Dinsdag 6
December 1904.
No. 5588.
54e Jaargang.
Feuilleton.
UITGAVE:
firma a- h. van cleeff
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
oflicieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën vaD buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
Tolophoon 19,
Zij, die zich inet l
Januari a.s. op dit
oiad abonneer en, ontvangen
de nog voor dien tijd verschij
nende nnminers (IRATIS.
KENNISGEVINGEN.
aSÊrsfS™™" WETH0ÜCKIts
Gelei op art, 261 der Gemeentewet,
Doen te weten, dat hot 2e Aanvullingakoliier der
Plaatselijke Directe belasting
ver het dienstjaar 1904, goedgekeurd door Gedepu
teerde Staten van Utrecht, in afschrift gedurende
vijf maanden op de Secretarie der Gemeente voor
een ieder ter lezing ligt.
Amersfoort, 3 December 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
Van REIGERSBERG VERSLUIJS, Wd. S.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
maakt bekend,
dat in d« gemeente Eemnea een geval van milt
vuur ii gecousuteerd.
Amersfoort, 5 December 1904.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
De Lager onderwijs-novelle.
Naar de Zaterdagavond door de plaatselijke
afdeelingen van het „Ned. onderwijzers genoot
schap" en den „Bond van Nederlandsche onder
wijzer»" in de groote zaal van „Amicitia" belegde
vergadering waren een driehonderd belangstel
lenden opgegaan.
De heer J. van der Horst, die de bijeen
komst zou leiden, herinnerde in zijn openings
woord welke groote gevolgen de voorgestelde
wijziging der Lager-onderwijs wet zou hebben
voor de openbare onderwijzers en constateerde
met genoegen, dat deze vergadering, op een on-
gewonen dag, vlak vóór Sint Nicolaas gehouden,
wel niet overdruk was bezocht, maar dat toch
opgegaan waren met de direct belanghebbenden
vale autoriteiten wier hart dus warm bleek te
kloppen voor het onderwijs. Spr. deelde nog
mee, dat na de inleiding gelegenheid zou worden
gegeven tot het stellen van vragen en het houden
Uesgewenscht van debat en weas er tevens op,
dat de inleider rond half elt' vertrekken moest.
Te 7.45 kreeg mr. J. A. Levy, advocaat te
Amstorduin, het woord, die ongeveer teide
Het complex van feiten, dat ook deze ver-
eenigingen mij uitnoodigden dit onderwerp met
u te behandelen, dat op tal van plaatsen door
geestverwanten op de zelfde wijze reeds behan
deld is of besproken worden zal en dat deFers
in leaders zien bezighield met de onzalige onder-
wijs-novelle, (rumoer) dezer dagen ingediend,
verwijst naar een rechtmatige agitatie in den
lande. Rechtmatig vooral bij hen, die tot het
openbare onderwijs in betrekking staan, maar
ook bij hen die hart hebben voor de openbare
school en in die school zien het symbool van
Neerland'» volkseenheid en deze door dit onzalige
wetsontwerp bedreigd achten.
Doze agitatie noopt ons, thans ons af te vragen
waarop steunt onze sympathie voor de openbare
school; welke aanbevelingen heeft zij, dat zij de
bijzondere dat is hier echter: de kerkelijke,
de confessioneels in den schaduw stelt en zij,
en zij alléén, vertegenwoordigt hetgeen ons volk
eischt.
Dit wcnschte spr. kortelijk uiteen te zetten,
inzoover de tijd het toeliet en daaruni aan te
geven de verschillende redenen welke er toe
leiden, dat het openbaar Lager onderwijs niet
moet worden afgebroken, gelijk het huidig Mi
nisterie wil, doch dient bevestigd en uitgebreid.
Up de eerste plaats is er een Staatsrechterlijke
bestaansreden der openbare school.
Oui na te gaan het antagonisme, dat bestaat
tusBchen de openbar» en de bijzondere d.i.
hierde confeB»ioneele school in ons land,
moe'on we opklimmen tot de verhouding tus-
schen de groote Staatslieden Thorbecke en zijn
„ouderen vriend" Groen van Prinsterei, in wie
vertegenwoordigd zijn de kiem van het geschil en
het verschil dat tot den huidigen dag zich voor
doet eenerzijds in het openbaar onderwijs, aan
den anderen kant iu de kerkelijke school.
In onze Staatsrechterlijke literatuur vertegen
woordigt een kenmerkende zinsnede van Thor-
becke's „Brieven aan Groen" in kort bestek de
geheele quaeslie omdat daarin is aangegeven en
aangewezen het standpunt, dat de Staat heeft in
ten tegenover het openbaar Lager onder
wijs en aanwijst waarom een ander soort onderwijs
niet overeenkomt met het recht, het wezen en
de beginselen van den Staat.
Die uitspraak is van 18.31 („Op 't hoogst ge
wichtig punt, dat gij vervolgens ter sprake
brengt, ben ik altooB huiverig [tot] over alles
is") en spr. vraagt of hij ongelijk had toen hij
zeide, dat men hier in kort bestek terugvindt
het geschil en bet verschil tusschen openbaar
en bijzonder kerkelijk onderwijsdat men hier
terugvindt de redenen, die pleiten vóór de
Staatsrechterlijke toepassing op onderwijszaken
en dat hieruit wordt bewezen, dat het ojienbaar
onderwijs niet mag zijn en niet behoeft te zijn, het
geen men dagelijks lastert, godsdienstloos, terwijl
van den anderen kant juist aangewezen wordt
hoe de voorstanders van het bijzonder ouderwijs
juist een of ander kerkelijk princiep aan het
woord wenschen te laten. Uit het geciteerde
blijkt duidelijk, dat Thorbecke nimmer heeft
beweerd wat de wederpartij hem zoo gaarne
toedicht dat de openbare school moet zijn
een godsdienstlooze school.
Ieder weet welk aanzienlijk deel Thorbecke
had in het staatkundig leven van het eerste deel
der vorige eeuw en weet evenzeer, dat hij reeds
aanteekeningen schreef op de Grondwet van 1840,
welke wel erkende dat het der „Overheid bij
uitstek waardig is, licht te verspreiden", doch
zweeg over de verhouding der Overheid tot hot
bijzonder onderwijs. De zelfde Thorbecke zorgde,
dat de Grondwet van 1848 niet langer zweeg
over die verhouding (art. 194) en het bijzonder
onderwijs werd herdacht, met dit groot verschil,
dat „het openbaar onderwijs het voorwerp dor
aanhoudende zorg van de Uegeering" was, terwijl
omtrenthethüronde^jnderwqi^ilecht^v^
or DEN ENZ-MOLEN.
ibtpaald» volmacht. Ik k»n u nog
n ipeelde met de banden
7.)
.Ik aeef u «u..».-
pa» kort, maar als ge mij bedriegtdan moge
de Enz-molen te gronde gaan; dan kan my men
meer aohelen". ,i
Juffrouw I" riep Ernst blykbaar verheugd over
dit openhartiggeiegde, waarin zooveel Ugopt«»lo en
„En welk loon hebtu my toegedacht, als ik het onheil
afwend Ik verlang geen geld, juilrouw, dat moet
u weten, ik...." Bijna had hy gezegd: „Ik bezit
meer dan u".
Zij liet het hoofd zakken
tan haar boezelaar.
Wat zou ik u dan kunnen
"Laat ons er liever over zwygenals de tyd gekomen
i» zal ik mijn loon wel vragen. En geef my nu
verlof- ik moet naar de »tad om maatregelen te
nemen. Valentyn neem ik meedan i» u hier veilig
„Valentyn? Wat i» er met hem
Die houdt het met uw braven buurman
"n»n laar ik hem op staanden voet weg
■So Cl Dit .ou DÏBt vmuodil i"«™.
',a„d £o.l m« iu het 00, houd», h.u. tot
hetn geen gelegenheid geven
verspreiden. Ik verzoek u hem
i i ..Li Ait It -1 l
gezegd, dat het vrij was om zich te ontwikkelen
naar de leiding en don geeBt die het zelf wensebt
te nemen.
Onder de Grondwet
de Lager onderwijs-wet van 1857, toen Thorbecke
geen deel uitmaakte van het Kabinet, welke wet
werd ingediend door Van der Brugghen en waar
tegen zoowel Thorbecke uls Groen in verzet
kwamen, de laatste vooral als fel tegenstander,
hetgeen Minister Van der Brugghen deed schrij
ven, als „Christen, dilettant-theoloog en paeda-
goog, doch niet als Staatsman" zich te kun
nen vereenigen met Groen, die alleen wist te
veroordeelen en af te breken, 't Was alsof Van
der Brugghen, zelf rechtzinnig, met een profe-
tischen geest was bezield toen hij verklaarde dat
de school, door Groen bedoeld, een fractie lot
haar slavin zou maken.
Bij de Grondwetsherziening van 1887 poogde
Schaepmun hot thans nog bestaande voorschrift
to vervangen door een alinea, welke zou luiden
,Het (d. i. alle) onderwijs is een voorwerp van
achting. Vrijheid is éen Staatsrechterlijke ru
briekbezoldiging een gnnsch andere. Vereen-
eenzelvigt men deze laatste niet de eerste, dan
1848 kwam tot stand is door een handgreep de vrijheid weggemoifeld
en bezoldiging daarvoor in de plaats gesteld.
De minimum-jaarwedde is voor vele bijzondere
scholen de ceniglijk genoten jaarwedde. In die
gevallen is de ondeiwijzer die, grondwettelijk,
onkel vrijheid heeft om onderwijs te geven, ge
heel cn al bezoldigd uit 's Rijks schatkist, als
ware hij Staatsambtenaar, Dat hier het Grond
wettelijk voorschrift met voeten wordt getreden
en verscheurd, is zoo klaar als de middagzon.
Ziedaar, langs do historische lijn der wording
en uitspraak van onze Grondwet, de verhouding
tusschen openbaar- en bijzonder coniessioneel
onderwijs en dat men die verhouding erkende,
blijkt uit het feit, dat men niet alleen trachtte
er aan te ontkomen door het voorstel-Schaepman,
maar t6/ens dat in 18S7 twee Staatsrechtsge
leerden van den eersten rang, de hoeren De Geer
van Jutfaus en De Savornin Lobman, leden v
le aanhoudende zorg van de Regeering" Do de Staats-commissie voor de Grondwetsherzie-
Tweede Kamer nam dit voorstel aan. doch de
Eerste Kamer verwierp het, zoodat art. 192 der
Grondwet van kracht bleef.
In chronologische volgorde krijgen we nu de
zoogenaamde Pacificatie-wet van 1889, wier wijd-
sche titel niet beantwoordt aan haar inhoud en
wier kern is, dat de ouders, die met de openbare
school geen vrede hadden, van Staatswege wer
den beweldadigd middels gelijke Rijksbijdruge
aan openbaar- en bijzonder onderwijs.
Bij de beraadslagingen over dat door hem in
gediend wetsontwerp heeft Mackay de veelbe-
teekenende verklaring afgelegd, dat „het wetsont
werp ten behoeve van het bijzonder onderwijs
de voorziening bevat, die, binnen de grenzen van
art. 192 der Grondwet, verlangd en naar het
oordeel der Regeering gegeven kan worden
een duidelijke wenk dat, althans van hem, een
overschrijding dier grens niet te wachten was,
De liberale partij heeft gemeend, dat, door
aanneming dier pacificatie, de Schoolwet, dat
struikelblok op den weg van den gereeden voor
uitgang dor binnenlandsehe politiek, werkelijk
vrede zou zijn gebracht op onderwijsgebied. Hoe
hebben zij zich bedrogen hoe tracht men thans
de houding der Regeering ter opzichte van de
pacificatie te vergoelijkenhoc is do nu inge
diende novelle in flagrantcn strijd met het toen
beloofde rn met de Grondwetzóo geweldig in
strijd met deze laatste, dat het bij spr. nog steeds
twijfel wekt, dut Kamerleden die deze Grondwet
hebben bezworen, hun stem zullen durven goven
aan dit voorstel.
Het punt, waarop het aankomt, is, dat de
bijzondere onderwijzer rechtstreeks uit 's Lands
kas wordt bezoldigd, .terwijl do Grondwet alleen
zijn vrijheid van bestaan verzekert, maar niet
zijn salarieeriug gedoogt. De Grondwet nu, norm
voor ons Staatsrecht en ons Stuatsieven, wordt
geschonden door toevoeging evenzeer als door
inkrimping. Waar zij zegt: „het geven van
onderwijs is vrij", daar jrebiedt zij vrijheid, doch
terbiedl zij bezoldiging. De uitvlucht, dat be
zoldiging, vrijheid niet te na komt, is een be-
leediging voor het gezond verstand. De waarlijk
constitutioneel denkende Staatsburger bejegent
ilcrgelijke lafi'e chicanes inet souvereine min
Zoo'n
kalmt-
om lasterpraatjes te
S,5»r End" E™.7.m»k»"d', t-r-Oj M
terugkom".
Zij reikt» hem d« hamlbaar blikken ontmoetten
de zijne doch onmiddelijk sloeg zy de oogen neer.
„Ga met God, Mahler, enniet waar, ge mis
leidt my niet? Dat zou te vreesefijk tynl" zeulo
sij ameekend.
„Vertrouw op mij. juffrouw U hebt g»en betereu
vriend dan mij, al kent u my eerst aedert gi»tereu
al ware liet alleen maar om mijn ••rlijlc hart, dat
niet kan aanzien, dat van zooveel goedheid mubruik
wordt gemaakt en zooveel vertrouwen mst voelen
wordt getreden Vaarwel
Met een vlugge beweging bukte by zicb, drukte
een kus op haar band, en snelde heen, de mole-
naartter in een roes van geluk achterlatend
Er was echter geen tyd om zich aan dia gelukkige
gevoelens over te gaven; zy begreep, dat zy nu
motst haudelen,
Snel ging zij den molen in, waar zy Valentyn
dacht te vinden; zy vond hem daar echter mot.
Een knecht zeide haar, dat hy in de knechlakanier
was gegaan, waarschijnlijk om na te tellea hoeveel
drinkgeld bij van Knoop had gekregen.
Daarvan keek »ij vreemd op. Het was du» waar
verraad in haar eigen huis!
Ra» besloten, «lootte ly de d»ur van de knechts
kamer open, een vertrek, waar de mannen na gedane»
arbeid 'a avond» vertoefden, eo werkelijk daar
■lond Valentyn by bet venster en bad geld voor
«ich, dat hij uittocht en natelde.
Toen Christa Maria binnentrad, boog hy voorover
en trachtte het gelJ met «yn handen te bedekken.
Aan haar scherpen blik ontging die beweging met
"bVj? ffiü i-
ning, hun aandrang om de Grondwet op dit
punt te wijzigen, hebben gestaafd door een
noot, dm aantoonen moest welke beteekenis steeds
«au art. 194 Grondwet is toegekendeen noot,
die den nood iu de verhouding tusschen open
baar- en hijzonder onderwijs geheel blootlegt.
Voor de ware bedoeling van het artikel der
Grondwet hebben wij het overstelpend getuige
nis, dat zij niet kent twee samenstellende deelen,
van ons volksonderwijs, maar éen heerschend en
éen met vrijheid toegerust deel on das het onder
wijs dat gegeven móet worden in de Staatsschool
en het onderwijs dat gegeven kan cn milg wor
den in de bijzondere school. Om die reden dan
ook heeft Groen, wiens hooggestemde aristocra
tische geest slechts zelden zich tot beleedigende
heftigheid liet verleiden, het derde lid van het
toenmalig art. 194 der Grondwet genoemd „de
ellendige zinsnede" en daaraan toegevoegd de
afdoende verklaring„Een ernstige beraadslaging
over de Onderwijswet van 1857 kan eerst be
ginnen nadut de woorden „van overheidswege"
uit de Grondwet zijn gelicht".
Zij, die geen vrede hebben met den huidigen
toestand moeten dus het voorbeeld vanSchaep-
man volgen on de Grondwet op dit punt trachten
te veranderen, doch mogen niet trachten zich te
ontworstelen aan de gebiedende bepaling der
Grondwet door redeneeringen, die in geen onkel
opzicht critiek kunnen doorstaau.
Dc tweede bestaansreden van het openbaar
onderwijs is van zielkundigen aard.
Alvorens deze andere bestaansreden te kunnen
bespreken, moet sjir. weder uit den weg ruimen
een bezwaar, dat lasterijk wordt aangevoerd
tegenover aanhangers van de openbare school,
die maar al te voel „als afzichtelijk gedenk-
teekun van de liberale ongodisterij voor mirakel
wordt ten toon gesteld". Dat het duidelijk gezegd
zij. Wanneer de heer Lohman, met beroep op
Torbecke en Iluys, naar aanleiding van de
Pacificatie-wet zegt„Een land waar enkel bij
zondere scholenzijn, zou zich zeer wel kunnen be
vinden", heeft hij volkomen gelijk. Wij, voor-
standeis van du openbare school, hebben niets
tegen de bijzondere school. Een samenleving
waarin het Christendom der Burgrede stiptelijk
bent in den ruoleo?" vroeg zij.
„Ilc kan wel goniisl worden", antwoordde by met
een boosaardigen grijnslach, terwijl hij het geld in
zijn beur» deed en die bedaard in den zak stak.
De molunaariter keek hem met groote oogen aan.
Zij wilde echter nu niet antwoorden, ik baalde
de schouder» op en zei:
„Maak je gereed ooi met den meesterknecht naar
de stad te ryden."
„Wat
Ik gelast bet je en dan
„Dat gaat je l
heb je to gehoorzamen.-
Met (lie woorden ging zij de kamer uit, maar niet
vlug genoeg, of »ij bemerkte nog, wolk oen spottend
gezicht bij toonde. Ook meende zij hem le ver
staan, toen hy mompeldo: „Je beul bier óok den
langsten tijd geween," Een verlammende schrik
iloeg baar in de leden en haar oogen werden be
neveldzoodat zij steun moest zoeken tegen den
muur.
Zoo vond de oude keukeumeid haar.
„Goede heinel, juffrouw, wat ia tl overkomeu U
ziet zoo wit al» de muur. „Hebt u een spook gezien?"
„Misschien wel, Doortje, maar dat spook is een
monsch, en die meosch bedriegt ray."
Onwillekeurig keek zij achter zich en op dat zelfde
oogenblik kwam Valentyn naar buiten, „Die?"
vroeg Doortjo. „Het was al lang te verwachten, dal
u daer achter zoudt komen."
De moleDaarster herstelde zich van haar zwakheid,
maar ze was nog erg bleek, toen lij in de woon
kamer kwam, waar zy weldra den wagen zag weg
rijden.
Op den bok gezeten, groette Ernst mot de zweep
»oo voornaam als een officier iu burgerkleeding, en
al stond zijn gelaat ernstig, zijn oogen gaven heel
iels anders te kennen. Nu trad Obrisia Maria dicht
aan het venster. Mahler'» gelaat helderde op en
hij had den moed, haar vriendelijk toe te knikken,
hetgeen door haar werd beantwoord.
In de itad aangekomen, stapte Ernat af aan een
der voornaamste hotels,
„Wy, van den Enz-molen stallen in „De blauwe
Zwaan" zei Valentyn.
„L>at kan jij doen", antwoordde Ernst bedaard,
zonder om to zien naar den knecht, die achter hem
zat, „maar ik stap iu „De Kroonprins" af, De
wagon gaat naar „De Zwaan" en over twee uren
kom je mij hier halm."
„En wat moet ik in dien tuszchsutjjd doen? Voor
tijdverdrijf ben ik niet bier,"
„Of je hier rondloopt, dan wel in den Ent-molen,
is precies het zelfJe. Jc hebt geon recht, te oor-
deeleu ovar hetgeen je meesteres en ik besloten
hebben."
„Denkt ge dat?" vroeg de knecht hoonendmaar
hy zette onmiddellijk het paard aan en wachtte niet
lot Mahler hem hierop antwoordde.
„Die adders!" mompelde Ernat. „Anders heeft zij
toch zoo'u helderen blik, on dat zij toch niet zag,
hoe Knoop baar wilde vangen in hel net, dat bij
voor haar bad gespannen. Alle dagen had xjj dien
Valentyn in baar nabijheid en toch bemerkte tjj
niet, dat
„Wat blief mijnheer?"
Verwonderd keek Mahler op. In gedachten was
hij de gelagkamer binnen gegaan. De kellner had
die vraag gedaan.
{Wordt vervolgd.)