrent de maand Januari. Met Driekoningen zijn de dagen een haneschrfle gelengd. De vorst, die vóór Januari komt, telt niet af. Geeft Januari muggenzwerm, Dan hoort ge in Oogstmaand licht gekerm. Als er gras groeit in Januari, dan groeit het slecht het gansche jaar. En van Februari wordt gezegd Lichtmis donker, de boer een jonker, Lichtmis helder, de boer in den kelder. Als Lichtmis in bet donker huist, „Gehn Sie man tau Hus; dat weeton wi voel beeter" (Loop heen, dat weten wy wel beterl meende een boer, „bül Abend is hei ankommeu en deswegen hewwen Sei alarmiert, deun an Soldaten dio ira Belt liegen und slapen kann dei Kaiser doch nieh viel seehen" (van avond is hij aangekomen en daarom is er alarm gemaakt, wnnt aan soldaten die te bed liggen en slapen, heeft de Keiter toch óok niet veel te zieu). „Waarlijk, geachte dames eu heeren, u vergist zich" sprak Knobelsdorf weer, doch toen ue hem weer uitlachte, gaf |hy elke verdere poging om dat „stomme boerenvolk" te bekeeren op. De generaal vond, dat hij zijn taak maar slecht had volbracht en toen hy zeide, dat hot volk den Keizer verwachtte, lachte men hem uit. Toch werd de generaal meer nadenkend toen meu door eeu dorp kwam, waar de heele bevolking op de been was en de huizen werden verlicht. Zelfs bengelde in den morgenwind het groote schoolbord aan een reuzen- guirlande heen en weer en op dat bora prykto in het fraaiste schrift des meesters, die met een hoogon hoed uit den tijd van Alexander dec Groote getooid er bij op en neer stapte, het volgende fraaie vers: Tot dichten baddeu wij geen tyd. Vergeef ons dit, o Majesteit. Toen de bereden officieren het dorp in kwamen, trad eeu der Raadsleden op hen toe en vroeg of de Keizer misschien tusschen de heeren reed. „Ga naar bed, man," antwoordde de generaal, „en maak de vijandelijke voorposten niet wakker. Zijne Majesteit zit hoog en droog te Berlijn en denkt er niet aan, hier lo komen." „Nee, hei is hier, lügen Sei tins man uix vor, rieden Sei man ruhig wider, wi hewwen Tied, wie kiinnon tau wen." (Neen, hij is hier, lieg ons maar niets voor, rijdt maar rustig door, wy hebben den tyd cn kunnen wachten) antwoordde het lid der vroedschap. Het aantal boeren wies middelerwijl tot een be denkelijke hoogte, „'t Lijkt wel een legertros uit den 30-jarigen oorlog", meende de generaal „ik heb veel lust, terug te koeren naar Ruchowvan de manoeuvre komt nu toch niets meer terecht, maar de bagage is helaas reeds onderweg. Ik begrijp maar niet hoe die menschen op dat idee zijn gekomen." Daar vielen schoten. De spits was op vyandelyke voorposten gestooten. De kolonel gaf aanstonds zijn bevelen en de gene raal spoedde zich, als onpartijdige, naar den vyand. De vyandelyke commandant reed hem te geinoet I om zich te melden en kreeg aanstonds de wind van „Waarom slapen uw menschen niet Is onze raarsch door uw cavallerie gesignaleerd?" „Neen, generaal." „Maar waarom slapen ze dan niet? Ik wil het weten. Waarom niet?" „Men zeide, dat de Keizer hier zal komen, gene raal, en daarom „Maar, kolonel", raasde de generaal „is u dan niet wijs om maar aan elk praatje geloof te slaau Eulin, we spreken hier elkaar nader over. Dank u." Het gevecht nam. als wel van zelf spreekt, een gausch ander verloop dan oorspronkelijk was voor- beroid; de generaal was woedend en liet, hoewel het eerst zyn plan was geweest om 8 uur het gevecht te doen staken en do vermoeide troepen een rustdag te geven, eerst om 1 uur de „ophouden met vuren" blazen. De onschuldige moesten weer hot loodje leggen. De schuldige, de luitenant-kwartiermaker die den koeknecht op Ruchow het praatje van den Keizer had wijsgemaakt, lag hier of daar kostelijk te bed en sliep den slaap ties rechtvaardigen. Hy had er geen ilauw besef vau, dat zijn leugen om bestwil uit den koestal haar weg naar de buitenwereld had ge vonden en do heele streek in rep eu roer bad ge bracht. Toen hij den volgenden dag vernam welke on heilen hy had gesticht, was hij verstandig genoeg om met zijn kameraden te schelden op do „stomme boeren." In stilte dacht hij „scheldt maar toe, lieve vrienden, scheldt piaar too; hoe meer zoo beier,des te eer zijn jelui uitgeraasd." En ny had gelijk, want van lieverlede keerde de kalmte terug om echter al spoedig 'weer verstoord te worden door het bericht„Morgen komt de iii begon n< Het was de laatste manoouvredag en de eeno divisie had gestreden tegen de andure; den laatsten dag zou het gansche armeekorps niet minder man moedig strijden tegen een gemarkeerdon vijand;dut zou het slot der voorstelling wezen en dan zou men lerugkecren naar hel garnizoen. Het zoogenaamde iust-bivak was door allon be trokken; slechts do generaals waren ingekwartierd; zelfs do regiaionts-comruandanion hadden linnen hui zen voor zich laten opbouwen in 't vrije vei l, niindoi uit vrijen wil dan oni dat het nu eenmaul zoo were verlangd. Het laatste bivak draagt den naam vau Iust-bivak Dan lacht het boertjen in zyn vuist. Geeft de Lichtmis klaverblad, Foscben dekt met sneeuw het pad. Hebt voor 't weder goeden moed, Als 'top Lichtmis stormt en woedt. Lichtmis helder en klaar, Een goed iemen (bijen) jaar. St. Matthys Breekt het (je. St. Matthys Werp den eersten steen in 'tijs. Zwijgt Noordenwiud in Februari stil, Dan komt de blaaskaak in April. Van Maart heet het: Met Maria Boodschap komen de zwaluwen weerom. De eerste donder in Maart Pakt het elftjen by zyn staart. Maart roert zyn staart. Stof in Maart Is goud waard. Een lood M lartache stof is een dukaat waard. Maart is altijd berucht geweest door zijn verraderlijke streken. H\j is geen enkelen dag te vertrouwen. Vooral wordt hij gevreesd door vrouwen en kinderen, omdat hij 't erg op liet zwakkere geslacht voorzien schijnt te hebben. Maar ook ouderen van dagen en zjj, wier gezondheid wel iets te wenschea overlaat, zijn niet zeer met hem bevriend, omdat ieder er zich in verlustigt, dat de plagerij byna ton einde is en rnon eindelijk weer naar hunk gaat. Ook mogen de minderen, die den volgenden dag met groot-verlof gaan, den laatsten avond allerlei grappen uithalen. De cliofs zijn zoo verstandig om dan (•en oog en beide ooren toe te doen on niets te zien en vooral niets te hooren van hot „snel der jeugd" waarbij weieens zeer scherpe critiek door de onder geschikten op de meerderen pleegt geoefend te worden. 't Was avond. Vóór de tent van den regiments commandant zaten kolonel Vod Gaffront en overste Werkmeister. Knobelsdorf snuffelde in een wynkistj wier bodem vry duidelijk te zion kwam. Marshall keek toe, dat de koffie behoorlijk werd gezet. Eindelijk werd deze gebracht, „Een huismoeder zou in onmacht vallen als zo zag hoeveel koffie we hebbeu vermorst; maar lekker is ze" zeide hy. „Ibi, ubi", meende de oversto „dat zullen we eens probeeren." De koftie wils goed. De kolonel vond ze keurig en de overste kou geen woorden vinden om haar naar waarde te prijzen. „Neen, Marshall", zoo besloot hy, „dat moet ik zeggen, dat je tijdens de manoeuvres uitstekend voor ons hebt gezorgd, zelfs zeer goed. Mecml u ook niet, kolonel? Een beteren oidonnans hadden wo ons waarlijk uiet kunnen wetischcn. Ik moet er nog om lachen als ik er auu denk hoe je in 'teerste bivak den generaal hebt te pakken genomen. Maar ook in onder opzioht, ook in diotislzaken, heb jeje zaken uitstekend gedaan. Meent u dok niet, kolonel?" De heeren zaten in vouwstoelen voor de tent een sigaar te roken. Do overste had buitongewoon veel praats. De laatste dagen had hg eeu beetje meer veine gehad en 't er beter afgebracht dan hy zelfs had durven droomeo zelfs had de Inspecteur hem een paar uur geleden „bravo" toegeroepen. Weliswaar had hjj deze ouderscheiding niet te danken nan een bijzonder strategische daad, doch aan het vrij eenvoudige feit, dat hij in hel zadel was gebleveu toen zyn paard poogde hem af te werpen, doeb dut was het zelfde. „Uravü blijft „bravo"; daaraan valt nn eens niets te veranderen. Allen hadden de goedkeuring uit zóo hoogen mond gohoord, tiet regiment, de brigade en de divisie, en iemand wion do Inspecteu.'een „bravo" heeft waardig gekiurd, kan men met gerustheid de toekomst te gemout gunn. Diens laatste militaire uur is nog lang niet geslagen. Wordt «r-veIffd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1