Dinsdag 23
Mei 1905.
~wr
No. 5659.
54e Jaargang.
Feuilleton.
DICK BULTITUDE.
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.—\
franco per post f 4.15. Advertentiën 4—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 4.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiteu de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
Kiezerslijst.
De Gedeputeerde Staten der provincie Utrecht,
Gelet op art. 111 der Kieswet,
Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de.
overeenkomstig art. 110 der Kieswet, in dato 8 Juni
1905 van kracht zgnde en in da plaats der bestaande
tredende Lijst der Hoogstaangeslagenen in de pro
vincie Utrecht, verkiesbaar als afgevaardigden ter
Eerste Kamer der Staten-Generaal, voor een ieder
op de Provinciale Griffie, Bureau voor Statistiek,
ter inzage is nedergelegd en tegen betaling der
koeten in afschrift algemeen verkrijgbaar ia gesteld.
Bedoelde Lijst zal, ingevolge art. Ill der Kieswet
worden geplaatst in de Nederlandsche Staats-Courant
van 15 Juni e. k.
Utrecht, 18 Mei 1905.
De Gedepu eerde Staten voornoemd,
SCHIMMELPENNINOK v. d. o.
v. NÜENBEEK, Voorzitter.
C. B. MERKUS, Griffier.
Inlevering rekeningen.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
Gelet op art. 228 alinea 2 der Gemeentewet,
Brengen ter algemeene kennis, dat de vorderingen
ten laste van de Gemeente over bet dienstjaar 1904
voor den 1 Juli a. s. bebooren te worden ingeleverd,
zullende deze verorderingen na 1 Juli veijaard zijn.
Amersfoort, 22 Mei 1905.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
De Burgemeester,
WUIJTIER8.
De Seoretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Onderzoek ven Verlofgangers.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Ge
mots» AMERSFOORT.
Gelet op artt. 125-181 der Militiewet 1901 (Staats
blad No. 212), en op art. 99 van het Koninklijk
beelnit van 2 December 1901 (Staatsblad No. 5W>),
zooals dat artikel is aangevuld bjj het Koninklijk
bealnit van 17 Ootober 1904 (Staatsblad No. 284), o. a.
bepalende
dat het onderaoek van de verlofgangers der Militie te
land, vermeld in art. 125dor wet, eenmeal jaarsin
de maand Juni geschiedt
dat aan dat onderzoek in bet jaar, waarin het sou
loeten plaats hebben, niet wordt deelgenomen
por verlofgangers, dis in dat jaar vóór het voor hot on
dersoek bepaalde tijdstip uit anderen hoofde dan
kraohtens art, 124 of art. 181 der Wet onder de
wapenen sijn geweest, of die bestemd sijn, om ln
dat jaar, krachtens art. 106, art. 109 of art. 111 der
Wet, onder de wapenen of in werkelijken dienst ts
worden geroepen
dat aan het ondersoek evenmin wordt deelgenomen
door verlofgangers, die in het iaar, waarin het onder
soek sou moeten plaats hebben, bestemd rijn tot
het ingevolge art. 8 der Wet van 24 Jnni 1901
(Staatsblad No. 169) bij de landweer volbrengen
van e«u verlengden militiediensttjjd, of om ingevolge
art. 184 der Militiewet 1901 naar de landweer over
te gaan;
dat voorts ingalijfden bij de militie, die krachtens
art. 118 der Wet van den werkelijken dienst zijn
ontheven, of aan wie krachtens art. 114 der Wet
uitstel van eerste oefening of van verblijf onder de
wapenen is verleend, gedurende den tijd, dat zjj
in genot zijn van de ontheffing of van het uitstel,
niet aan het onderzoek onderworpen zijn
8).
Gezien de aanschrijving van den heer Commis
saris der Koningin in de provincie Utrecht van 19
April 1905, No 711, N. M. en 8. (Provinciaalblad
No 77)
Brengen bij deze ter kennis der belanghebbenden
dat bet onderzoek van de verlofgangers der Militie
te land, voor zoover zjj in verband met het boven
staande daartoe verplicht zgn en met uitzondering
van ben, aan wie vergunning is verleend, het onder
zoek in de maand November of December a. a. te
ondergaan en voorts van ben, die bij de bun ver
leende toestemming tot verblijf in bet buitenland
van deelneming aan het onderzoek zijn vrijgesteld,
door den heer Militie-Commissaris zal gehouden
werden op Donderdag 15 Juni a. s. de verlofgangers
behoorende tot de lichtingen 1897, 1898, 1899 en tot
vroegere lichtingen, op Vrijdag den 16 Juni aanstaan
de, de verlofgangers behoorende tot da lichtingen
1900, 1901, 1902, 1908 en 1904 telkens des voormid
dags te 9'/j uren,
dat de verlofganger, bjj dat onderderzoek verplicht
is te verschijnen ir, uniform gekleed en voorzien
van de kleeding- en uitrustingstukken hem bjj zijn
vertrek met verlof medegeven, van zjjn zakboekje
en van zjjn verlofpas:
dat een arrest van twee tot zes dagen, te onder
gaan in de naastbij gelegen provoost, of het Daastbjj
zjjnde Huis van bewaring, door den Militie-Commis
saris kan worden opgelegd aan den verlofganger
1. die zonder geldige redenen niet bjj bet onder
zoek verschijnt;
2. die, daarbjj verschenen zjjnde, zonder geldige
redenen niet voorzien is van de hierboven vermelde
voorwerpen
3. wiens kleeding- of uitrustingstukken bjj het
ondersoek niet in voldoenden"staat worden bevonden
4. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een an
der behoorende, als de sjjne vertoont;
en voorts dat gedurende den tijd, dien bet in art.
125 der wet bedoelde onderzoek duurt en in het
algemeen, wanneer wij in uniform zjjn gekleed, de
manschappen der Militie te land, worden geacht
onder de wapenen te zjjn en mitsdien op ben van
toepassing rijn het Crimineel Wetboek en het Regle
ment van Krijgstucht voor bet krijgsvolk te lande.
Wordende overigens den verlofgangers nitdrukke-
ljjk bekend gemaakt, dat zjj rich in geen gevsl kun
nen beroepen op bet niet ontvangen eener bijzondere
oproeping, maar dat dese kennisgeving, welke uit
sluitend dient sla rechtsgeldig bewjjs, dat de oproe
ping behoorlijk ia geeobied, hen njj niet-verachjjning
tn verzuim stelt,
Amersfoort, 19 Mei 1905.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester.
WUIJTIEB&
Seoretaris.
J. G. 8TENFERT KROESE.
De heer Bultitude deed een paar hopeloose po
gingen om te spreken. Hjj wou het btdrog aan 't
daglicht brengen en iedereen waarschuwen tegen de
imitatie van zichzelf. De heele huishouding zou er
aan te pas komen en uitmaken, wie van huu tweeën
nu de ware was.
Als bjj zoo ver gekomen ware, dan was da heele xaak
nog wel goed afgeloopen, maar sooals 't wel meer
gaat, de woorden die gesproken moesten worden,
weigerden te komen.
De heer Bultitude voelde zich in een hopelooss
situatie. Hjj deed pogingen, uit te leggenmaar de
gedachten aan 't dreigend gevaar maakte de zaak
erger in plaats van beter. Maar bjj werd bewaard
voor verdere akeligheid; een nevel kwam voor zjjn
oog en. de muren aer kamers gingen verder en ver
der van hem weg, een sulzen ging door zjjn hoofd
an bjj viel neer. Volslagen duisternis kwam over
hem hjj wist van niets meer.
Toen de heer Bultitude weer bjj zjjn |poettt«eve
kwam, iets, dal niet gebeurde voor er een heele
poos verstreken was, merkt hjj, dat hjj in een oude
vigelante voorthobbelde door een breede, verlichte
straat.
Zjjn hoofd waa nog verre van helder en eigenlijk
kon men de eerste minuten bezwaarlijk van hem
De Christen-democraten ter depntaten-
vergadering van de anti-rerolntionnaire
partijen het program van aetie der
Chr. dom. party.
Slot.
Te 10.32 werd gelegenheid gegeven voor debat.
De heer M. Boukamp begon met holde
te brengen aan den inleider die, ofschoon Chr.
spreker, zoo net en fatsoenlijk heeft gesproken,
waaraan we geheel en al ontwend zjjn van die
zijde. Inleider ga f den Chr. partijen harde no
ten te kraken, maar zei ook, dat de Vrijzinnigen
de hand in eigen boezem hebben te steken.
Deb.. moet tegen dit laatste opmerken, dat
de 6 millioen van dr. Kuyper komen uit de
zakken der arbeiders, terwjjl ae 2 millioen van
Borgesius zouden komen uit de Vermogens
belasting.
En waarvoor dienen die 6millioen? Niet voor
de zrbeiderB, want geen arbeider wordt 70jaar;
maar om de Gereformeerde predikantenaan een
ruimer bezoldiging te helpen. Dat is wel niet
wettig, maar er gebeurt in deze Kamer wel
meer, wat niet wettig is, getuige bet openbaar
onderwijs.
Deb. hoopt iDtusschen, dat de les, door den
heer Staalman gegeven, vrachten moge drageD.
De heer G. G. van A 11 e n a, oud-Hoofd der
school te Voorthuizen, erlangt te 10.40 het woord
en moet er tegen opkomen dat de inleider alle
Kamerleden spitsroeden heeft laten loopen be
halve zichzelven. Deb. woonde ditmaal de De-
Cten-vergadering niet bij en kan dos niet
rdeelen of het zeer vele, dat de heer Staal
man daaruit meedeelde wel geheel en al juist is.
Het bedroeft deb., dat de heer Staalman zoo
te velde trok tegen de a. r. partij en de coalitie,
welke, Gode zij dank, sterker aaneengesloten
zijn dan voorbeen; en 6ok, dat inleider slechts
het stoffelijke voorop zette en niet Gode eere
gaf-
Deb. meent, dat de heer Staalman thans in
practijk brengt het „verdeel en heersch". Welke
partij zal hem opnemen? De a. r. partij niet.
Debater heeft don heer Staalman steeds geërd
eb erkend als broeder en had verwacht, dat hij
in liefde had gebroken van de a. r. partij.
Om 10.45 krijgt de heer Oos terman het
woord, die wél wat meer zoa wenschen te hoe ren
van des heeren Staalmcns uitleg der antithese.
Dat de heer Staalman telkenB werd geapplaussi-
deerd, heeft deb. wel wat verwonderd. Was dit
omdat het ministerie-Kuyper af en toe voor zijn
broek kreeg?
Maar de vergadering bedenke dan toch óok,
dat met den heer Staalman is meegekomen het
verleden van de heer Staalman. Pas in den laat-
sten tijd is hij zelfstandig gewordenpas gedu
rende enkelo dagen.
Deb. wil nu vragen: stipuleer uw democratie
een weinigwaar wilt ge heen
Deb. hoorde tot zijn spijt niets van de school
kwestie, waarin de beer Staalman allerminst de
mocratische allures aannam, doch wel sprak van
het „giftig zaad der openbare school".
De heer Staalman zeide wel, blij te zijn, dat
de schoolwet-novelle ging v&or het Arbeidscon
tract, doch dat is zeker wel verdachte democra
tie.
Zou het geld, voor de bijzondere scholen toe
gestaan, werkelijk de arme ouders ontlosten;
spr. betwijfelt het waar hij in de „Heraut" on
geveer las: Beste kleine luyden, bedenkt toch
eens hoe wij Gereformeerde predikanten lijden
onder onze veel te kleine tractementen.
Deb. noodigt den heer Staalman uit tot een
zeggen dat hg dacht; hg lag alleen maar achterover
droomerig te luisteren naar het akelig geluid van
de rijtuigraampjea. die in hun ljjsten rammelden.
Het eerste wat bjj hem opkwam was, wat Barbara
hem wel voor maal sou voorsetten, want, vreemd
genoeg, waa bj| heel niet hongerig en wist dat zijn
verhemelte naar 't meest uitgelezen kostje zou vragen.
De gedachte aan zjjn eten was onafscheidelijk ver
bonden met zgn eetkamer en toen, door een plotse
ling opflikkeren van zijn herinnering, stond het heele
geval met den Garudasteen weer voor zijn geest.
Hg beefde toen gij eraan dachtalles was zoo reëel,
zoo gruwelijk helder geweest.
Maar alle onplezierige indrukken weken al gauw
door de aangename gewaarwording van thans in
veiligheid te zijn.
Hij was in sijn eigen eetkamer voor 't laatst bjj
bewustzijn geweest en uu maakte het feit, dat hg
zijn oogen in een rijtuig opende, dat onze oude beer
spoedig tot kalmte kwam immers hij ging dikwijls
op deze wijze naar buis en dacht un, dat hij Bnel
door Holborn reed.
Nu hij klaar wakker geworden was, vond hij er
bepaald plezier in om iedere opeenvolgende gebeur
tenis uit het nachtmerrieachtig inoidentmet den ta
lisman na te gaan en te glimlaoben over parten,
die sijn geheugen hem gespeeld hadden.
„Ik zou wel eens willen weten, hoe ik er toe
kwam. zulke gloeianden nonsens ts droomsnzei
hg tegen zichzelf, want hg verbond zgn droomea,
altijd met de werkelijkheid, en 't duurde niet lang
of hij daoht dat 't wel sou komen van de nieren,
dis hij in de club voor koffiedrinken had gebruikt en
van ae oude sherry, die Robinson hem daarna op
't kantoor had aangeboden.
„Goede hemel, wat heeft me dat allea in de war
gebraoht, dacht hij. Ik kan nu nog nauwelijks het
gevoel van me afletten."
Gewoonlijk verdwijnen de gevolgen van een nacht
debat om deze zaken eens fond te beapreken;
daartoe is nu geen tjjd.
De heer Staalman moet bezwaar maken,
den debater op dit punt te laten voortgaan. Spr
is thans niet geprepareerd, doch wordt oandi-
daat in dit district en dan zal de heer Ooster
man gelegenheid te over hebben om hem op
de tand te voelen.
De heer Oosterman wil dan nu deze
vragen laten rosten, doch wil opmerken dat de
anti-revolutionnoiren in deze vergadering zwij
gen, maar wel nog kort vóór deze bijeenkomst
tegen spr. zeiden, dat „Staalman op de Deputaten-
vergadering ol zoo klein" was.
De a.r. Propaganda-club had moeten zorgen
voor een flink debater of zelf uit den hoek. moe
ten komendan had zij beter gedaan dan zulk
een vuil Btuk werk te leveren als zij deed met
een Sijbrandy te laten komen.
Deb. wil den heer Staalman drie vragen doen:
lo. Welke coalitie wenacht gij Want de
Chr. dem. zijn vooreerst nog niet aan 't roer
2o. Stipuleer nader uw antithese.
3o. De heer Staalman wordt hier candidaat,
doch komt natuurlijk niet eens in herstemming
maar als Dc Beaufort in herstemming komt met
den nu zittenden Volksvertegenwoordiger, dien
waarlijk niemand kent, doch die eerstgenoemden
in elk geval in conservatisme niet veel toe
geeft, wat zal de heer Staalman dan zgn par-
tijgenooten aanraden te doen
Om 10.58 kwam de heer Staalman tot
zgn repliek.
Allereerst pree3 hij den weiwillenden toon
waarin het debat werd gevoerd en noemde den
heer Van Altema een fatsoenlijker debater dan
menig a. r. voorman zich toonde.
Waar de heer Bonkamp beweerde, dat dr.
Kuyper het geld voor de pensioenen wil halen
uit de zakken der arbeiders, die er toch niets
van krijgen, moet spr. opmerken, dat Borgesius
precies het zelfde wilde.
Dat de Gereformeerde predikanten een deel
van het nu vrgkomende schoolgeld zullen krijgen,
gelgk de heer Boukamp beweerde, is óok een
onjniste voorstelling. Spr. behoort tot geen enkel
kerkgenootschap en zal dos die predikanten niet
in bescherming nemen, maar moet toch zeggen
dat het vrijkomende geld evengoed kan glijden
in de zakken van een theater-directeur als van
die predikanten, die trouwens heel best wat
beter bezoldiging kunnen gebruiken.
Zoowel de heer Boukamp als de heer Ooeter-
man heeft de onderwijs-novelle ter sprake ge
bracht. Spr is het niet eens met beide heeren.
Spr. wil uit bet „aanhoudende zorg" niet
concludeeren, dat het openbaar onderwijs zoo
zwak en ziekelijk is, dat men er aanhondend
op moet lettendoch die conclu9sie is toch ge
maakt. (Geroep: Dat is ereeDtje&laSgbrandy.)
Spr. is niet zoo erg bezorgd voor het openbaar
onderwijs en meent, dat de concurrentie in het
belang zal zijn van het volk. De openbare onder
wijzers zullen harder werken.
Spr. heeft nimmer getoond den openbaren
merrie spoedig genoeg na het wakker worden, maar
Paul werd, vreemd genoeg, hoe langer zoo minder
op zjjn gemak, naar mate zgn hoofd helderder
werd.
Misschien kwam 't wel, omdat bjj een flauw ver
moeden had, al achtte bg 't ook een dwaze inbeel
ding. dat bij een kleinere ruimte van 't rijtuig innam
dan lig gewoonlijk deed.
Om zichzelf zekerheid te geven, ging bij in zgn
gedachten de gebeurteniseen van den beelen dag
na, want als bij komen kon, tot bet oogenblik,
waarop hg de vigilante nam, dan kon hg daarmee,
de onmogelijkheid aantoonen van dingen die later
in sjjn eigen buis zouden plaats gegrepen hebben,
't Ging goed tot bet uur, waarop hij zjja kantoor
verlaten hadmaar danal sooht hg ook nóg zoo
kon bg ziob niet berinneren oen oab te hebben aan
geroepen.
Was het begoocheling of waarheid, dat hij heel
gehaast geweest was en den ondergrondschen spoor
weg genomen had tot I'raedslreet. Dat moest den
dag te voren geweest sijn, maar toen was het Zondag.
Zaterdag dan? Maar de herinneriug lag te vertoh
in 'i geheugen en bovendieu waa hij Zaterdag al om
twee uur' weggegaan en had Barbara meegenomen
om de voorstelling van Maekelyne en Cooke bij te
wonen.
Langzaam, verradeljjk, maar heel stellig kwam de
overtuiging bij hem op, dat hg al gegeten had en
goed ook.
„Maar als ik gegeten heb, zei bg tot zichzelf, kan
ik daarvoor ook niet naar huis gaaneu als ik niet
nasr huis ga, om te eten, wat, wat ter wereld doe
ik dan in ait rjjtuig?"
Het denkbeeld, dat er tooh iets niet met hem in
den haak was, deed hem verlangen een eind aan
dit allee te maken. Hg moest en zou die martelende
nachtmerrie verdrijven door een ernfctig beroep op
zijn herwus.
Het rgtuig was de verlichte winkels gepasseerd
en reed nu tusschen plantsoenen en particuliere
huizen door, zoodat de heer Bultitude moest wachten,
totdat de zwakke stralen an een straatlantaren de
vigilante voor een oogenblik verlichtten, en toen
dat gebeurde, zette hjj zgn voet op het L-aokje tegen
over zioh en bekeek zjj u schoenen en broek m adem-
looze spanning.
Het kou niet ontkend worden: het waren zjjn
gewone, eigen schoenen uiet eu ook droeg hjj nooit
zoo'n broek als bjj uu san bad. Juist omdat bjj
altijd zoo bijzonder in de puntjes was, een nette oude
heer, lette bjj meer dan iem&Dd op deu suit van
zjjn pantalon en 't maaksel van zijn schoenen.
Eu deze waren lomp, met vierkante teenen en
dikke zolen, en een was er self* gelapt op zjj. De
broek was swaar en van een grove soort, zooals wel
eens geadverteerd staan als „onverslijtbaar, goed
voor schoolgaande kinderen", onderaan gesleten en
vreeseljjk dun op de knieën.
In wanhoop belastte hjj zjjn lichaam. Het voelde
ongewoon magertjes en schraal aan. Eu de heer
Bultitude was nog wel een man, die men versachtend
iemand van „flink voorkomen" noemde, 't W«a
dan ook in doodsangst, dat hjj voor de eerste maal
in meer dan twintig jaren zjjn middel voelde.
Toen, als de laatste toevlucht, nam bjj zün hoed
af en tocht naar de breede zachte oppervlakte met
de dunne vlokjes baar, die hjj wist te moeten
vinden.
Maar ze was vlug verdwenen verborgen onder
een dikke massa krullen.
Wordt vervolgd.)