Dinsdag 19
Januari
1904.
PHOENIX BR OU WE B IJ,
EXPORT naar OOST- en WEST-IN I)IË.
No. 5451.
53b Jaargang
Feuilleton.
AMERSFOORT.
AMEHSFQORTSCHE COURANT.
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Versch'jnl DinsdagDonderdag- on Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maandenl.
lianco per post /'1.15. Advertentiën 16 regels GO cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 rent. Reclames 1—5 regels1.25; elke regel
meer f 0.25. tlroote letters tiaar plaatsruimte. Bewijsnummers naar Guiten worden in rekening
gebracht en kosten eveuals afzonderlyke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseer kosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
To lep hoon 19.
Over verhooging van
Invoerrechten*)
Bij ons te lande worden lagere Invoer
rechten geheven dan in andere Staten van
Europa.
Ziehier eenige vergelijkende cijfers. In
1900 brachten de Invoerrechten per hosfd
van bevolking op: in Nederland 1.88 tl., in
België 3.59 fl., in Zwitserland G.65 fl., in
Zweden 7.42 tl., in Denemarken 8.35 fl. en
in Noorwegen 10.42 fl.
In korten en, zoo wij hopen, voor ieder
bevattelyken vorm zullen wij trachten aan
te toonen, dat het Nederlandsche stelsel van
lage Invoerrechten op een dwaling berust.
In alle beschaafde landen van Europa zijn
de belastingen terug te brengeu tot vierder
lei soort: lo. Directe Belastingen (bij ons
Grondbelasting, Personeel, Bedrijfsbelasting
en Vermogensbelasting) 2o. Invoerrechten
3o. Accijnzen (bij ons op suiker, wijn, ge
distilleerd, zout, bier en azyn, en geslacht);
4o. Indirecte Belastingen (bij ons op Zegel,
Registratie, Hypotheken en Successie).
Nu is in de laatste halve eeuw het streven
vooral van de liberale partij hier te lande
geweest om de Invoerrechten zoo laag mo
gelijk te maken, als het kon geheel af to
schallen. Aangezien de Staat zich daardoor
evenwel een groote bron van inkomst vrij
willig ontzegde, moest dat genus op andere
wijze worden aangevuld, en zulks werd be
proefd door de Directe Belastingen en door
de Accijnzen, in het bijzonder op gedistil
leerd en op suiker, to verhoogen. Dienten-
Ëevolge hebben wij hier te lande een vierde
irecte belasting gekregen, de Vermogens
belasting, voor een goed doel werkende als
een tweede Grondbelasting, drukkende op
den nationalen landbouw, en hebben wy
hooge Accijnzen, -zwaar wegende op onze
eigen takken van bedrijf, de fabrikatie van
alcohol, van suiker, van zout, van bier, en
de veefokkerij.
De Nederlandsche natie getroost zich den
reusachtig zwaren last van zes-en-dertig mil-
lioen guldens per jaar aan Directe belastin
gen en van twee-en-vijftig millioen guldens
per jaar aan Accijnzen, drukkende op de
hoogstnoodige factoren van haar bestaan, op
haar bedrijf, op haar kapitaal, op haar voe
ding, om bij machte te zijn, alle buiten
landsche producten eu fabrikaten nagenoeg
Mst toestemming van den schrijver overgenomen
uil de „Utrechtsche Courant" (uitgave firma Van
Ditmar).
onbelast binnen de grenzen te doen komen.
Het gevolg van deze ziekelijke vrijgevig
heid tegenover de buitenlandsche invoeren
is, dat ons vaderland overstroomd wordt met
buitenlandsche artikelen, welke hier vaak
goedkooper worden verkocht dan in het
land van productie. Het klinkt heel mooi,
dat wij dat alles zoo goedkoop ons kunnen
aanschaffen, maar men vergeet, dat die pro
ducten bijna onbelast kunnen binnenkomen
alleen daardoor, omdat wij de onze zooveel
zwaarder belast hebben in ons eigen land.
Het stelsel van lage invoerrechten werkt
dus als een tweesnijdend zwaard tegenover
onze eigen takken van bedrijf. In de eerste
plaats gaan zij gebukt onder den drang tier
nagenoeg vrijelijk binnenkomonde vre inde
concurrentenin de tweede plaats worden
onze eigen voortbrengers overpakt met loo l-
zware belastingen.
Het natuurlyke uitvloeisel vun dit alles is,
dat bij ons te lande nagenoeg geen geld be
legd wordt in nationale nijverheid, dat wie
een onderneming wil beginner, daarvoor geen
kapitaal vindt, en dat de kapitalist, die toch
rente moet beuren otn te leven, genoodzaakt
is, buitenlandsche schuld brie veu to koupeu,
of aandeden en obligation van Spoorweg
maatschappijen in Noor.i-Amerika of in Rus
land, of de hemel weet waar. Als die plaat
sing met voorzichtigheid geschiedt, kan zij
wellicht goede vruchten a werpen zij heeft
evenwel deze twee groote nadoelen, dai wie
haar toepast een rentenier of een speculant
wordt, en dat de werkende klasse in Neder
land er geen cent arbeidsloon aan verdient.
Tongevolge van de lage Invoerrechten, welke
de nijverheid bij ons te lande zoo goed als
onmogelijk maken, heeft de effectenhandel
een buitensporigen omvang gekregen, zoodat
onze werklieden niet genoeg arbeidsloon
kunnen verdienen, en aangezien de bevolking
sterk toeneemt, wordt het aantal steeds gruo-
ter van hen, die geen werk hebben. Van
daar de bloedarmoede, waaraan in verstan
delijken zoowel als lichainelijken zin onze
arbeidende klasse lijdtvandaar wanstaltige
verschijnselen als de proeve van algemeene j
werkstaking in het voorjaar van 1903, welke
onmogelijk tot iets anders dan tot ellende en I
verderf kon voeren. Door de lage Invoer
rechten kan het kapitaal geen plaatsing hier
te lande vinden en wordt het dus gedwon
gen het land te verlaten, en zonder kapitaal
kan de arbeid niet tot zijn recht koinen.
Hlyft deze misstand voortduren, dan zullen
de arbeiders spoedig genoodzaakt zyn, bet
kapitaal te volgen en óok naar elders te ver
huizen, want hun bestaan zal onmogelijk
worde n.
In verhouding tot andere Slaton betalen
de van buiten ingevoerde artikelen in Neder
land minder aan Invoerrechten, en zijn dus
lager in prijs, dan wanneer de Invoerrechten
hooger waren. Daarentegen betalen wij meer
aan Directe belastingen en Accijnzen.
Laten wij onderstellen dat die beide be
dragen evenwicht maken en de Nederland
sche schatkist door de lage Invoerrechten
dus geen achterstand heeft, dun blijlt voor
ons over als nadeelig saldo vuu het stolsel
der lage Invoerrechten de ruïneuse concur
rentie, welke de buitenlandsche invoeren doen
aan onze eigen takken van bedrijf.
Men zegt, dat de lage Invoerrechten noodig
zijn voor onzen goederenhandel en voor onzen
doorvoerhandel. Dit is onjuist. Speculatie-
handel wordt gedreven in alle soorten
artikelen, welker prijzen aan verandering, aan
rijzing en aan daling onderhevig zyn, want
«laarby bestaat de kans om geld te verdienen,
onverschillig uf die waren belast dan wel
onbelast zyn. De zoogenaamde Stapel-handel,
wat da Duitschers noemen #Consum-Ver-
mittelunga", welke eenerzyds de voortbrengers
met hun goederen naar een gegeven plaats
als markt aantrekt oin er de waren uit
te stallen, en underzijds de verbruikers der
waarts lokt om er inkoopen te doen, die
soort handel vertoout een sterke neiging om
te verdwijnen, sedert de versnelde vervoer
middelen de voortbrengers en verbruikers in
rechtstreeksche verbinding hebben gebracht
in bun eigen woonplaatsen. Handelsreizigers
en agenten bieden tegenwoordig de goederen
aan uit do eerste hand. De tweede hand, do
tusschenkooiier, verdwijnt hoe langer zoo
meer. Op dien tusacheuhandel, welke in onzo
zeehavens zou moeten plaats hebben, een
linancieel stelsel te gaan bouwen, is onbe
gonnen werk, want hy behoort hoe langer
zoo meer tot het verleden. Voorzonverre hy
nog bestaat, kan hij ongestoord worden uit
geoefend in vrijhavens of entropol-doks.
zonder dat helling van Invoerrecht daarby
eenigen overlast geeft.
Wat Doorvoerhandel betrclt, deze bekom
mert zich hoegenaamd niet om hooge of lage
Invoerrechten, om de goede reden dat hy
daarmee niets te maken heeft. De Hoor te
voeren waren komen binnen onder douane*
toezicht, worden overgeladen in een entrepot
dok, ori gaan weder weg onder douane-toe-
zicht, zonder bet land eigenlyk te raken, Zy
nemen de route, waar zy de laagste vracht
prijzen kunnen bedingen. Al bestonden er in
ons land hoegenaamd geen Invoerrechten,
dan zoude bet douane-toezicht op don door'
i voer toch noodig zijn om smokkelarij ten
laste der Accijnzen te voorkomen. Afschaffing
van douane-toezicht zou alléén denkbaar zyn,
wanneer niet alleen de Invoerrechten maar
ook alle Accynzen werden afgeschaft, en wij
zyn juist gedwongen geworden, de Accyuzen
op te dryvu om de Invoerrechten zoo laag
te kunnen doen zyn.
Do iiooge Accynzen, in het bijzonder op
gedistilleerd en suiker, twee van de oudste
voorheen blooiondsto lakken onzer ny verheid,
zyn voor deze zeer schadelijk, want het be
hoeft geen betoog, dat de zes-en-twintig
millioen guldens belasting op gedistilleerd en
de zestien millioen guldens belasting op suiker
als een louden last drukken op de fabrikatie.
De kleine fabrieken moeten daardoor te gronde
gaan en de fabrikatie wordt dientengevolge
hoe lunger zoo meer samengedrongen in
enkele groote oudernemingen, welke ten
slotte zich zullen oplossen in een monopolie,
eerst iu handen van particulieren, daarna in
handen vun den Staat. In de alcohol-industrie
Frieda Warnsdorf.
24).
Hoy weinig menschenkenuie Rainier ook bad,
tóch boKreep hg ennigszins wat er nu iu baar om
ging en daarom wide bij
„Kont, Olga, 't beeft immers niets te beteekeuen
als we er nu eons van levou moeston, maar we zgn
immers rijk en éen gelukkige dag on 'l geen we
verspeeld bobben, ia mot winst teruggewonnen. Je
behoeft je waarlijk nog niet dood to kniesen cn
kunt je amusoerun zooveel je wilt."
Ja, ze kon zich amuseerou sooveol ze wounu,
dat zou ze doen Ook.
Wie 't paar 'a middags bij de muziek iu den Kur-
garton bad zien wandelen en bad hooren schertsen,
zou uiet hebben kunnen denken, dal er zuo'u scène
tusscben ben wat geweest; menigeen beneed Reimer
om zoo'u geestige, lieve, mooie, jonge vrouw.
Den volgendeu dag vertrokken zij. Reinior vond
bet maar 't best, geen uitdaging van don door bom
beleedigden boer af te wachten en hg was blij toen
het portier van den luxe-waggon aohtor hem ge
sloten werd. Olga, die uiet vermoedde hoe ziju over
haast vortrok was opgekomen, bad ur in toegestemd
omdat mon nu naar Ostende zou gaan, dat zij nog
niet kendo on waarvan hg allerlei wondoren had
verteld.
Velo weken w.treu sedert verloopeu uu Pauls, die
eetst den heer Vor Schmolliug ontweken bad, wus
alweer eon paar malen met bom in gesprok geweest.
Zij govooldo dat lig met behulp zjjner vrouw die sedert
de uogal afdoende explicatie bijna voortdurend bij of
om hem was, sioh er overbeon bad gesel. Zjj had hem
al herhaaldelijk gezegd, dat bet een bestiering dos
hemels was, en dat Frieda geluk bracht aan zijn
zoon en henitelven. In slilto bad hg dat óok reo.la
lang erkend en iugezien, doch bij kou bet uiet over
sioh vorkrggeu, dat ook uit Ie spreken.
Mevrouw Von Schmolliug schoen verjongd. Haar
sudoi- too bleeke waugeu, waren sacht rood baar
oogen waren helderder dan ze in lauge jaren waren
geweett. Bijna uooit meer behoefde zg baar rolstoel
tu gebruiken meestal wnudeldu i(j, licht leunend
op don arm van baar echtgenoot. Do oude doktor,
een oud huisvriend, schudde bot hoofd over deze
verandering ten goede, dio al sijn wetenschap niet
bad vsrmogen tol stand te breugou. Ken ons geluk
belpl meer dan eau pond pillen of poeders. Zg
stelde weer belang iu alles wat haar buis, hel land
goed cu vooral baar man botrof en tncnigo wijze
raad verraste Sohtnolling. Verwonderlijk wus do
kracht van deze vrouw, dio vroeger zoo apathisch
was. Het goluk al wan 't laat gekomen had
baar zoo veranderd en als een onverdiend geschenk
des Hemels ontving Schmolliug dezou ommekeer.
Hij deed niets meer zonder baar raad te vragen,
voegde zioli gehevl naar baar wenacli en moest er
kennen, dat hij er wel bij voer en dikwijls zeide bij
lachend tot l'aula, als deze hem iets kwam vragen:
„Ja, dat moet u maar aan mijn vrouw vragen" en
achter zijn hand fluisterde bij xóo hoorbaar, dat men
hut iu een andere kamer had kunnen hooren „die
zwaait don pantoffelik heb niets moer in te bron-
gon".
Paula verzuimde nooit, op dion scherts in te gaan
ou verheugde zich dau telkens weer over liet vrieu-
dolijk lachjo der oude damo en was beol gelukkig
mot do uitstekende verstandhouding, want zij wiet
maar al te wol, dat voor een goed deel dit baar
werk was.
Frieda's naam werd nog maar zelden uitgesproken
en hoewel mevrouw Von Schmolliug erg verlangde
naar baar jongen, gelijk sg Fred nog altijd noemde,
waagdo zij het nog uiet, dit kenbaar te maken. Zij
wilde om uivta ter wereld baar uiau dwiugeu, zich
op dit punt geweld aan te doen.
Eens herinnerde zg zich don uitroep waarmee
baar man de courant had uourgoworpou. Zy vroeg
heiu naar du aanleiding en bij autwoorddo bijua aar
zelend.
„Het betrof Olga en
Bijna heftig stopte zij zich do oorou dicht. Van
die vrouw wilde zij niets meer hooren het was baar
volkomen onverschillig wat haar mocht overkomen
ziju. Al ware Oiga gestorven, dar nóg sou de goede,
oude dame, dio tegenover ieder ander zoo zachtzin
nig en deuiuemonil was, niet bet minste modelijden
met die vrouw hebben gehad.
Schiuolling begreep haar en ging niet vorder. Hij
had een hetero lijding voor haar, oen die baar heel
veel genoegeu zou doen, doch hg wilde haar die
nog niet mcedeeleu, hoe moeilijk 't hem ook viel,
te zwijgen. Hij wilde er haai mee verrassen on zich- I
zei ven do Vreugde bereiden, haar verheugd gelaat
te zien en hoe 't geheim hem dik wjjlt ook hinderde,
zweeg hg T zelfs tegenover Paula, zijn „intinia",ge
lijk hij haar dikwijls schertsend noemde, niet omdat
iiij vreesde, dat zg niet kon zwijgou maar uit vroes,
dat zij iets aan Muis zou zeggen, dio zich teker te
avond of morgen iu het bijziju zijner vrouw zou
vorsprokou hebben.
De laatste gustvoorstelling wus geëindigd, hot voor
doek was gevallen on Frieda stond te midden van
een borg bloemen en kransen. Zij was moetic eu
boel blij, dat liet applaus van hot ontharnast publiek,
dat haar nóg eens ou tiög cutis terugriep, eindelijk
ophield. Zij giug naar haar kleedkamer. Fred wachtte
invar reed* aan de deur en sloot Invar iu zgn armen
„Je was prachtig, Frio" soido hij uu met stralende
oogen bood zij hem haar mond. Naar zijn bjjval,
zijn goedkeuring dorstlo ze; wat do overigen deden,
was liuar onverschillig,
Toen ze thuis waren gekomen, vond Fred, dat zo
er moe en afgemat uitzag, 'l Was maar good, dal de
gastvoorslolliugen waren al'guloopeu ou du zomer iu
't land kwam.
Hg was iu den laatiteu tijd ook voor het looueul
gaan suhrijvon eu Frisda behaalde iu zijn stukken
het uierato auccès. Hg had dit gedaan, omdat hel
hom aanvankelijk had gehinderd, dat Frieda sooveol
meer vordiendo dau hij eu zoodra ziju vrouw dat
had bemerkt, had zg hem dit aangeraden eu uiot
echt vrouwelijke tact bad «ij hem al spoedig over
tuigd, dal hg hel leeuwenaandeel hud in holgovn
zg ontvingen.
„Het is maar goed, dat do zomer in 'l land koinf',
zeide lijj „je moet rual hebben."
„Ja," antwoordde zij eenvoudig „ik verheug me
er zeer op, uit te ruston van alle vermoeienissen
en óok om eou* weer voor onsaelven te leven."
Nadat sij was uitgerust en oen gin* wijn had ge-
dronken, haalde Fred oen brief uit zijn zak en luide
zonder uvuige inleiding
„Wat sou jo er van denken, Frio, als we dezen
zomer naar Scluuolliugstuutmi gingen V"
Frieda so li rok er van en feck beiu verbaasd aan.
„Zonder uilnoodigiiig
„Wol noenlees papa's brief maarhij vraagt or
Jo dringend otn".
„IIÜ mij de coiuédisnte V' klonk het
bitter.
Fred verbleekte er van. Zij had dat woord dus
nóg niet vergeten. Zgn hoop op verzoening was
dus vle bodem ingeslagen en dus moest bij inn
wunsoh om zijn moeder weer te zien, opgeven,[Frisda,
die niet alleen uitstekend menschel» uitbeeldde,
maur ook veel meiisclienkennis bezat ou zag hoezeer
haar antwoord hem had leed gedaan, verweel zich haar
onvoorzichtig woord en zeide, snul besloteu, zonder
don brief gelezen te hebben
„Ik ga niet je inev naar Se hm jllingshauseu''
Hg kuste haar stormachtig en vroeg daarna„Wil
jo den brief uiot eerst loten
„Waarom? Hjj inviteert me ou dat is voldoends.
Ik bob alles vorgetou".
(fi'lot volgl.)