Dinsdag 28
Februari
1905.
No 5624.
54e Jaargang.
Feuilleton.
Reservist Tiesmeijer.
AMEBSFOOHTSCHE COURANT.
FIRMA A- H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- eu Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post f 4.15. Advertentiën 16 regels 60 cent: elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25; eikeregel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
KENNISGEVING.
Da BURGEMEESTER on WETHOUDERS vau
AMERSFOORT,
doen te weien, dat door den Raad dier Gemeente
in zijne vergadering van 21 Novembor 1904 fijn
vasigefteld de navolgende verordeningen.
Da Raad der Gemeente Amersfoort,
Galet op de artikelen 282 en 240 de Gemeentewet,
BESLUIT:
vaat te «tellen de volgende
Verordening op de heffing van Straatbelasting.
Art. 1. Onder den naam van Straatbelasting wordt
in deze Gemeente eens belasting gebeven wagens
gebouwde eigendomman, die zelve, of wier aanhoo-
rigbeden, aan de openbare straten of wegen der
Gemeente belenden.
Art. 2. Het belastingjaar begint mat den leien
Januari en eindigt met den Sisten December.
Art. 3. De Siraaibelasting ie verecbuldigd door
hem, die krachtens reoht van bezit, of eenig ander
zakelijk recht, het genot heeft van een gebouwd
eigendom, dat zelf, of welke aanhoorigbeid, aan
eene openbare staat of een openbaren weg der Ge
meente belendt.
Voorzoover bet betrokken eigendom in de kada
strale leggers voorkomt, wordt als genotbebbende
aangemerkt hij, die op 1 Januari van bet belasting
jaar als soodanig in de kadastrale leggers is aange
wezen, tenzij kan worden aangetoond, dat eene mis
stelling in die leggers heeft plaats gehad, of dat de
vóór 1 Januari vsn hel belastingjaar plaats gehad
hebbende veranderingen, daarin nog niet waren op-
geuomen.
Art. 4. De Straatbelasting wordt berekend
a. naar de langs de i grond gemeten breedte van
den gevel, welke onmiddellijk aan de openbare straat
of den openbaren weg der Gemeente belendt.
Indien een gevel of gedeelte daarvan niet onmid
dellijk aan de openbare straat of den openbaren weg
der Gemeente belendt, geldt als breedte van dien
gevel, of van dat gedeelte, de lengte van syne pro
jectie op de richting van de straat of den weg, voor-
soover dese projectie niet samenvalt met die van
een ander naderbij aan de zelfde sjjde van de open
bare straat of den openbaren weg der Gemeente
staand gebouw of voorsoover de gevel niet van die
openbare straat of dien openbaren weg gescheiden
wordt door een aan ander toebeboorend onbebouwd
stuk grond.
Indien een gebouw aan of by meer dan éen open
bare straat of openbaren weg der Gemeente is ge
legen, wordt de gavelbreedte van dat gebouw be
rekend door de gezamenlijke breedten der naar de
openbare straten of wegen gekeerde gevels, te deelen
door het aantal straten of wegen, waaraan of waarbjj
het gebouw gelegen is.
b. naar de belastbare opbrengst vsn bet perceel,
zooals dese in de kadastrale leggers is aangewezen.
Indien ran een perceel die opbrengst niet in de
kadastrale leggers is aaugeweten, wordt zy van Ge
meentewege geschat door vergelijking mot de be
lastbare opbrengst van perceelen van de meest
nabijkomende soort.
Art. 5. De Straatbelasting bedraagt per Meter der
in rrt. 4 omschreven gevelbreedte per jaar
▼oor een perceel van eene belastbare opbrengst
beneden f 100 f0.37»
voor een perceel van eene belastbare opbrengst van
f 100 of meer, doel» minder dan f 200 f 0.45
voor een perceel van eene belastbate opbrengst
24).
Mevrouw von Riibsam haalde de schouders op.
De overste ovordreef misohien wat, maar au fond
had bij gelijk dat wist zy beel goed, maar zij
wilde hel niet erkennen. .Dat xjjn militaire sopbis-
men waarvan ik niets begrijp," seide zij. .Buitendien
is de jonge Tiesmeijer maar voor den tyd van veer
tien dagen in dienst en 't is toch niet wa-rsohnnlyk,
dat de vader dadelijk aan zjjn zoon vertelt, aat bij
mij geld geleend heelt. Ik zal hem vragen om die
zaak entre-noue te doen blijven eD consul Tiei-
rnejjor is geutlemau genoeg om aan bet verzoek van
een vrouw te voldoen. Ik zal je nu Diet langer op
houden, neef; 't beste is maar, dat ik dadelijk door
den zuren appel byt en naar den consul toega".
De overste sprong thaDs werkelijk verschrikt op.
.Wat, wou je al dadelijk naar hem toegaan. Doe
dat toch niet, laat je toch raden, kind. Je hebt
immers nog een 'n paar dagen tyd. Denk liever eens
goed over myn voorwaarden na, je weet het, onder
welke conditiën het tot je beschikking staat."
.Overste, neef, je bent een tyran, een wreed
menscb. Ik had gedacht, dat je meer medelijden
met den angst en de zorgen van een vrouw zoudt
hebben. Je valt me erg tegen, neef."
Maar ook dat verwijt kon den oud-soldaat niet
vermurwen. Hy bracht haar een en ander nog eens
op kalme wyxe onder het oog, waarmede by ten
slotte bereikte, dat zij bem beloofde haar bezoek
aan consul Tieamyer uit te stellen, terwijl de overste
van zyu kant de zaak ook nog eens overleggen wilde.
Zij namen als goede vrienden afscheid van elkzar
met de belofte over esn paar dagen nog eens samen
de kweatie te bespreken.
van f200 of meer, doch minder dan 1800 f0.90;
voor een perceel van eene belastbare opbrengst
van f300 of meer, doch minder daD f500 fl.60:
voor een perceel van eene belastbare opbrengst
van föOO of meer, doen minder dan f700 11.87s;
voor eeu perceel van eene belastbare opbrengst
van f700 of meer, doch minder dan f1000 f2.25;
Voor een perceel van eeoe belastbare opbrengst
van f1000 of meer, doch minder dan 1' 1600 f3.—
voor een perceel van eenu belastbare opbrengsi
van f 1600 of meer, docb minder dan f 2000 f 3.75
voor ceu perceel van eene belastbare opbrengst
van f 2000 of meer f 4.50,
De heffing voor een perceel mag evenwel niet
meer bedragen dan 2'/i en niet minder dan 1'/] van
de in artikel 4 bedoelde belastbare opbrengst.
Art. 6. Bij de berekening van de Straatbelasting
worden onderdeelen niet grooier dan een huiven
Meter verwaarloosd en onderdeelen grooter dan eeu
halven Meter voor een Meter in rekening gebracht.
Art. 7. De Straatbelasting is niet verschuldigd
voor een perceel
a. waarvan de Gemeente of eene van bare in
stellingen de geuothebbende is
b. dat gebezigd wordt voor den openbaren dienst
van Rijk of Provincie of voor den openbaren eere-
diensl
c. dal dient tot Instelling van Weldadigheid,
bedoeld bij art. 2 der Wet van 18 Juni 1854 (Staats
blad No. 100) gewijzigd by de Wet van 1 Juni 1870
(Staatsblad No. 85)
d. dat gebezigd wordt voor eene school, die van
Rijks- of Gemeentewege wordt gesubsidieerd.
Art. 8. De belastingplichtigen worden op de ko
hieren gebracht.
Zij, die door eenig verzuim niet op het oorspron
kelijk kohier zijn gebracht, worden op een aaniul-
lingskobier gebracht.
Art. 9. De aangeslagene, die iu den loop van het
belastingjaar zijne rechten op bet perceel, waarvoor
hij is aangeslagen, beeft verloren, blijft voor de ge-
beele belasting over dat belastingjaar aausprakelyk.
Art. 10. De aanslagen worden in twee termijntn
betaald.
De vervaldagen der termijnen van betaling worden
door Burgemeester en Wethouders bepaald.
Het staat den aangeslagene vrij, zijn betalingen
te doen in eens of in grooter som dau de eerste
termijn bedraagt.
De verschuldigde belas ittg is dadelijk 6D in óen
termijn verschuldigd zoodra de aangeslagene iu staat
van faillissement ia verklaard, of op zijne roerende
of onroerende goedereo executoriaal beslag is gelegd.
Art. 11. Deze Verordening treedt in werking den
laten Januari 1905.
Gedaan te Amersfoort ter openbare vergadering
van 21 November 1905.
De Voorzitter,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
B. W. TH. SANDBERG.
De Raad der Gemeente Amersfoort,
Gelet op artikel 257 der Gemeentewet,
BESLUIT
vast te stellen de volgende
Verordening op de invordering van Straatbelasting.
Art. 1. De invordering van de Straatbelasting ge
schiedt door den Gemeente-ontvanger.
Art. 2. Hei model van bet aanslagbiljet wordt door
Nauwelijks was zij vertrokken of de deur werd
zacht geopend en juffrouw von Weidman sloop bin
nen, maar niet zoodra bad zij gezien, boe woedend
de oude beer was, of zij wilde zich even stil als ze
gekomen was, verwijderen. Maar dat scheen de
overste niet naar deu zin te zjjn.
„Wat duivel, juffrouw von Weidmann, waarom
sluip je rond als een kat. Je hebt toch flinke voe
ten welnu, zet ze dan ook zoo neer dat iemand
je booren kan als je loopt I Ik houd niet van die
gekke aanstelleryen".
Juffrouw von Weidmanu bad zoo'n uitbrander
niet verwacht. Zij was bepaald onthutst er over.
„Maar, overste, dat is toch niet de moeite waard
om er zoo over uit te vallen. Ik beb hartkloppin
gen van den schrik gekregen. Ik ben Dooit sterk
geweest en mijn gesoxdbeid is er niet op verbeterd
in den lijd, dat ik met u samen woon. Had ik
alles vooruit gwweton, dan zou ik eerst goed over
legd hebben of het voor u en ray wel wenscltelijk
was, dal ik uw huishouding kwam besturen''.
„Jou gezeur ontbreekt er nog maar aau om me
heeleuiaal rasend te makeu", viel de oversto ruw
uit. „Eerst komt me daar mevrouw von Rübsam
vertellen, dat ik de beste man van de woreld ben
ze kust me uit louter dankbaarheid en eeu
paar minuten later gooit zy my voor de voeten dat
ik een tyran ben. En nu kom jij me ook nog trac-
teeren op je lieüykheden. Ik moet zeggen, het is
een heerlijk, veelbelovend begin van den dag".
Het sou juffrouw Von Weidmann beel wat waard
geweest zyn te weten, wat mevrouw Von Rübsam
dit met den overste besproken had, maar zij durfde
bet hem niet te vragen.
Zy nam de courant maar weer op.
„Wil ik maar weer wat verr lezen, overste?"
„Neen", bulderde hy haar toe. „Zie je niet dat ik
er myn gedachten toch niet bij bepalen kar.".
Juffrouw von Weidmanu legde gehoorzaam bet
blad weg.
„Hó, maak toch niet soo'n leven, bij het minste,
dat u doet, juffrouw Von Weidmanu. U maakt mij
Burgemeester en Wethouders vastgesteld.
Het vermeldt, behalve betgeen daaromtrent in
artikel 265 der Gemeentewet is voorgeschreven, de
plaats waar de betaling moet geachiedeD, de dagen
on uren waarop voor de ontvangst wordt zitting ge
houden en de uitnoodiging tot betaliog vóór of op
de vervaldagen in art. 10 der Verordening op de
heffing van deze belastiog bedoeld, op straffe van
vervolgiug.
Art. 3. Dc Gemeente-ontvauger, of hij die oimeaa
hem op zijne verantwoordelijkheid ontvangt, is ver
plicht, vau iedere bitaling onmiddellijk kwitantie
op bet aaoslagbiljet te stellen.
Geeue betalingen worden voor geldig gehouden
dan die blijken uit de eigenhandige bwyting op dat
biljet, hetzij van den Gemeente-ontvanger, hetzij
van dengene, die namens hem ontvangt.
Indien een aanslagbiljet in bet oneereede mocht
zijn geraakt, moet daarvan een duplicaat opgemaakt
en, tegen betaling van het verschuldigd zegelrecht,
aaii den aangeslagene uitgereikt worden.
Art. 4. De toerekening en de afschrijving der be
talingen geschieden iu de volgende orde
a. op de kosten van vervolging,
b. op de kosten van het zegel,
c. op de oudste der vervallen termijnen.
Art. 5. De invordering dezer belasting geschiedt
overigens overeenkomstig de artikelen 268—262 der
Gemeente wet.
Art. 6. Na afloop van den termijn, omschreven
by art. 11 der Wet van 22 Mei 1845 op de invorde
ring van 's Rijks directe belastingen (Staatsbl. No. 44)
doet de Gemeente-ontvanger aan Burgemeester en
Wethouders, binnen een door hen te bepalen tijd,
een staat toekomen van de posten, welke uog niet
zijn ingekomen, met een verslag van hetgeen door
hem ter invordering is gedaan.
Burgemeester en Wethouders doen deze stukken
aan den Raad toekomen, met een ontwerp-besluit
tot het oninvorderbaar verklaren van die posten.
Het besluit van den Raad, waarbij aanslagen on
in vorderbaar worden verklaardontheft den Gemeente
ontvanger van verdere pogingen tot invordering.
A rt. 7. Deze Verordening treedt in werking den
Isten Januari 1905.
Gedaan te Amersfoort ter openbare vergadering
vau 21 November 1904.
De Voorzitter,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
B. W. Th. SANDBERG.
Gedaan te Amersfoort den 27. Februari 1905.
De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort.
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De fd. Secretaris,
Van REIGERSBERG VERSLUIJ8.
De Merlandsche Officier.
Onder bovenstaanden titel schrijft de be
kende „Van Dag tot Da^" schrijver Zaterdag
23 Februari in het Handelsblad:
Waar wij telkens pleiten voor het ver
krijgen van een echt Nederlandsche leger-
inrichtiug, is het onze ernstige plicht in de
eerste plaats te wijzen op wat thans het
bestaan en de ontwikkeling van een goeden,
gezonden geest in het leger ondermijnt en
heusch zenuwachtig. U behoort uiet tot die
welke iels zacht kunnen doen".
Juffrouw Von Weidmaun haalde de schouders op.
Tegen bet booze humeur van den overste viel toch
niet in te gaau, bij kwam hel spoedigst tot bedaren
als msn bem maar liet uitrazen. Zy bleef doodbe
daard en volgde met baar oogon zijne onrustige be
wegingen.
l'lotseling bleef bij kaarsrecht voor baar staan.
„Juffrouw Vou Weidmann hebt u ooit in uw
leven tot eeu bedrag van vierduizend gulden schuld
gehad bij uw modiste of naaister voor uw toilet?"
vroeg hy haar op plechligeu toon.
De waardige dame werd doodsbleek bij het booren
van dat cijfer.
„Vier duizend gulden schuld bij mijn naaister,
God zal mij daarvoor bewaren, overste. Welke vrouw
besteedt vier duizend gulden voor haar toilet, welke
„fatsoenlijke" vrouw?" herbaalde zij, den klemtoon
leggende op het woord „fatsoenlijk".
En zy keek met hyuatrotschen zegevierenden blik
naar haar vrij kaal ochtendjaponnetje, dat zy nu al
bijua drie jaar droeg en haar nog geen twintig gulden
gekost had.
„Vier duizend gulden," herhaalde z(j ongeloovig.
„Kom, overste, wie heeft u die uouseus erteld
..'t Is geen noneens, juffrouw von Weidmann",
verzekerde Witte haar en getergd door baar onge
loovig schouderophalen, deelde bij haar, zonder zich
zelf er eigenlijk rekenschap vau !e geven wat hy
deed. mede, wat mevrouw von Rübsam hem ver
teld bad.
Juffrouw von Weidmann luisterde aandachtig toe,
zonder hem een enkele maal in de redeu te vallen.
Teen liy haar, zijn verhaal geëindigd hebbend, vra
gend aankeek, zeide zij dadelijk
„Mevrouw vou Rübsam hetft groot gelijk. U moet
haar helpenen dan zonder voorwaarden te stellen
of uiet. Ik voor my vind hulp onder condit:es altijd
halve hulp. £n bovendien zoudt u zelf het tuecst
lijden onder die geschiedenis. Mevrouw von Rübsam
is geen vriendin van my, maar wel van u, overste
onmogelijk maakt.
Wij kunnen en mogen Diet zwijgen! Da
gelijks nemen toe de bewijzen, die wij ont
vangen van de d-epe neerslachtigheid, de
sombere ontmoediging, die zich vlo zoo
vele officieren van ons Nederlandsch leger
hebben meester gemaakt.
En die het meeste lijden zijn wellicht juist
zij, van wie voor de toekomst het meest te
hopen is.
O dierbaar vaderland, het geldt uw belaDg,
liet geldt de eer der oude vlig! Want niets
is zoo ononibeerlijk dan dat om onze Ko-
iingin, het hoog symbool van 's lands eer
en ideaal, geschaard zij een echt Nederlandsch
leger, een oprechte, eenvoudige, praclische
Nederlandsche legerinrichting, die als kern
dient voor geheel het geoelende Yolk, als
zich dit ooit le verdedigen hebbe.
En om dat te bezitten, moeten wij in de
eerste plaats onze officieren en onderoffiieren
iu staat stellen zonder angst en zorg voor
onverdiende, nukkig uitgedeelde straffen be
rispingen, achteruitzettingen, als moedige
oprechte mannen hun plicht te doen en zich
geheel te wijden aan hun beroep.
Om zulk een leger te hebben is in de
eerste plaats noodig bet bevorderen vau een
goeden, gezonden geest in het vaderlandscbe
leger.
Welnu, die gezonde geest wordt bedreigd.
Karakter-ondermijning heeft plaats in ons
Nederlandsch leger!
Gij allen, die kindereu in het leger hebt.,
gij allen, die uw zoons officier of onderoffi
cier wilt laten wordenwat ik zeg, moet u
het eerste treffen!
Wie uwer is er onder de eersten, die niet
weet of vermoedt dat wat ik zeg waarheid
is?
Wie uwer is er onder de tweeden, die
tegenwoordig niet bezorgd zich afvraagt: »zou
ik niet beter doen myn jongen er van af te
brengen officier te worden
Maar dat mag nietHet vaderland heeft
uw eerlijke, oprechte Hollandsche jongens
noodig als officier..., houd gij dus uw zonen
niet af van het eervol, het onzelfzuchtig be
roep van olficier!
Laat met vertrouwen aan allen, die eenigen
invloed hebben in den lande, aan regeering
en Kamerleden over om, gesteund door de
openbare meening, de legertoestanden gezond
en frisch te maken.
Maar dan moeten wij ook aan het werk 1
eD ik weet zeker, dat gij haar erg missen zult."
De overste bromde iets binnensmonds, dal juf
frouw von Weidmann Diet verstaan koD.
„Ja seker, overste, u zelf zoudt 't meeste verdriet
hebben, als de Rübsams werkelijk hier vandaan
gingen".
„Nu, als dat waar is, dan heb ik toch geen blijk
van egoïsme gegeven door als voorwaarde die over
plaatsing te stellen. Ik erken, dat ik beel veel van
mevrouw von Rübsam houd, maar juia» daarom sou
ik zoo gaarne willen, dat zij wat minder liohtsiunig
was. In een kleine stad komt zij minder in ver
zoeking groote dépenses te maken. Zy heeft er van
zelf minder kennissen, terwijl zy er hier dagelijks
meer krijgt. Bovendien als een mooie vrouw veel
uitgaat, moet xij ook veel toilet maken, neon, boe
langer ik er over denk, des te meer acht ik bet
mijn plicht om op mijn Toorwaarden te blijven
staan u weet het trouwens, juffrouw vou Weid-
mauu als ik eenmaal iels gezegd heb, blyft bet
gezegd".
Juffrouw von Weidmann schudde het hoofd.
„En toch kan ik u geen gelijk geven, overste. Ik
ben bang, dal u berouw zult hebben van wal u door
drijft. Maar niemand kan u iels uit het hoofd praten,
als gij het u éénmaal voorgenomen hebt."
„Dat verlang ik ook niet", viel de overste uit,
terwyl hy wel een kwartier lang de kamer door
ijsbeerde.
En weer bleef hij eensklaps voor de nog steeds
als een steeuen beeld zittende juffrouw von Weid
mann staan om haar barsch toe te vo«g«n
Belieft hel u eindelijk om eens de courant uitte
lezen. Ik wacht my dunkt, er lang genoeg op. Wat
is het toch vreeset yk voor een raensch om afhan
kelijk van ton ander te zijn".
En doodbedaard nam juffrouw von Weidmann
het blad op. En weldra klonk haar schrale stem
eentonig door do kamer en zij merkt# niet op, dat
de overste nauwelijks naar haar luisterde.
H'ordt wrvolgd.)