PHOENIX BUG W E B IJ, EXPORT naar OOST- en WEST-INDIË. No. 5510. 53e Jaargang. AMERSFOORT. Feuilleton. PENSIONOPOLIS. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFÜOKT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- <?u Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. Iranco per post f 1.45. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, ofïicieële- en onteigeningsad vortenticn per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels/1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Telephoon 19. Richard Cobden. 1804—1865. Vrijdag was het een eeuw geleden, dat de groote apostel van den vryh.ndel te Dunford in West Sussex werd geboren. Als zoon van een hoogst eenvoudige boer moest hy reeds op zeer jeugdigen leeftijd, door de schapen zijns vaders te hoeden, mede helpen om in de behoeften van het talrijk gezin te voorzien. Achteruitgang in het be drijf noopte den vader de boerderij te vor- koopen. De jonge Richard werd door een oom naar een kostschool gezonden, waar hij vijf treurige jaren sleet en slecht onderwijs genoot. Van 1819 tot 1825 in de katoentabriek van zijn oom, eerst als werkman later als reiziger, werkzaam, begon hij in 1828 zelf zaken te doen en wist hy door zijn helder verstand, zijn werkkracht en taaie volharding weldra een der eerste katoenfabrikauten van Engeland te worden. Reeds vroeg ging hem de behartiging van het algemeen belang ter harte. Door ervaring geleerd en zijn kennis van economische toestanden door buitenlandsche reizen vermeerderend, kwam bij tot de over tuiging, dat de toenmaals heerschende denk beelden den bloei van zyn land in den weg stonden. De leer, volgens welke bij een koop alléén de verkooper profijt heeft en de kooper nadeel zou lijden, werd ook toegepast op het toentertijd gevolgde stelsel van handelspoli tiek. Engeland zuchtte onder een stelsel van protectie, waardoor nagenoeg alle buiten landsche goederen werden getroffen. Bijna geen enkel artikel was onbelast en »ï.n som mige was de invoer eenvoudig verboden, zooals van vee, schapen, varkens, versch vleesch en visch. De graanwetten beperkten den toevoer van buitenlandsch graandit mocht slechts worden ingevoerd als de prijs tot een bepaald bedrag was gestegen. De landbouw was dus beschermd. Eveneens ging het den handeluit het verslag van een in 1820 ingestelde parlementaire enquête bleek, dat meer dan 1CG0 wetten het vrije handelsverkeer belemmerden. Bovendien be paalden de scheepvaartwetten, dat vreemde goederen mochten worden ingevoerd alleen door Engelsche schepen of door die van het land, waar de goederen werden gemaakt. De slechte gevolgen bleven niet uitde eerlyke handel werd belemmerd, de smokke larij bloeide, de scheepvaart werd beperkt en de opkomende industrie tegengehouden in haar ontwikkeling. Vooral de kortzichtige graanpolitiek was oorzaak, dat onder de steeds toenemende bevolking armoede en ellende heersebten, terwijl wegens talryke mislukte oogsten de kwijnende landbouw niet in de klimmende behoeften kon voorzien. Vandaar algemeene ontevredenheid onder den arbei denden stand, vooral in de fabriekssteden. Geen wonder dan ook, dat van daar uit herhaaldelijk pogingen werden gedaan om verbetering te brengen in een toestand, die a'leen den landheerea en den grondeigenaren voordeel schonk. Doch deze pogingen leden schipbreuk tot Cobden zich opmaakte lot den sir yd tegen het verbond van eigenbelang en behoudzucht. Hy toonde aan, dat de zoogenaamde bescher ming de beschermden niet helpt, dat het volk er door verarmt, dat do Staat niet het recht heelt éen [stand te bevoordeelen ten koste van het algemeen. Tegenover de oude leer, dat het een land goed gaat slechts wan neer andere lauden worden benadeeld, plaatste Cobden het grootsche beginsel, dat alle lauden, en elk in hel byzonder, belang hebben by internationale welvaart en dat hiervoor vrij heid van verkoer een noodzakelijke voor waarde is. Om Engeland tol bloei te brengen, wenschte hy toepassing van volledige handels- vryheid en vervanging van de protectie door een volkomen vrij ruilverkeer. Begaan roet den treurigen toestand des volks, richtte hij zyn streven op verbetering der stoffelyke welvaart, niet omdat bij geen hoogore be langen erkende, doch omdat hy terecht van stoitalyken voorspoed ook zedelyken vooruit gang verwachtte. In de eerste plaats bond hij den strijd aan tegen de graanwetten. Vooral door zijn toedoen en dat van zijn strijdmakker John Bright werd een vereeni- ging opgericht, de »anti-cornlaw-league" ge naamd, die zich de afschaffing der graanwetten en de toepassing van het beginsel van vol- ledigen vrijhandel ten doel stelde. Het zou te ver voeren, den strijd in bij zonderheden na te gaan. Als lid van het uitvoerend bewind der vereeniging was Cob den onvermoeid werkzaam. Door oprichting van plaatselijke vereenigingen, het houden van lezingen, het verspreiden van geschriften, werd de openbare moening bewerkt. Geen eerlyk middel werd onbeproefd gelaten om den zege te behalen. Do uitslag beloonde de moeite. Na met volharding en toewijding gevoerden strijd waarbij Cobden zijn eigen vermogen groolendeels ten offer bracht gelukte het hem, zijn beginselen bij bet volk ingang te doen vinden. Eerst werden de nyverheidsdistrjeten voor zijn denkbeelden gewonnen en toen eenmaal den boeren de overtuiging was bijgebracht, dal niet zij, doc i slechts de landheeren voordeel trokken van de kunstmatig verhoogde graanprijzen en daardoor stijgende puebten, volgden de land bouwstreken eveneens. Ook in het Parlement streden Cobden en Bright hun onbaatzuebtigen strijd voor bet geen een volk iu du eerste plaats noodig beeft om zich te ontwikkelen du vrijheid van handel en van vorkeer. Ook daar trokken zij heftig te velde tegen een stelsel, dat be lastingen heft ten gunste van bepaalde standen en dat in de beurs van particulieren een gedeelte doet vloeien van hetgeen uitsluitend voor 's Rijks schatkist behoort bestemd le zijn. Aan Cobden's onvermoeide werkzaamheid 1 was het te danken, dat in 1842 door den Minister Robert Peel aanvankelijk de rechten werden verlaagd. Sedert bracht elk jaar hem dichter bij de overwinning. De treurige toestand des volks, tot welks verbetering de strijd was begonnen, kwam den vrijhandelaren te hulp. In 1 45 deed een aardappelziekte in Ierland den geheelen oogst mislukken en een algemeene hongersnood stond voor de deur. Van alle zyden eischte men openstel ling der havens voor vreemde goederen en granen. Eindelijk zwichtte de Regeering voor den steeds krachtiger wordenden drang en werd de intrekking der graanwetten den 26 Juni 1846 bekrachtigd. Met zelfvoldoening kon Cobden op zijn werk terugzien en al komt de eer van de afschaffing der graanrechten hem niet uit sluitend toe, naar waarheid kon de Minister, Sir Robert Peel, verklaren dat »aan dezen maatrigel voor aïtyd Cobden's naam zal blijven verbonden a's de naam van den man die, uit zuivere en belanglooze bedoelingen handelend, met onvermoeide geestkracht de zaak der handelsvryheid heeft bepleit". Zoo was dari do zege bevochten, doch Cobden's werkzame natuur liet hem geen rust. Nu hel beginsel had gezegevierd, nam hy deel aati de verdere toepassing ervan. In 1849 werden de scheepvaartwetten afge schaft, waardoor de buitenlandsche vaart wer-l bevrijd. In 1853 vielen de rechten op nog 133 artikelen; in I860 verdwenen die op boter, kaas en nog andere zaken; in 1861 die op papier; in I860 bet laatste kleine recht op graan, terwijl met liet verdwijnen van bot iuvoerreoht op suiker, in 1874, iu Engeland het stelsel van vrijhandul volkomen word gehuldigd. Docli niet alleen in eigen land diende Cob den de zaak der handelsvrijheid. Sedert d u va! der graanwetten werd het vraagstuk van Vrijhandel of Bescherming een der voor naamste, waarmede alle landen zich zouden hebben bezig to houden. Van dien tijd hield Cobden zyn oog op de buitenlandsche staatkunde gevestigd. Vast overtuigd, dat door den band van weder- keerigo handelsbelangen de vrede tusschen de voikon duurzaam zou worden bevorderd, bepleitte bij stoeds do internationale vrye handelspolitiek en werd hij bestrijder van de ooriogszt litige partij, waartoe bij behoorde. Steeds verhief hij zijn slem tegen inmenginh in de zaken van andere landen, steeds streefde hy er naar om voor Engeland den vrede te bewaren. Een der resultaten hiervan was het handelsverdrag, in 1861 met frankrijk gesloten, waarbij, door zyn toedoen en dat van zyn franschen geestverwant Chevalier, de Franaobe tarieven aanmerkelijk werden verlaagd. Het gevolg was een snelle ver meerdering van den handel tusschen Euge- laud en Frankrijk, tot voordoe! van beide landen. Als dank voor deze twoedo weldaad, zyn volk bewezen, wenschte de regeering Cobden te 't Koitto dau majoor groote moeite, niet te lachen. Hij vond hel kostelijk, dat de jonge huzaar hem onder den indruk van don cbampague kapittelde over zjjn vaderlijke plichten en om Dog meer wijs- heid uit dien» mond te hooren, xeide hij; „Ik wed niet, Wejjer, of je Tolstoi's „Kreuzer Sonate" hebt gelezen, waarin bewezen wordt dat alles, óok liefde, egoïsme ia. Daaruit volgt, dat ouderliefde óok egoïsme i»Tolstoi bewijst dit nadrukkelijk en bij heeft gelijk ik houd zóo veel vau Lilli, dal ik baar bij ine houd waarom zou ik haar laten trekken en een vreemdeu man volgen f Wie atelt me schadeloos?" „De liefde uwer echtgenoot" viel Weijer snel in. „Geloof me, majoor, al» uw dochter niet meer bij u iu huis is, zal uw huwelijk nog gelukkiger zijn dan nu. Kinderen zijn hinderen, heeft uog pas eeu kameraad gezegd, die vader geworden is nadat bij zevou jaar was getrouwd; vroeger leefde zijn vrouw alléén voor hem; nu leeft ze alléén voor het kind; hij voegde er nog citaat bij,dat ik goed heb onthouden: .er zjjn in Duitschland meer ongelukkige huwelijken dau in Frankrijk omdat de duitsche vrouw niet, even- al» de Fran9»iae, de kuuBt verstaat, te gelijk moeder barer kinderen en vriendin barer man te zijn". U ziet majoor, dat ik in den laatsteu tijd veel heb ge daan aan de thuorie van het huwelijk eu daarom kan ik slechts herhalen wat ik zooeven zei, dat uw huwe lijk nóg gelukiger zal zijn als uw dochter niet meer tusschen u en uw geachte eebtgenoote staat. Kinderen zijn hinderen, geloof me, majoor." „Dat is wel aardig" meende de majoor lachend. .Ik hoop maar voor je, dat de ooievaar zich bedenkt eu je later niet «en half dozijn schreeuwende kin deren thuisbrengt." Toen vierde hij weer wat dou teugel, want hjj had al gemerkt, dat Wejjer telken* zweeg als hij werd tegengespioken on hij wilde nu juist, dat hjj uog wat meer zou doorslaan en vervolgde dus: „Watje daar zegt over kindereu, hen ik niet geheel met je een», ten minste voorloopig niet. Je moet me dat maar niet kwalijk nemen ik ben wat ouderweUcli opgevoed en heb altijd gehoord dat het huwelijksgeluk wordt bezegeld door kindercu". „Uit de oude doos" antwoordde de luitonant heftig en met zwaar gebaar. „Absoluut verouderde theorieën. Ja, vroeger; maar nu? Bedenk toch eens, majoor, dat we dagelijks met reusenschreden vooruitgaan." Eu daar hjj niets nieuw» moer wist, pakte hjj zjjn I geleerdheid uóg eens weer uit en trachtte zelfs te j herhalen wat de majoor van Tolstoi had geciteerd, i maar omdat hjj daarvan minder dan niets wist, zeide hjj een psar maal met een hoogst gewichtig gelaat: U weet wel Leo Tolstoi nu, die weet j het wel." „In ieder geval meer dau jij" dacht de majoor, die nu trachtte, het gesprek op iets anders te brengeu, maar de buiaar liet niet los en sloeg eerst door I over d» vrouwen in 'talgemsen en vorvolgeus over Lilli in 't hijzonder, die eeu heel lief en lie«l mooi meisje was, dat hjj slesds heel gaarne sag. Eu hjj sat nog te praten toen de sterren aan den hemel kwamen, en naarmate die sterren helderder scheuen en bel «tiller werd iu hel bivak, des te glooiender speeches stak Wejjer »f op Lilli. Majoor Von Gemmerstein, Slieber en de overste waren in eeu streng militair wetenschappelijk gesprek verdiept; de overste wilde ton miuste ook de och- londoefening bijwonen en liet zioh nu inlichten over de plaat* der voorposten, de ingekomeu berich ten en de reed* gegeven bevelen. Natuurlijk was Stieber hierbij het meest aan't woordeeu adjudant weet allee, moet althans alles wetoc. Den overste beviel Btieber van uur tot uur heter; dat de adjudant in den Zeiibamuier, nog wel Iu tegenwoordigheid van burgers, soo alle discipline en subordinatie uit het oog verloren had, had een zeer I slechten indruk op den overste gemaakt; maar uu tooh kreeg hjj daar een heel andoren kijk. op en begon het hoscbouwon als een bewjjs van grooie zelfstandigheid dat Stieber zich niet alles van zjjn chef liet aanleunen, dat hjj ook in 't bijzijn van I anderen voor zijn rechten opkwam en eeu onlieuscbe I bejegening maar niet voor xoetekook opat. „Op 't welzijn der dames" riep majoor Sporrlich eensklaps. Men stiet aan en juist nu viel 'tStieber in, dal hij uog uiet naar de dame* vau den overste had geïnformeerd en hjj haastte zicli, het verzuim te horstellen. „Dank je, d.iuk je" xoide de overste „uijjn vrouw 1 is gezond en welze was 't althans vanochtend vroeg eu zal 't nu nóg wel sjju. Hoe 'I Hilda gaat, weet ik niet; die sliep vanochtend nog den slaap dor rechtvaardigen. En dat wil een soldatonkind ver- j beelden" vervolgde hjj boos „nog niet eens opslaan kan ze. Die moet maar met den eenen of anderen I burgerambtenaar trouwen, die naar zjjn bureau gaat als de troopen alweer van een Hinke oefening thuis j komen. Ze heeft goeu aasje aanleg voor soldaten- „Dal komt misschien later wol" vergoelijkte Von Slieber. „Ik ben óok g.ieu liefhebber van vroeg opstaan ru zou 'took niet doen als ik niot moest eu uw dochter ie soo gelukkig, dat zjj niot behoeft 1 to moetOD. Ziet eeus, overste, ik tien de moening toegedaan, dat elk „moeten" wordt voorgeschreven I door plicht, oer of liefdo als éen van deze drie iets hevelen, helpt geen tegenspartelen. En nis uw dochter eens getrouwd tal zjjn en wollicbtcen ofticier 1 tol man zal hebben, dun zal ze wol inzien, dat zij uil liefdo voor hem iederei: ochtend vroeg opslaan moet ou zal dat dau ook doen. Tot dien tjjd kunt u haar nog rustig lr.Um slapen, overste." ,,'t Mocht wal" bromde (leze „ik erger er mij iederon dag over, dat ze zoo luat beneden komt eu zuiden of nooit samen met mjj ontbjjt. Wat heb ik aan een dochter als ik haar pus 's middags voor de eerste maal te siou krijg „Maar dat is toch uw eigeu vrije verkiezing" plaagde du ailjudent „waarom staat n dan altijd zoo vroeg op?" „Gelijk heb je, Stieber" schertatn do ovorste terug „lk znl mjj beieren on en morman doen wat ik kan oin de tevredenheid van Hilda ie verdienen". „Dat is braaf" antwoordde Vou Stieber „en ik kuu u alechta aterkon in uw goed voornamen. Uw doch ter verdient ten volle, dal zij zooveel mogelijk wordt verwend." De overate zag hem vol verhuring aan. „IIoc bob ik 'tuil?" vroeg hjj, „Waarom ueorn jo zóo plotse- llng haar partij? Dat is ieie heel nieuws. Bon je weer ueus verliefd? Jo majoor heeft mo woleeus verteld, (lat jo om de acht dagen op oen ander meisje verliefd was. En sou nu Hilda nan dn beurt zijn? Vertel me eens, Stieber, hoe leg je dat asu om zoo hal* over kop verliefd ie worden Ju maar, 't kin. Je herinnert mo daar juist aan een kameraad. We warun samen op ueu bal; hjj kun l ineens naar mjj toe on zegt: „Koitlor, zie die groote donkere damn eens, daar, vóór dou schoorsteen." Ik kjjk en waarlijk zón'n schoonheid bob ik miju loven niot weer gezien. Ik zri hem dat dan ook en bij ant woordde: „Niet waar? En jo zult me nu óok be- grjjpcu als ik je zog, dut ik haar trouw en geen andere. Ik heb haar pas opgemerkt en hob baar nog niet gesproken, maar als ze me afwijst, schiet ik me dood. Ik probeerde hem er af to brengeu, maar hy wilde niot luisteren. Enfin, om't luanr niot te lang lu maken, hjj déclareurdn zichzij was ge trouwd eu alleen dien avond in ilo stad uti toen hjj baar den volgenden ochtend werkoljjk had zien ver trokken, ging de arme jongen naar zijn kamer on schoot bh zich dood. De liefde is toch een gek

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1