Dinsdag 23
Februari 1904.
PHOENIX BlIOCWEK IJ,
EXPORT naar OOST- en WEST-INDIË.
No. 5466.
53e Jaargang.
Buitenland.
Feuilleton.
GEVANGEN.
AMERSFOORT.
AMEHCFOORTSGQE COURANT.
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden
franco per post /'1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel
meer/10.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseer kosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
Het tijdschrift «Asieu" geeft in zijn jong
ste Durnmer een belangrijke uiteenzetting
van de gebeurtenissen, die aan de breuk
tusschen Rusland en Japan voorafgingen.
Het artikel is afkomstig van een «hoogge
plaatst persoon'' en ziet er zóo aanneemlijk
en logisch uit en werpt zooveel licht over
deze duistere zaak, dat wij het voornaamste
er uit overnemen.
De menschen, begint de schrijver, die uit
den stand der diplomatieke onderhandelingen
de vermyding van den oorlog voorspelden,
hebben ongelijk gekregen. Men herinnert
zien dat de Duitsche Rijkskanselier Zater
dagavond (6 Febr.) nog niet aan een breuk
geloofde en dat de C/.anr dien zelfden dag tot
root vorst Nicolaas zeide«Alles zal goed
gaan, Japan zal zich kalmeeren, er bestaat
geen oorlogsgevaar. Ik httb myn regeering
in vrede begonnen en zal haar in vrede
voo.tzetten en eindigen."
Feitelijk bevond zich dan ook het Russi
sche antwoord reeds 4 Februari in banden
van admiraal Alexejef te Port Arthur. Aan
den admiraal werd meegedeeld, dat Rusland
gaarne nog een kleine wijziging in het ant
woord brengen wilde, die nog eon dag zou
eiscbenging dit, dan moest Alexejef het
antwoord nog een dag onder zich houden.
Alexejef dealde dit dadelijk telegrafisch
aan baron Rosen, den Russisclien gezant te
Tokio, mede, en verzocht dezen telegrafisch
antwoord, in het geval de afzending noodig
was. Baron Rosen antwoordde te gelooven,
dat hij de verantwoording voor nog een dag
uitstel op zich zou kimnen nemen,
Op den zelfden dag (van Donderdag op
Vrijdag) had 's avonds te Tokio de Japansche
Ministerraad plaats. D# Japansche premier
zelf wist bij begin der zitting nog niet,
dat het tot een oorlog zou moeten komen.
Daarentegen was hem de inhoud van het
Russische antwoord bekend en daarmede
ook, dat na ontvangst van bet antwoord geen
aanleiding voor oorlog meer te vinden zou zijn.
In den Ministerraad bleek, dat het uit
breken van een revolutie in Japan onmiddellijk
te verwachten zou zyn, wanneer niet tot den
oorlog besloten werd. Het Japansche spreek
woord: »Wie op een tijger zit, moet rijden
kwam in vervulling.
De Russische gezant bemerkte dadelijk,
dat men oorlogszuchtig gezind was en seinde
aan Alexejef om het antwoord.
Niet het naar Japan geseinde Russische
antwoord werd door Japan opgevangen, maar
het telegram van baron Rosen, dat het ant
woord o'peischte. De geheel Japanscho diplo
matie zoowel als de Engelsche regeering
werden door deze gebeurtenissen verrast.
Het Japansche kabinet heeft tot op het
laatste oogenblik den vrede gewenseht.
Duidelijk wordt zoo ook, dat deCzaaraan
den vooravond van den oorlog op liet hof bal
den Japanschen gezant bijzonder onder
scheidde; de Czaar vernam eerst om 2 uur
in den ochtend den keer van zaken.
Een der eersten die de tyding boorde,
was de Duitsche gezant; hij begaf zich
dadelijk naar zijn Engelschon collega en deze
seinde aan lord Lansdowne, die dadelijk den
Japanschen gezant onder handen nam, zich
hevig vertoornd toonde, dat Japan zijn bond
genoot niet bad geraadpleegd en Engeland
voor een fait accompli gesteld had.
Feitenlijk was echter de Japansche gezant
eren verrast als de Engelsche minister, want
de Japansche regeering en diplomatie had
den geen schijn-onderhandelingen gevoerd,
maar de furor bellicosus, de oor logs harts
tocht, van het Japansche volk spotte met alle
berekening en dwong tot het uitbarsten van
den oorlog.
We hebben tegen dit artikel, dat veel ver
klaart (Rusland's zorgeloosheid, 'sCzaren op
treden, Rusland's op geen stukken na klaar
zijn, het vertrouwen van de heeie wereld-
diplomatie in den vrede) slechts éen groot
bezwaar, nl. dit: waarom publiceert Rus
land niet zijn laatste antwoord'? Dit stuk
toch kan alleen uitwijzen, of het werkelijk
«alle aanleiding voor den oorlog" wegnam.
Van het oorlogsterrein zelf is weinig nieuws
en de berichten die nog komen, worden in
i een volgende editie der bladen of tegenge-
I sproken of zoo gewijzigd, dat men ten s'.olte
I moet erkennen, hoegenaamd niets te weten.
Aan beide zijden zitten de censors op de
draden en de particuliere correspondenten
phantaseeren er op los, dat het een aard
heeft.
Maar in Europa zelf schijnt het te broeien.
Uil Londen wordt bericht, dat de «Stan
dard" uit New-York vernam, dat Turkije een
laatste mededeeling tot de mogendheden
heeft gericht, vóór het er toe zal overgaan,
aan Bulgarije den oorlog te verklaren. De
grieven, die Turkije heeft, zyn in dertien
punten opgesomd.
Er is heel veel kans, dat de strijd zal ont
branden, want men bedenke, dat Bulgarije
en Turkye thans op veel meer gespannen
voet tegenover elkaar staan dan vroeger,
terwijl Rusland, althans voor 't oogenblik, i
genoeg met zichzelven te doen heeft dan
dat liet dezen tweeden oorlog kan voorkomen.
Het centraal-eomité der Macedonische
opstandleirigen hoopt in 't voorjaar zijn strijd
legen de Turken te hervatten. Zal üostanrijk-
llongarije dan, volgens overeenkomst met
Rusland, den boedel beredderen?
Voor de Fransche republiek is 'took wer
kelijk een lastig geval, waar de bondgenoot,
dien men van Fransche zijde gezocht en ge
vleid heelt, in zóo netelige omstandigheden,
misschien wel in de knel is geraakt. Het
I verbond is natuurlijk nog in volle kracht,
inaar het mooie is er wel een beetje af.
Sedert Frankrijk zoo goede maatjes met Italië
geworden is en met Engeland wel niet op
intiemen maar toch op goeden voet kwam,
is 't met die overdreven voorliefde vrijwel
uit. Ja zelfs klinkt uit een deel der Fransche
pers en juist een deel, dat aan het re-
geerende Kabinet tamelijk verknocht is
een uun Rusland vijandige toon, waarvoor
reden is.
Het moge waar zijn, dat aan Ruslands
vriendschap Frankrijk vrij wat gelegen is
en zelfs dat het Czarenrijk de Republiek in
verschillende opzichten aan zich heeft ver
plicht, toch is het een ongezonde toestand,
die quasi-verbroedering van Franschen en
Russen. Zonder den wensch dat Japan over
winnaar zij, want een triomf van het gele
ras over een Europeesche mogendheid is ori-
getwyleld gevaarlijk, denke men toch eens
aan hot Russische zondenregister. Inderdaad,
wanneer Rusland klop krijgt, dan krijgt de
Russische regeering haar verdiend loon. De
slachtoffers, die 't met hun bloed betalen, zijn te
beklagen, en zelfs de Czaar, de machtelooze
speelbal van anderen, kan medelijden op
wekken maar de sluwe eerzuebtigen, die
den oorlog gewild hebben, verdienen een
diepe vernedering.
En zelfs, in weerwil van oprechte deernis
met de slachtoffers, rijst de vraag of een
nederlaag der Russische wapenen in haar ge
volgen geen zegen voor het Russische volk
worden zou. Bij een overwinning triomfeert
het ellendige vigeerende stelsel; bij een
neerlaag wordt dit stelsel veimoedelyk on
houdbaar. Evenwel, wie zal zeggen wat er
voor in de plaats kan komen?
Deze bespiegelingen brengen natuurlijk
niemand een stap verier; als Nederlanders
zijn wij verplicht te hopen, dat de oorlog
beperkt blijft en dat Japan niet bepaald
oppermachtig worde in het verre Oosten.
Maar wel is 't goed, dut in alle landen onbe-
winpeld tegen staatkunde van verdrukking,
door Rusland gehuldigd, geprotesteerd wordt
en dat het stelsel der Russische regeering
waarvan Finnen, Polen en ook millioenen
andere onderdanen van den Czaar de slacht
offers zijn in al zijn nietswaardigheid op
do kaak worde gesteld, opdat de weg der
hervorming niet eindeloos versperd blijve.
Naar het zich laat aanzien, zal het een
langdurige en bloedige oorlog worden. De
afstanden zijn zóo groot en de van weers
kanten te zenden versterkingen en aanvul
lingen van allerlei aard zullen zóo veel tijd
in beslag nemen, dat men nauwelijks op een
paar groote en beslissende slagen rekenen
raag, die Als van zelve tot een spoedigen
vrede, door den overwinnaar opgelegd,
moeten leiden. En naar mate de stryd langer
duurt, wordt zijn karakter gruwzamer. De
verwildering der gemoederen klimt; men
wordt over en weer tot daden van weer
wraak geprikkeld; niet alleen de soldaten
maar ook de aanvoerders laten zich dan
vervoeren tot misdry ven, die zij aanvankelijk
7.)
Dikwijls moest ik met den slaap worstelen, die
ine dreigde te overweldigen, niettegenstaande bet
aanbreken van den ocbteud en de gedachten aan
Lilly, welke al vager en verwarder werden. Het was
een hondeleven bij xoo'n voorpostendienst der in
fanterie; doch wat hielp al dat redeneeren Van
éen ding moet men den Duiischer looh de eer geven
het ligt in zyn aard, wat hij op zich neemt, trouw
te vervullen. Ik drukte den posten op het hart met
verdubbelde opmerkzaaniheid op te letten, want de
morgen was als voor een aanval geschapen.
Daar hoorde ik men kon iu den nevel nauwe
lijks eenige schrsden ver zien eensklaps iu onzen
rug een vreemd geraas, ik onderscheidde het ge
dempte geluid van paardenhoeven in draf trokken
drie eskadrons huzaren, rechts en links in gelederen
rijdend voorbij, als een spookaohtige stoet achter
ben klonk het rollen van zware wielen het was
duidelijk: one korps trok in alle stilte door de voor
posten om een aanval te wagen.
Een luid aanroopen bij den onderofficierpost voor
aan den straatweg werd gohoord korte antwoorden
en spoedig daarop zag ik een grooten ruitertroep
op ons aankomen. De post voor het geweer riep
aanik herkende den commandeerenden geueraal
in hoogsteigen persoon en deed hem mijn verslag.
Hy dankte, bleef wachten en wisselde eenige woor
den mat den chef van zijn *taf, waarbij zij hun
kaarten bestudeerden.
De spits der voorbijtrekkende infanterie kwam te
vooraohijn daarna de voortroep de al sterker
in aantal wordende veiiigheidsafdeeliugen der voor
hoede deze zelf trok voorbij, infanterie en artil
lerie. Achter deze sloot zich de bevelhebbor aan.
Nu dook uit den morgennevel nog een ruiteraf-
deeling op, een officier, twee personen in burger-
kleeding en een dame. Zij bleven op eouigeu af
stand van den geueraal staan. Eu ik vertrouwde
mijn oogen bijna niet was dat Lilly von Hce^.
niet? De dame zag niet Daar mü om. Ja ja
ze moest het zijn -- zij was het. - - Zoo snel ik
kon, begaf ik me naar haar toe.
„Juffrouw Von Heeg" zei ik tegen haar, daar
zy toevallig wat achteraf was geblove».
„O!" zei ze, «enigszins verschrikt, daar ze zoo on
verwachts geroepen werd.
„U herk«nt me zeker niet?"
Ze zag uie opmerkzaam aan, ik maakte echter
geen zcor voordeeligen indruk in mijn besmeurde
uniform en diep in de kraag weggedoken gelaat.
„Mijnbeer Von Schatter, ia u het? goeden mor
gen" ze reikte niy van het paard de hand. „Hoe
komt u zoo hier?"
„Veldwachtcommandaut voor deze manoeuvre
toevallig te voet." De koude die door mijn kleeren
soheen te dringen, ging op de vlucht voor de zon
nige warmte, die op het zien van mijn geliefde mijn
leden doorvoer. „Maar, mag ik u ook vragen hoa
komt u hier
„Wij wilden graag den uitslag zien. Zyn Excel
lentie, de commandant, ia by ou» ingekwartierd en
heeft ona gezegd, dat w« zoo dioht mogelijk in zyn
nabijheid moeiten blijven."
„Dan is u al vroegtijdig uit de veeren geweest."
„Dat is niet zoo «rg, U moest het immers 6ok."
„Met mij was het nog veel erger; ik heb den ge-
heelen nacht moeten waken, opdat u rustig kondt
slapen en niet onverwachts door den vijand zoudt
wordan overvallen en gevangen genomen."
Zy lachte.
„Och och En dat cou u plezier hebben ge
daan. Als ik dat geweten had dan zou ik
misschien vnu u gedroomd hebben."
„Zeer verplicht."
„Overigens was het zeer vriendelijk van u, mijn
beer Vou Schattor, dal u ons wilde bezoeken papa
en mama betreurden het zeer, u niet te hebben
leereu kennen. Waarom is u niet weer eens bij
ons aangekomen
„Ik zou het wel gedaan hebben, maar iu den be
ginne lagen wij te ver van het slot eu nu bebt u
bel gebeele korpscommando ingekwartierd gekregen
en ik zou niet gaarne onbescheiden willen zyn."
„U hebt gelijk", zei ze, „het is een leven by ons,
niet om te gelooveu, maar toch ook zeer interessant.
U hebt echter gelijk, wij wareD met den besten wil
van de wereld niet in staal u zooals het betaamt te
omvangen, tusschen al die blauw en roodgesireepto
uniformen."
Terwijl wij spraken, trokken er onopboudelyk lange
colonnes infanterie voorhij. Menige blik viel op den
luitennnt, die zich met een dame Tan zulk een aar
dig uiterlyk onderhield. Nn volgde de artillerie.
Ik werd baug voor Lilly, dat zij de haren niet zou
terug vinden, terwyl ik haar alleen zou moeten la
ten misschien zou ze dan iets dergelykB ondervin
den als het vorige jaar, en ik gunde het niemand,
ook op zulk een rnaoier met haar kennis te maken.
„Juffrouw", zei ik tegen haar „het is wel tegen myn
belang, want ik ben volkomen vrij en er bestaat
voor my niets aaDgenamers dan een onderhoud met
u, maar u geraakt al verder en verder van de uwen
afhet zal u misschien moeilijk vallen, hen terug
te vinden een dame alleen
„O", lachie ze „werB onbezorgd, ik zal wel niet
weer in de gelegenheid komen, met open armen ge
vangen genomen te worden; „vosje" gnat er nu niet
meer van door," ze streelde met haar rijzweepje de
zyden van het paard „en, bovendien, ziet u dien
ruiter daar, dat is neef Heiuricb, die zou my op
leven en dood redden, die beeohermt me nu reeda
en laat roe nooit uit zjjn oogeu gaan. Zelfs wan
neer ik hem zei heen te gaan, zou by icbynbaar
gehoorzamen, maar eenige honderden schreden ver
der stilhouden en op my waohton. Hy x*l me wel
goed en wel bij papa terug brengen by waa de
officier met wien ik kwam. Ter eere van den
Keizer heeft hy deu wapenrok aangetrokken de
andara daar dat is mijn broer student in het
„Neef Heinrich"; het was alsof ik een steek door
het hart ontving dadelijk erop stelde ik me ech
ter weer gerustze had heelemaal niet van hem ge
sproken als van iemand, van wien men houdt.
„Zou ik u soma mogen verzoekeu, my aan uw
neef voor te atelleu?
„Waartoe? Neen, nu wil ik dat niet" voagde ze
er weer op haar oude manier by „hij mag wachten.
Toch zou ik graag willen, dat u mijn familie leerde
kennen. Maar in zoo'n groote drukte, neen, dat
bevalt me niet."
„My ook niet", zei ik.
„Zoo?" zo wierp my een snellen, alleraardigsten
blik toe „doch ik weet wat. Morgen is bet im
mers rustdag; onze gasten zyn allen by graaf 01 pen
te diueeren gevraagd, papa óok, dan hebben wy
dames eens onieu rustdag, kom u dan om drieuar
eens aanloopen, san» cérémonies; byv, niet in hoo
gen hoed."
„Dat zou andera wel goed staan by onze uni
form."
„En dan blyft u met mama een gemoedelijk
koffiepraatje makeu'"
„Zeer gaarne, maar waar zal u zyD, mejuflrouw."
„Nu ik ben er misschien óok."
„En neef Heinrich?"
Met fionkereude oogen zag zo me van ter zijde
Wordl itrnoigd.)