Donderdag 8 December 1904. No. 5589. 54e Jaargang. LEED. Feuilleton. ütrusffi - i.ts:; UITGAVE FIRMA A- H- VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- cn Zaterdagmiddag. Abonnement por 3 mauuriou f franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels GO centelke regel meer 10 cent. Legale-, ofïicieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25; elke regel meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening fZebl'adlt fttl IfnOtan ,1n 1 f A l\ 1 BUREAU --' ['.HUW. UllllbU. L'fVTlJOUMI. gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht KORTEGRAGHT9 Telepboon 19. 4/ÊËp* Zij, die zich met 1 - Januari a.s. op dit blad abonneeren, ontvangen de nog voor dien tijd verschij- nende nummers GRATIS. KKNWI8GKV1 NÜl Nationale Militie. uaSS™" Gelet op de irtt. 7 en 74 der Militiewet 1901 en ,ivT*').llet Koninklijk besluit van den 2. Decem ber 1901, Staatsblad No. 230; do kennisgeving van den beer Kolonel, Militie-Commissaris in de proviucie Utrecht, van don 21. November 1904; Doen te weten, dat de rilling van den Militieraad voor dexu Gemeente op Maandag deu 12. December 1904, des voormiddags te 10 uren, iu het openbaar wordt gehouden in de zaal gouoamd „Groot Kunst liefde" vau het gebouw voor Kunsten en Weten schappen aan de Mariaplaats te Utrecht iD te gaan tegenover de Botormatkt, on beetemd is tot het doen vau uitspraakomtrent de lolelingeu die rt 'enen van vrtjstelliug hebben ingediend, de lotelingen ilic van den dienst uitgesloten of daarbg voorloopig niet toegelaten worden, eu alle overige lotelingen, be- hooreude tot de lichting van hel jaar 1905. En brengen tevens ter koiiuie van de belangheb benden, dut de tgd en plaets der titling aan eiken loteling ral worden bekend gemaakt door middel van oen aan zijne woning of aan die van xjjnen vader of voogd te bezorgen biljet, alhoewel het niet- ontvangen van zoodanig biljet, niet ontheft van de verplichting tot het verschijnen voor deu Militieraad, of tot'hot indienen van de tot staving der redenen van vrijstelling gevorderde bewijsstukken; zullende do loteling, die vrijslelliug verlangt wegens ziekelijke gesteldheid, gebroken of gemis van de gevorderde lengte, voor don Militieraad moeten verschijnen, op het hierboven vermelde tijdstip. Amersfoort, den 8. December 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTiERS. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. waaru. Secretaris. Wie in den zomer, die achter ons ligt, het vriendelijk plekje op den Zwaluwen berg bezocht, toen Swawa's „Heriune- ringsdag" daar werd opgevoerd, zal zich gemakkelijk het treilende moment voor dun geest kunnen roepen, waarop de arme Mechteld tot Swawa kwam om hulp en troost. Maandeulang had zij geleden onder het verlies van haar kind, en al dien tijd zich overgegeven aan de smart zonder te bedeuken, dat zij toch ook cchtgenoote voor haar man moest zijn, die nu niet alleen zjjn kind, maar ook zijn vrouw verloren had. Swawa wijst haar daarop en leert het haar verstaan, dat zjj het kind, dat nu zoo ver van haar is, weer dicht bij zich voelen zal, zoodra Mechteld het leed blijmoedig dragen wil en haar liefde niet langer onthoudt aan die voor haar gespaard bleveD. S wawa zei toen„Leed is aan een reus gelijk, met wien wij arme stervelingen niet kunnen voeren s'rjd niet hoop te zullen overwiuuen. Hij grijpt ons met zjjn sterke hand en wringt en kneust ons woest, totdat het schrijnend wee ons kermen doet van pijn. En als wy tau- denknarstend worstlen door, dan knelt nog sterker hjj met stalen vuist, erbar- menloos voor 't weegeschrei Doch buigen wij het hoofd, omdat wij weten, dat Leed door eeuw'ge wetten wordt beheerscht en het niet blind ons treft; dan wordt meedoogend Leed en wijst ons naar het scheemrend licht. En, laten wij ons leiden dan, brengt Leed ons dtlar, waar alles ook Leed zelf tot Vreugde wordt." Zoo is het Veel eu velerlei is 'tleed, dat ons op de schouders wordt gelegd. Wjj merken dit zoo vaak in onzen omgang met vrien den en kennissen zoodra de verhouding wat intiemer wordt eu wij tot het leven der ziel mogen doordringen. Schier nie mand is er, wien niet af eu toe den bitteren lijdenskelk werd te drinken gegeven, sommigen tot den bodem. Ik heb er gekend, die zoo onuitspre kelijk veel moesten lijden, bij wie 't eene leed zich stapelde op het andere, dat het smartgevoel verstompte en de klacht geen woorden meer vond om zich te uiten, j Dan trad de periode in, waarin een 1 nieuw leven begon, kalm maar dood een leven, dat den dag begroette zonder I lust eu den avond zonder verlichting en dat alleen de kracht der gewoonte, het noodzakelijk weerkeeren van de dage- lijksche beslommeringen tot steun had. 't Bewustzijn van eigen hopeloosheid werd gedoodvoor 't geluk hadden ze geen glimlach, voor de smart geen tranen meer. En dat is het geheim, dat menig oog, hetwelk wjj iu tranen verwachten, zoo kalm eu helder maakt. Wie is er, die niet de leegte kent, welke wij na 't verlies van eeu die ons na aan 't hart lag, ondervonden Alles in ons schijnt te verstommen, alle ge voelens zwjjgen, en wij kunnen de lengte van het tijdsverloop niet schatten, dat geen gedachten voor ons had. Bij elk onherstelbaar verlies moeten wij die smart ondervinden. En 't is niet de dood alleen, die ze over ons brengt ook het leven wondt ons zoo vaak op dit gebied. Wie een vriend, op wien hjj rekende, afvallen zietwie een liefde, waarop hjj vertrouwde, in ontrouw ziet verkeeren, keut dat doodsch zwijgen, dat den tijd voorafgaat waarop de klacht zich luent geven en 't hart zjju gevoel terugvinden kan. Als iets wat der ziel oneindig dier baar is, voor ons verloren gaat en het bewustzijn tot ons doordringt, dat dit gemis voor eeuwig is, o! dun is 'tons of elke gedachte ons ontzinkt, dan is elk uur, dat wij wakend doorbrengen oen eeuwigheid van folterende smart, dan komt maar éen gebed ons voor de lippen God, neem mij weg, schenk me de rust van 't graf. Er zjju er, die beweren dat dc smart het vreealykat 's> de dood ons ont neemt die ons lief zjjn, omdat zjjn doen onherroeplyk ismaar ik geloof, dat do scheiding waarvoor het leven ons plaatst, moeilijker te dragen is, omdat het gevoel, zich in 't onvermijdelijke te moeten schik ken, ons in dit geval geen steun biedt. Altjjd toch blijft het hart hopen. En dat hlyvun wachten, op het wonder desnoods dat ons uitredding brengen zal, verzekert aan de smart een langereu, veel te langen duur. ik heb menscben gekend, die zich voor deden, als leefden zjj in deu vollen zon neglnus van het geluk en die aan ieder de gewaarwording gavuu van eeu vroo- ljjkeu lichtstraal. Doch hjj naderen om gang bleek het, dat de beste helderheid niet van beu uitging. Te midden van scherts en vroolijkheid kon men dien eigenaardigen schaduw waarnemen, die 01' DEN ENZ-M0LEN. 8.) Emit trok zgn jaz uit eu nam bij «eu tafel plMts. Het lokaal war geheel ledig. Gedurende den middag hielden de burger» bun gemak thuis en vreemde- lingen kwamen er iu dezen tgd van net jaar slechts „Kan je mg spoedig iets te eten bezorgen f" 'Zeker, mijnbeer! Wij hobben haas. gans kalfs karbonade antwoordde de kelluer, en begon ijverig voor den gazt te dekken, „Geef me baas eu een balveu liesch wgnmaar ^Nauwelijks vijf minuten later itoud bet gevraagde 0P W.ir is liet bureau ven deu militeireu inleuiieutï" „Se, Erna!, terwijl bij eeu slee rr»u iueebt.uk en •""ïÏÏfrhW deenooi de. boel. de eerste straat, mijnbeer". „Wanneer zijn de heeren op bet kantoor. Ju dezen tijd van liet jaar van s ochtends tien uur tot '«middags drie uur .;il i,*talen - „Wel bedankt. Ik zal je maar dadelijk betalen, hoeveel beu ik schuldig f' ■Hier' TUMI'S! 'Mocht de koetsier van den Enz-roolen binnen twee uur biet'eJu moet bij wachten, tot ik kom. Geef ue heer vau deu Ent-molen T" vroeg de -nbsrMln*r, »rwgltaü d. ruime fooi met eeu diepe buiging "^De"niauwe heer? Wat bedoel jo?" De oberkellner lachte Igntjos. „Nu, bet is toch geen geheim meer, dat juffrouw Enz niet lunger staande kau blijven". „Zoo?" „De eigenaar van don Tbal-molen ik spreek van booren zeggen heeft bier bet gerucht verbreid, dal de Euz-molen verkoobt wordt of roede verkocht isdat weet ik niet preciea". „En daarom dacbl je.,.?" „Ik niet, mgoheerl De gebeele stad spreekt er over". „Sedert wanneer „Reeds vroager maar vandaag was was Knoop hier?" vroeg Mahler. „Verduiveld, dat had ik toch niot van hem verwacht!" Plotseling een beeluit nemend, scheurde bij een blad uit zjju aanteekeuboekje schreef haastig eeuige regels en reikte bet papier aan den kellner over. „Laat dit op stanndon voet naar „De Zwaan" brengen. Do knecht, die mjj gereden beeft, moet uogenblikkeljjk hier komen. Hij moet op mg wachten; k!s bet mogelijk is, in eeu kamer, waar hg geheel alleen zit. Geef hem eten on bier en sigaren, als hij zich vorveelt. De hoofdzaak is, dat bij met niemand spreekt, behalve met u. Kan ik daarop rekenen? Oók, dat ge mot hem over niet» spreekt, dan wat betrekking heeft op eten eu drinkeu of bet weder? Niets over den Euz-molen, niets over de kuopers? Hot tal je been schade zijn. Hier, op afrekening als ik terugkom krijgt ge nog eens zooveel. Aan den knecht bemerk ik het dadelijk, of go woord gehouden bebt". Daarbg gaf Ernst hem eeu vgfmarksluk, nam manteljas en bood van den kleerenstaudaard ou ver liet haastig bet hotel. Eeu beetje verbluft keek de oberkellner hem na ou las vervolgens bel briefje: „Kom dadelijk naar „De Kroonprins", laat paard eu wagen in „De Zwaan" tot lator. Ik moet je sproken". Wat Ernst wilde voorkomen, wna echter reeds gebeurd. Knoop on Valentgn zaten bg alkaar in De Zwaan" en spraken zacht aamen. haar sluier gespreid houdt over het go- zicht, dat schyubaar blijgeestig Inent, 't Is hetgeen geen rimpels in 't voorhoofd ploegt, geen tranen in 'toog roept en toch ultjjd aanwezig is; het is als jjs, dut nimmer dooit, als 'tdoode hout aan deu frisschen boom, die zoo vol in 't. blad schijnt te staan eu toch niet geheel wil ontluiken. Leed en teleurstelling doen in het menscheljjk hart zulke doooe punten ontstaan maar het kan ook gemis aau warmte, aan sympathie, aan vreugde zjju, waarop het hart recht had en die hot nimmer genoot. Is het noodig, die ik ze n voor den geest roep, die vrouwen, wier lippen, zoo'n bedrieglijken, kuustmatigun glim lach kunnen aannemen waarin zich zulk eeu oneindigheid van versteende tranen bergt; die mannen, wier trekken een harde,sombere plooi krijgen, terwjjl beider oogeu dof stareu, naar du geestuskamer vol begraven illusies en gestorven hoop, die diep op den bodem der ziel schuilt 1 Of moet ik u herinneren aau zoo me nigeen wiens tranen niet vloeiden, wiens leed in geen klacht geuit werd, doch wiens hart de diepte van zyn rouw pas peilde, waar het anderen zag glimlachen en genieten van do vreugd, die het nooit meer mee mocht smaken '1 Want ner gens op aarde gaapt breeder afgrond dan de klove, welke leed en geluk scheidt. Als wy door 't leed ons laten leiden, brengt het ons daar, waar alles, ook leed zelf, tot vreugde wordt. Ontkomen cr aan kunnen wij niet het kruis moet gedragen worden. Oode zjj dank 1 want menig karakter werd et rst na groot on diepgaand ljjdeu ge vormd, der monsohlieid ten zegen. Menige man eu vrouw zou in de branding van het genot zijn omgekomen, als niet het leed hen tot een andere levensbeschou wing had gebracht, als 'tniet naar voren had geroepen dc vele groote en edele gaven van geest en hart, die in 't diepst hunner zielen sluimerden. Als wy den zwuren last, die ons wordt opgelegd, maar niet onwillig voorHtlepen, maar blijmoedig trachten t»« dragen, dan geeft de bereidwilligheid zelve ons kracht. Kracht tot dragen en ook tot over- „llg it uiot, wat hg schijnt. Baas, baasueem u in oebt", waarzchuwdo de knecht. „Och kom, ik heb rniju maatregelen goed genomen ook hier de gehcelo stad spreekt er over „Waarover, baas?" „Dat de molen verkocht moet worden." „Verduiveld, baai, dat is een sterk «tuk I Ik griezel •r van. Wie eeu kuil graaft voor een anderbad ik mij maar niet met u ingelaten!" „En de vele fooien, die ik je gaf, waren die óok te verachten?" vroeg Knoop met oou loerenden blik, ValoiUijn krabde zich achter de ooreu. „Ik wou. Hij kwam er niet toe, te vertellen wat bij wille, want de bniekneebt ttit DoJKroonprins" stond ec is- klap» voor heiu en overhandigde hem het briefje van Ernst. „Wat oen vervloekt gekrabbel I Dat is voor een Christenuieuaoh niet te leton", bromde hg om te vorbergen, dat de kennis die hg op school bad op gedaan, niet groot wn». „Geef maar bier", beval Knoop eu luit de weinigo regels. Toen barstte bij uil in een honend gelaoii, „Dat komt er vau; hg speelt den baas! Dat heb ik dadelgk gezegd, Waar ga jo heen, ValeulijuV" „Naar „De Kroonprins". „Ben je dwaas? Laat hem hier komen hij is geon zior beier dan Jij. De weg van „De Kroonprius" naar i „De Zwaan" is even lang als die vau „De Zwaan" j naar „De Kroonprins", zei Knoop om hem te prik- kelen. Dooli Valentgn was reeds opgestaan; oen laatste overschot van plichtsgevoel deed zich nog golden. „Wrl Jü ga ar been on lik do and, die je tal uitwerpen", zei Knoop weer. Zooveel getond vorstand bezat Valentgn wel, dat j hij bogrotp, dat Kuoop aldus sprak om bent op to J bitten, al witt deze zoor goed, dat Ernst nimmer in j de plaats van Valentgn zou kumsn alt knecht en dal deze stellig zou ontslagen worden, wanneer lig I zich weerspannig toonde. Iu dat opzicht schoen de „nieuwe" geen scherts te „Goed ik ga tóch." Vgf minuten later stond Valentgn voor den ober kellner. „Waar is hg dan? „Mijnbeer komt dadelijk. Ik zal u wat te eten brengen, dan verveelt ge u niot." Eu de kellner snelde hoea. „Dan had bij me toch wel daarginder kunnen laten blij ven. Zoo'n onbeschaamde kerel I Hij laat me hier komen, on nu ik bier ben, ia bij weg." „Kijk eens bier, lekker kalfsvloescb in toch óok uiot kwaad", zei do kellner, toen lig torugkeorde, ValeutUn, die boon en weer lind gostapt, vergaitte zich aan uon heerlijken gom- vau liet gebraden vleoseh en hloof aartelend bij do tafel slaan. „Heerlijk vloesch! Zoo krjjg ik bot niot in „De Zwaan"daar krijgt men hoogstens pekelvloesoh", zuido hg, voortdurend don geur vau bot vlersohop snuivende. „Ziezoo, eu hior it bier! Eet uu maar smakelijk." „Ik weot 't uiot; mijn meesteres botaalt dat tooh, niet?" vroog Valont'jn aarzelend. „Dat geloof ik niet; maar mgnboer." Valentgn wierp liet hoofd in den nok eu lachte luid. „Mgubeor?Mijnheer?" seide bij spottend. „Weet je wlo hij is? Eon knecht, evenals ik hg wordt meesterknecht genoemd dal is allesl Mijn meesteres heeft altijd de zaak zolf gedreven, maar om uu, ik wil niet te voel zeggen maar die kortl, zoo opgepronkt... met mauohetton eu een dikkon hor- logukettingIk wil or niols van zeggen, inuar go- boel in hot reino is do zaak niet." Terwgl hij zoo sprak, was Valeiitgn gaau zitten en had zich van do spijzen bediend. Alsof hjj bel voorafgaande gesprek geheel vergoten bad, stak lijj hut ooue hapje ua het audoro in den mond. Ton toeken, dat het hom goud smaakte, muakto bij mol do tongen ipooldo toau vergeuaogd alius niat «enige gUzon bier naar bonedon. (WvrUt vrrvolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1