Zaterdag 21
Januari T9Ü5.
No 5608.
54e Jaargang.
„Gestrande Menschen."
Feuilleton.
Reservist Tiesmeijer.
Stadsnieuws.
FIRMA A- H VAN CLEEFF
Ie AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post f 1.15. Adverte'ntiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-,
oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTEGRACHT 9-
Telephoon 19.
.Medelijden hebben er velen maar
hoe weinigen lijden mede?"
Wie onzer kent ze niet in eigen
kring of even daarbuiten, die ongeluk-
kigen, die zwakken, welke vielen in of
door den strijd des levens.
Vielen, zy het door eigen of anderer
schuld wie kan, wie durft aanwijzen,
waar de eerste begint en de laatste op
houdt
Ik wil niet treden, waardoor, door
wien zij struikelden, het kan me niet
schelen voor het doel, waarmede ik die
paar regelen neerpen ik neem een
voudig het feit, dat de wet hen straf
moest opleggen al is het „hoe ze vielen"
ook zeer zeker een factor geweest, waar
mede rekening werd gehouden.
En als ze in de gevangenis het kwaad
geboet hebben, dan is hun schuld ge
delgd?... neen, niemand onzer is zoo
naïf om dat zelfs maar éen seconde te
gelooven
In den oogenhlik, waarop zij hun vrij
heid herkrijgen, begint eigenlijk eerst hun
boete.
Dan treden zy voor het gerecht der
publieke opinie, dat gerecht, hetwelk
geen „aldoening" kent, dat zich steeds
„herinnert" jaren, jaren door!
Wat moet het zwaar zyn voor zoo'n
gestrafte om dan weer een nieuw leven
te beginnen!
Beseft éen onzer wel ten volle, hoeveel
moed er toe behoort om zich weer te
bewegen onder de menschen, die mees
tentijds zoo hard en zoo wreed zijn, meer
nog in woord, in blik dan in materiëele
daad
O, er zijn er velen, die een ontslagen
gevangene graag in meerdere of mindere
mate finauciëel steunen, maar om hem
een „moreelen duw" te geven, een, die
hem vooruit helpt in anderer en eigen
oog zyn zij niet te tellen?
Hoevelen begrijpen er, dat die ongeluk-
kigen een dubbelen strijd te kampeu
hebben de strijd tegen vooroordeel
„PaP* i» net all Kohlachön", dacht bij hardop.
„Bij beiden moet je maar negen en negentig procent
aftrekken van wat se zoo redeneereu ze meenen
bet zoo kwaad niet."
meer dan tjjd om naar den kolonel te gaan.
Hij vloog op, en begon toilet te makeD, maar
toen hjj in den apiegel keek, gag bij tot sjjn grootste
verbazing, dat bij al gereed w*b.
„Dat is al héél vlug" zeide bij in ziohzelven.
„Schoenen, pantalon, jas en klaar ben je. De offi
cieren hebben 't tooh eigenlijk maar goedze hebben
niet te tobben met knoopjes naar den laatsten smaak
in een rreeBeljjk stijf gestreken overhemd, en heb
ben zich niet 't hoofd te brekeD over welken daa zal
ik van avond omdoen. Ze hebben 't toch maar goed
althans in dit opzioht. Maar overigens?"
Dat wist bij niet zoo precies.
Eerst bad hij te voet willen gaan, maar later be
dacht hij zich, dat hy eens bemodderde schoenen kon
krijgen en dus stapte bij maar in.
In het huis van den kolonel was die zekere on
rust, welke overal heeracht als er gaaien worden ver
wacht, al blijft men ook in nóg zoo kleinen kring.
Pag den avond te voren bad de dokter gezegd dat,
ofsohoon de patiënte nog wel niet heelemaal waa
de stryd om het bestaan? Ze moeten
toch voort. Ze moeten toch leven zich
voeden, kleeden vaak zorgen ook voor
'n gezin!
Maar hoe?
Werk maar eens, als je overal wordt
afgewezen blijf maar moedig, als je
afgescheept wordt met een geldstuk,
dat verzachtenf?) moet het bittere: „van
jou arbeid zijn we niet gediend" be
zwijk maar niet nogmaals voor het slechte,
als je nergens je een hand ziet toege
stoken
Zeker er zijn redeneu, theoretische
en practische, die dergelyke uitsluitingen
vergoelijken maar vrede mag de maat
schappij, beschouwd als éen geheel, er
niet mee hebben!
Want, wat geschiedt door den eenliug
en dan getolereerd worden^ kan.wordt
misdaad, zoo de gemeenschap evenzoo
handelt. Zij, als collectief, kan, neen
moet doen, wat de individu niet immer
als eeu onrechtmatige, slechte, geweten-
looze daad mag aangerekend worden, wijl
hij in 'toog heeft te houden veel, wat
de maatschappij mag over boord gooien
En dat werd rag opnieuw duidelijk,
toen mij, heden avond zoekend in oude
papieren, toevallig het artikel van den
heer J. F. L. Blankenberg te Amsterdam
in handen viel. Wanneer hij het schreef
in het „Tgdschrift voor Armenzorg en
Kinderbescherming", kan ik niet nagaan
het doet er ook niet toe mjj en
misschien eenigen mijner lezers inte
resseert alleen de poging, de nieuwe po
ging, welke is aangewend om „gestrande
menschen" de hand te reiken, een brug
te leggeu als 't ware over de breede klove
tusschen het verlaten der gevangenis en
den terugkeer in de maatschappij.
Tusschen Apeldoorn en Zutfen dan
verheft zich de stichting „Het Groote
Woudhuis", bestaande uit een boerderij
en een doorgangshuis, beide opgericht,
door het bij velen bekende „Genootschap
tot zedeljjke verbetering van gevangenen".
Door landontginning, landbouw en vee
houderij hoopt het aan menschen door
hun donker verleden aan geregelden ar
beid ontwend, wier gezondheid is geschokt
of voor wie om andere redenen niet ter
stond na hun ontslag een plaats in de
samenleving gevonden kan worden by
gerpgelden arbeid de gelegenheid te geven
hun krachten van lichaam en geest te
herwinnen en te toonen, dat het hun
ernst is, een ander leven aan te vangen.
De bevolking zal dus zijn een vlottende
het verbluf in de boerderij wordt tydelyk
geacht, en de taak van den directeur
heeft een opvoedeude zjjde. De bedoeling
is, de bewoners na een korter of langer
verblijf door middel van overal in het
land verspreide afdeelingen van het ge
nootschap en met hulp van het onlangs
teAmsterdam gevestigde plaatsingsbureau
weer in de maatschappij te brengen.
Zooals van zelf spreekt, zijn er belang
rijke kosten aan den aanleg van „Het
groote Woudhuis" verhouden. Het stam
kapitaal mag niet worden aangetast, en
daarom doet men beroep op de medewer
king van een ieder, die wat voor het
mooie doel over hoett.
Het gevolg van ouvoldoende middelen
zou zijn dat een deel van het zoo nood
zakelijke werk, dat het genootschap op
zich nam, ongedaan zou moeten big ven,
of het stamkapitaal zou moeten worden
aangetast, met op den duur de meest
bedenkelijke gevolgen.
De in de cel aan gevangenen gebrachte
bezoeken kunnen goede voornemens wak
ker maken of versterken; maar by vele
gestruikelden zyn ze een teereplant,
slecht bestand tegeu ellende en voort-
durenden tegenspoed.
De ervaring leerde, dat, by teleurstel
ling, die niet kan uitblijven, zoo dikwyls
door hulp en steun op het juiste oogen
hlik moedeloosheid kou worden voorkom en,
veerkracht en weerstandsvermogen wor
den opgewekt en versterkt,
De criminaliteit in haar vollen omvang
en iu al haar oorzaken bestrijden, kan
men niet, maar wel velen bewaren, die
slechts een helpende hand noodig hebben
om zich staande te houden.
Zeer gaarne wil ik medewerken om
het uitnemende doel van het genootschap
onder de aandacht te brengen, en allen
die sympathiseeren met dit doel en die
iets te missen hebben, wek ik op een
bijdrage te zenden aan den algemeenen
genezen, lij toch du wal kou ontvangen en dat hjj
dus maar niet meer zou terugkomen. Mama had
aanstonds ham aan beleefdheid willen bewjjten
dan waa je ar meteeu af, had tij soo gedacht en
hem dus maar voor dau rolronden avond gevraagd,
Waarhij een lichte, heel goadkoope bowl hel glans
punt zou zjju. Natuurlijk kon men hem niet alléén
vragon; dal sou ta opvallend sjjn goweeal, maar 't
trof bijzonder, dal de jonge Tieamejjer juist voor
herhalings-oefeningen onder de wapeueu was. Dien
zou men dan óok vragen on dan spnarde men met
eeu een kostbaar diner uit, want de korporaal Ties-
msger kon hael anders outvangau worden dan de
heer Tiesmeijer, van Tiesmeijer et Co., je eerste koop-
mans familie. En dat Martha niet het aenige jong
meisje koD zijn, sprak óok van zelf en daarom was
Truui Heuler, de eenige dochter van aene arme
inajoiirweduwe, óok gevraagd. De kolonel had ma
joor Von Wellner en zijn poedel en overate Witte
gevraagd, in geval men een kaartje leggen wou, ook
geinyiteerd. Juffrouw Von Weidmann kwam als
speciaal gezelsohap voor de vrouw dei huizes.
Zoo was men met i|ja tienen, of liever mat nagen
menschen en éen bond, toen de buizoppasser dan
salon biuuemrad om namens „den korporaal" te
vragen wanneer het rjjluig moost terugkomen.
„Hot rjjtuig van mijnheer Tiasmeger?" verbeterde
mevrouw „wel, wannaer hij wil, maar iu gaan geval
vóór twaalf uur".
De oppasser verdween en de kolonel kon niet
nalaten te zeggen„Zoo i" 't nu in de wereld de
kolonel mag te voet gaan ot hoogsleua mat da tram,
maar de korporaal rjjdt visites in aigen équipage".
Mevrouw Von Malchow wierp hem eoD boozen
blik toe, die zooveel raoeat boteekeneu als: „Scheld
nu maar niet te hand op dat rjjtuigdal ia toch
gauw bat onze".
Daar werd de deur geopend an op deu drempel
stond de reserve-korporaal. Was hg, volgens Kohl-
sohöu, ook al in ds practjjk nergens voor te gebruiken
penningmeester, mr. Wertheim, Heeren-
graeht 619 te Amsterdam.
Suzr Frrdkriks
Var Clrwf.
Amersfoort, 20 Januari 1905.
ilot Staatsblad n°. 26, bevat een Kon. Besl.
van don 5den Januari 1905. tot wijziging van
artikel 2 ran het Kon. Besluit van 8 December
1902 (Staatsblad n°. 214), tot vastelling van
een algemeenen maatregel van bestuur all
bedoeld in artikel 72 der Ongevallenwet
1901.
Het eenig artikel luidt:
Artikel 2 van Ons besluit van 8 December
1002 (Staatsblad n°. 214), wordt gelezen als
volgt
»De eerste termijn van tijdelijke uitkee-
ringen, als bedoeld in artikel '20 der Onge
vallenwet 1901 wordt zoo spoedig mogelyk,
doch uilorljjk binnen zes dagen na de toe
kenning der uitkeering betaalbaar gesteld.
Do verdere termijnen der in het eerste lid
bedoelde uitkeoringen worden betaalbaar ge
steld op Donderdag van elke week of, wanueer
de betaaldag een Kerstdag, Hemelvaartsdag
of Nieuwjaarsdag zou zjjn, alsdan op den
daaraan voorafgaunden werkdag".
De directeur-generaal der posterijen en
telographie heelt, naar »Het Vad." verneemt,
ter kennis van het personeel gebracht, dat
er in het algemeen bezwaar tegen bestaat
om ambtenaren of beambten, die wegens
ziekte afwezig zjjn geweest en zich weder
voor gedeeltelijke dienstherbaling aanmelden,
tot den dienst toe te laten, indien zy niet
zóo ver hersteld zijn, dat z\j hun vollen dienst
afwachten.
De Minister van Oorlog deelt het volgende
mede:
Het geval hoeft zich voorgedaan dat een
loteling in het bezit van een bewijs van voor-
geoefendheid, den wensch 'te kennen gaf,
om te wordeu ingedeeld te Amsterdam, te
vens do gemeente, waarvoor hy by de militie
optrad lorwyl diens vopgd, met het oog op
hot minder standvastige karakter van dan
loteling, het verzoek doed, dezen te plaatsen
in een garnizoen ver van Amsterdam.
Omtrent deze aangelegenheid zegt de lands
advocaat
#ln het algemeen heeft ongetwijfeld de
voogd te bepalen, waar de verblijfplaats van
dan bij eeu bagage wagen, in de theorie bad hjj het
buiten gewoon ver gehrAobt en wiet due perciea hoe
eeu ondergezchikto moet haudelen of lievar niet
handelen al* hg de kamer van een supérieur wil
binnengaan en zoo zeide hjj dan, reglementair in da
houding staand„Is 't mij veroorloofd, binneu te
treden
Een algemeen gelach was 't antwoord.
„Maar besta aller korporaals" riep de kolonal tus
schen twee lachbuien in „kom toch binnsn. We
zijn hier tooh niet op 'tregiments-bureau, maar iu
rnjjn huis, waarin ik je ook namens vrouw en dochter
recht harteljjk welkom beat".
Hoa was't mogelijk, dal da „Lebemann" Tiesmajjor
alt reserve-korporaal zoo onbeholpen en houterig
kon zjjn. Eerst begroette hij den kolonel, daarna
diens vrouw, loan hun doohter, die hjj bijna vergal
geluk te wenschen met haar herstel, en versooht
toen steeds iu houding staande voorgesteld te
worden san den overste, den majoor en don dokter
en eindeljjk aan juffrouw Von Weidmann en juffrouw
Reuter.
Die voorstallerjj viel dan kolonel braaf lang.
„Zouden we maar niet gaan zitten?" vroeg hjj.
„liet slaan valt me heel moailjjk; ik heb, moet u
weten, vanoobtend de onhandigheid gehad, op mjjn
eigen rechtervoet te trappen".
Tiesmeijer werd zoo rood als een kalkoensobe
baan en sou iu sjjn grenseolooza verwarring bat
gebeale geval hebban verteld, als overste Witte niat
bad gezegd
„Dat is niet zoo onsobuldig als je wel denkt,
kameraad. Ik heb eens booren zeggen wie en
wauneer en waar was dat toch, juffrouw Wiadmann
als ik 't wal bab, is bet drie jaar geledon toen we
in Koerlaud waren en dokter Flachsman zagenja,
juist toeu w*b bet; dat je je dat ook uiet dadolgk
herinnerde, juffrouw Wiedmaun ik wilde dan
maar zeggen, dat ik eens heb gehoord, dat sooieta
een begin van ruggemorgaljjden ia. Zooala je weet,
weigeren later je boenen hun dienst, maar 't begint
daarmee, dal ja ja een of je andere baan nie* op
dn behoorijjke plaats en dus bijvoorbeeld op het
andere of het'eene been set; begrUp ja ma? Doe
zóo" hjj deed het voor en vervolgde „dat ia niet
hjj ongeluk, maar bat begin van aan zenuwaandoening
in de kleine hersenen".
Met groote gewiohtigbe
tan besta gegeven en er werd sel
haal gerakond dan hem te beurt viel slechte twee
van da aanwezigen brulden het Diet uil, da dokter
au de korporaal, want de laatata waa juist besig
het voorgevallene met sjjn gewaer aan dan dokter
te «xpliceeren, vooral om ta weten of da kolonel
ar ook iet* ernstigs van kon overhouden.
„Kr siju hier tan minste twee verstandige manaoban"
dacht de overste en bjj vervolgde luid: „(J «iet,
dat da dokter, de aenige saakkundige in dit gesel
schap, niet lacht. Niet waar, dokter, u gaan mij
gelijk."
„'tSpjjt ma werkeljjk, overste, dat ik dat niat doen
k&u maar ala ik niat heb meegelachen, dan waa
dat om een heel andara raden ik vind het namelijk
hoogst verkeerd als eeu arts zijn kannis misbruikt
om te trachten oen leek sóo'n enormiteit uit bat
boofd te praten."
Die waa raak en oude overat* wist waarlijk in kat
eerste oogenblik niet wn.\ bjj wol moaat antwoorden
om dat jonge luitananjo een* flink op sjjn plaats
te zetten. Wat verbeeldde soo'n broekje zich wel
om hem zóo iele te durven toevoegen T Waa dat
omdat hjj gaponsionneard was. 't Was maar dan...
Maar toon hg wilde antwoordeu, kwam de oppasser
zeggen. dat mevrouw de dames eu heareu in da I
eetzaal verzocht.
De kolonel, die da bul zag aankomen, had de
handigheid, de hoeren te vursoaken bun dame aan
tafel te geleiden. Tieamejjer werd juffrouw Keuter
toebedeeld; de doktsr kreeg, als wel vsn self spreekt,
Mart ba als tafeldame. (Wordt verte Ipd.)