Donderdag 22
Juni 1905
No. 5668.
54e Jaargang.
MUZIRALK BLOEMLEZING.
Feuilleton.
DICK BULTITUDËT
u4iiloiu.J utiói
no noliiJac
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden
iranco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertóhtiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACBT 9
Telephoon 19.
Heden verzenden wij aan de daarop ge-
abonneerden aflev. 17 en 18 van den Derden
jaargang van onze premie »De Muzikale
R 1 o e m I e z i n g".
Deze afleveringen bevatten, behalve de ge
wone «Wenken van een ouden muziek
meester", kunstenaars-biographieën en berich
ten, benevens zeer lezenswaardige mede-
deelingeu op muzikaal gebied, de volgende
muziekstukken:
1. Centifoli van Herman Wenzel, voor
piano 1. Hoffnungs-strahlen van J. Lammer
voor piano3. Traumkinder van Schultze—
Biesantz voor zang.
1. Forrellentanz van Carl Ganschals voor
piano 2 Joyeuse Aubade van Louis Gregh
voor piano; 3 Menuet uit het Septuor van
Beethoven van Fritz Kirchner voor piano
4 Wiegenlied voor zang.
De «Muzikale Bloemlezing" kost voor de
abonné's op ons blad slechts CO cent per
kwartaal, voor welk luttel bedrag men in de
drie maanden 0 afleveringen met 30 A 35
muziekstukken ontvangt.
KENNISGEVINGEN.
JACHT.
De COMMISSARIS der KONINGIN in de Pro
vincie UTRECHT,
Gezien bet bealuit van Heeren Gedeputeerde Staten
dier provincie, dd. 15 Juni 1905, no. 55;
Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857 (Staats
blad no. 87;
Brengt bij deze ter kennis van belanghebbenden,
i'.at de openiug der jachtbedrijven, vermeld onder
litt. d, en h. van art. 15 der voormelde Wet (het
schieten van waterwild, het vangen van waterwild
met slagnetten en het vangen van eendvogels in een
eendenkooi of daarmede gelijkstaand toestel) voor
de provincie Utreoht is bepaald op Zaterdag 15 Juli
aanstaande, ter plaatse, bij art. 1 van het Reglement
op de uitoefening der jacht en visscherij en de
afpaling der eendenkooien in de provincie Utrecht
aangeduid.
En, ten einde niemand eenige onwetendheid
hiervan voorwende, zal deze worden afgekondigd en
aangeplakt, waar zulks te doen gebruikelijk is.
Utrecht, den 19 Juni 1905.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
SCHIMMELPENNINCK v. d. O.
v. NIJENBEEK.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT.
Gezien de missive van den heer Kolonel-Militie-
Commissaris in de provincie Utrecht dd '21 Juni
1905, no. 33, en art. 180 der Militiewet 1901
Doen te weten, dat de verlofgangers
ADRIANUS CORNELIS van BALKOM,
van het le Regiment veld-arlillerie, der lichting
1899 en
HENDRIK SPIJKERMAN,
van het 5e Regiment Infanterie, der lichting 1903,
op Vrijdag, den Zevenden Juli 1905, des voormiddags
ten tien uur, in het Militair Logement Lange Nieuw-
straat te Utrecht, gekleed in uniform on voorzien
van de kleeding- en uitrustingstukken, hen bij ver
trek met groot verlof medegegeven, van hunne
zakboekjes en verlofpassen, ter na-inspectie voor den
gemelden Militie-commissaris moeten verschijnen.
De aandacht van gemelde verlofgangers wordt
gevestigd op art. 131 der Miliewet 1901 hetwelk o.m.
bepaalt, dat de verlofganger, die niet overeenkomstig
art. 180 der gemelde wet voor den Militie-commissaris
verschijnt, in werkelijken dienst wordt geroepen en
daarin gedurende ten hoogste drie maandengehouden
Amersfoort, den 21 Juni 1905.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J, G. STENFERT KROESE.
18.)
Eindeljjk viel hij in slaap, en niet vóór het grauwe
morgenlicht door de luiken schemerde, werd de heer
Bultitude weer wakker.
De kamer was erg koud en hij bleef een poosje
in bed liggen huiveren en trachtte zich voor le be
reiden op de dingen die komen zouden.
Hij was de eenige, die wakker lag. Nu en dan
praatte een van de jongens in zyn slaap en lachte
misschien wel over de pantomime, die bij in den
koninklijken schouwburg .Droomland" zag, een
schouwburg, die voor alle joDgens openstaat.
Kiffin werd ook wakker, met een diepen zucht,
maar dadelijk daarna huilde hij zichzelf in slaap.
De heer Bultitude kon het niet verdragen, nog
langer zoo te blijven liggen. Hij dacht, dat, wan
neer hij opstond, zijn lot hem dragelijker en minder
hopeloos zou schijnendaarboven, was 't om ver
schillende redenen beter met zijn toilet klaar Jte zijn
vóór de audere joDgens met het hunne begonnen.
Heel stilletjes, vreezend iemand te storen en de
aandacht te trekken, brak b(j bet korstje ijs, dat zich
in de waskom gevormd bad en baadde zijn hauden
en gezicht in 't koude water.
Hjj ruaakte een scheiding in zijn baar, iets wat
bij door een natuurlijke oorzaak de laatste jaren
niet meer bad kunnen doen, en waarin bij nu nieuw
behageu scheptedaarna liep hij op zijn toenen de
donkere, krakende trap af, juist toen de knecht be
neden in de vestibule de groote bel begon te luiden,
die boven de slapende jongens moest wakker ma
ken.
In het schoollokaal had een geeuwende meid
juist de kachel aangelegd en dikke wolken rook
vulden de kamer; de ramen worden ervoor opou-
gezet on verlaagden daardoor de temperatuur, die
toch al verre van hoog was.
Paul stond bibberend bij den schoorsteenmantel
en was de eerste minuten in bijzonder slecht hu
meur. Als dr. Grimstone nu binnen gekomen was,
zou hjj misschien wel woorden gevonden hebben
Vrijhandel of Bescherming.
De aldus getitelde brochure van de baud
des heeren M. Talens Hzn. te Apeldoorn,
roert tal van punten aan, welke, dunkt ons,
ieder die de kwestie vrijhandel of bescherming
interesseert, belang moeten inboezemen.
De schrijver beweert, dat de Nederlandsche
fabrikanten zoo goed als machteloos staan
tegenover het uitsluitings-systeera der gros-
sisten. Hij wyst, tot versterking van zijn
bewering er op, dat de heer A. Jannink,
uit Enschedé, in zijne te Utrecht gehouden
verhandeling het volgende verklaarde
«Omdat ue winst, die op buitenlandscbe
goederen genomen kan worden, nu eenmaal
zooveel hooger is dan op gelijke artikelen
uit liet binnenland, geeft dit èn grossisten
èn winkeliers aanleiding om zoo lang moge
lijk de vervanging van het buitenlandsch
door het binnenlandsch fabrikaat tegen te
gaan."
De heer Jannink toonde aan, dat op ka
toenen goederen, uit het buitenland aange
voerd, door den tusschenhandel van 60 tot
100 pet. winst wordt gelegd, en op binnen
landsch fabrikaat slechts 20 pet.
Nu vraagt de heer Talens: «wanneer dit
reeds liet, geval is met producten, welker
waarde vrij gemakkelijk te beoordeelen is
en waardoor in ons land een krachtige in
dustrie bestaat, hoe moet het dan gesteld
zijn met andere artikelen?"
Hij deelt het volgende mede uit zijn er
varing
«Eén winkelier in de Kalverstraat ver
klaarde rnjj het volgend
«Elk Nederlandsch artikel is de ondergang
van den winkelier" en hij toonde mij een
Nederlandsch fabrikaat, waarvan hij de kwa
liteit zeer roemde, en dat thans in alle winkels
voor drie gulden wordt verkocht.
Vroeger had hij dit fabrikaat sleeds uit't
buitenland betrokken en hij maakte er toen
twaalf' gulden voor.
De kleine winkels hadden voor hem de
zaak bedorven en dat binnenlandsch goed
in den handel gebracht voor f3, en zoo
werd door die Nederlandsche fabrikanten,
naur zijne meening, de Nederlandsche «ma
gazijnhouder" te gronde gericht.
De heer Talens wijst op een artikel in
't «Handelsblad" van 5 Maart a.p., waarin
X een tusschenhandelaar, «van alle franje
ontdaan" betoogde, dat Nederland aan den
handel moest behooren en niet aan den
nijvere, en verder zei
«Iedere nijvere is de vijand van den groot
handel, want hij brengt voort en kan dus
goedkooper den kleinen windelier en consu
ment bedienen dan wij.
«Hetgeen wij, tusschenhandelaren, leggen
op den prijs, van hetgeen wij uit het buiten
land aanvoeren, is onze winst, en dit voor
deel vervalt, wanneer hier industrieën ont
staan, die ous niet noodig hebben, den ge
wonen winkelier of consument goedkooper
bedienen, of ook aan de winkeliers in de
provincie leveren."
Ronduit verklaarde hij, zegt de heer Talens
dat de handel daarom de ontwikkeling van
onze nijverheid moest tegengaan.
De heer Muysken, directeur der Kon. Fa
briek van Spoorwegmateriaal en Werktui-
om uitdrukking aan zijn gevoelens te geven. Zeker
had hij dan ziju vrijheid weergekregen, maar er ge
beurde niets van dat alles.
Wel ging de deur open, maar in plaats van Grim
stone, kwam een klein meisje binnen, een heel
klein meisje in een donker jurkje en met een schort
voor. Z- had diepgrjjze ougeu en glanzend haar, ilat
over haar rug en voorhoofd in dikke krullen neer
viel haar gezichtje was eerder ovaal dan rend <?n
keek ecu beetje ernstig, maar haar lach was vroolijk
en blij.
Ze vloog op den heer Bultitude af met een gilletje
van plezier, en stak haar beide armpjes uit.
„DickLieve Dickzei ze, ik ben zoo blij. Ik
dacht wel, dat je vroeg beneden zoudt Komen, net
als vroeger. Gisteravond was ik zoo graag opge
bleven, maar ma wou 't niet doen."
Andere oude heeren zouden 't misschien heerlijk
gevonden hebben, op deze wijze verwelkomd te
worden en hadden zeker niet nagelalen, haartelief-
koozen, maar de heer Bultitude hield niet van kin
deren.
„Zoo, zei bij uederbuigend, en ben jg dr. Griin-
stone'8 dochtertje? Hoe gaat het er mee, klein
tje
Dulcie zag hem aan met gefronste wenkbrauwen
en haar mondtje trilde.
„Waarom praat je zoo vreemd vroeg ze.
„Hoe moet ik dan praten ze Paul.
„Zoo praatte je vroeger nooit, zei Dulcie pruilend
Ik—ik dacht, dat je 't wel prettig zou vinden om me
weer te zien. Vroeger was je altijd blij. Eu en
toen je laatst wegging, vroeg je of, ot, ik je kus
sen wou. En toen heb ik 't gedaan ook en nou wou
ik maar, dat 't niet gebeurd was. En je gaf my een
stukje gember, met je naam erop in potlood en ik
gaf jou een boesttabletjo met den mijnen. En toen
zei )e dat ik van jou was en jij van my. Maar ik
denk, dat jij 't tabletje hebt opgegeten.
Dat is ontzettend! dacht de p. ?.i Bultitude.
Wat moet ik nou beginnen? Het kind houdt meal
zyn leven voor dieu schurk van een Dick.
Tuttut, zei hy hardop, zoo'n klein meisje als jg
is teel te jong voor zulke dwaasheden hoor,kind"
Je moest ;e met je poppen bezighouden en met hand
werkjes. Wel foei!"
„Dat zeg j* nou maarriep Dulcie verontwaardigd.
Je weet heel goed, dat ik geen klein meisje nxeor
ben en niet meer met poppon speel, tenminste bjjna
uiet. Ben je dan zoo veranderd?
gen te Amsterdam, nam dit artikel degelijk
onderhanden in een der bladen.
De heer Talens is van oordeel dut wij door
de suggestie van den tusschenhandel feitelijk
onze nationaliteit hebben verloren, en dui
zenden Nederlanden niets meer gevoelen
voor 't belang van eigen industrie, en velen
worden op het gezicht van een product van
nationalen arbeid zoo woedend als een
Spaansche stier op het gezicht van een ron
den lap.
«De eigenbaat van den tusschenhandel
heeft ons volksbestaan ondermijnd."
Van oen «legio feiten", 'hem bekend, geeft
hij o.a. de volgende voorbeelden
In Amsterdam wordt een artikel onderge
bracht, dat in alle landen om de inferieure
kwaliteit bekend is, en er alleen tegen zeer
lage prijzen gaat.
«Een onzer concurrenten in Amsterdam",
zegt de heer Talens, »maakt dit artikel beter
dan eenig buitenlandscbe fabrikaat, en wan
neer wij dit van onzen Nederl. concurrent
zeggen, kau men dit toch wel aannemen.
Een Nederl. hoogleeiaar die voor den heer
Talens nooit te spreken was, beveelt dit in
ferieure Duitsche goed ten sterkste aan, en
in een van de monopolie-winkels in Amster
dam ziet ge dit in groote hoeveelheden on
der de auspiciëu van dien hoogleeraar ver-
koopen.
Een directeur van een groote inrichting
van onderwijs, wien de heer Talens beleefd
verzocht, zijn fabrikaten te willen nemen,
verklaarde hem niets tegen de fabrikaten en
prijzen te hebben, maar hij zou ze nooit in
voeren, of eerst moest de aanbieder trachten
in het gevlei te komen met dien tusschen
handelaar van het echte type X. hiervoren
De schrijver deelt verder mede:
«De consumptie bij de Indische regeering
in buitenlandscbe bureau-artikelen moet
enorm zijn, volgens ambtenaren, die ons daar
omtrent hebben ingelicht.
«Wij hebben ons meermalen tot de Indi
sche regeering gewend, doch nooit antwoord
ontvangen."
En even later lezen wij
«Wij verkoopen naar Amerika en Engel-
„Ik ben van lichaam veranderd, maar och, da_
kau je toch niet begrijpen. Ga nou ergens zoet spe"
len, als een braaf meisje I"
„Ik weet al wat het iszei Dulcie Je bent op
partijtjes geweest en daar heb je een ander meisje
gezien, van wie je.... meer houdt dan van mij
„Dat is gekheid, zei de heer Bultitude. Je weet
zelt heel goed, dat dat al te dwaas is! Hé. wat
ben je kinderachtig om te huilenHeusch je ver
gist je. Ik ben Dick niet van vroeger I"
„Dat weet ik wel, snikte Dulcie, maar och, Dick,
och, wordt dan toch weer de oude. Beloof 't me
tooh!" Eu tot Paul's grooteu schrik sloeg ze haar
annen om zyn hals.
„Geuadige hemel! riep bij, laat me los. Doe dat
□ie!, in 'shemels naam. Er komt iemand aan. Als
't je vader is, ben ik ongelukkig
Maar 't was al te laat. Over haar hoofdje heen
zag hy Tipping binnenkomen, die dreigend naar
hem keek.
Dulcie zag hem ook, vloog naar het raam waar
ze ongemerkt haar tranen probeerde te drogen en
toen liep ze weg met een haasiig goeitn morgen.
Paul bleef alleen met Tipping.
Er was een vreeselyke suite, die Tipping ,'erbrak
door te zeggen
Wat deed je, waardoor ze aan 'l huilen ging?"
„Wat raak dat jou vroeg Paul.
„Wel het gaat me iu zooverre aan, dat ik zelf
verliefd op Dulcie ben geweest van 't oogenblik, dat
ik hier kwam en zei wou van mij nooit wat weteu I
Ik weet nooit waarom en nu merkt ik opeens, dat
het jou s-.huld isIdee durf je me ïu 't vaarwater
zitten? Ik hoorde haar „lievi Dick" tegen je zeg
gen!
„Wees nou niet zoo flauw! zei Paul uijdig.
„Wees niet brutaal! bulderde '"ippiug. Ik ben uiet
van plan, Dulcie over te laten aan zoo'n aap uit de
tweede klas; ze verdient wat beters, hoor je; en ik
zeg je, dat ik je nog een» met haar snap, of ik zie
dat ze jou meer dan de audereu aanhaalt, dan zal
je een pak ransel van me hebben, dat je beugen zal
Dus pas op!"
Op dat oogenblik kwamen de andora jongensnaar
beneden en schaarden zich om de kachel. Paul liet
den vertoornden Tipping alleen en keek treurig uit
net raam naar don hard bevroren weg en naakte
zwarte bonmeD.
„Ik moet don directeur vertellen, hoe ik eraan toe
bon, ducht hij, maar zoodra ik mjju mond maar open
doe, dreigt by, me af te ranselen, als ik hier blijf,
zal dat kleine uvsisje altijd weer trachten met me
te praten en di6 rooie jongen zal me half dood slaan
Kou ik 't maar zóu aanleggen, dat ik na het ontbijt
tekst en uitleg kon geven!"
Niet zonder voldoening bedacht hy opeenB dat hij
op school extra vlecsch aan 't ontbijt voor zyn too i-
tje betaalde, want ziju jong en gezond gestel begon
naar een flink maal te verlaugen.
Om acht uur kwam de direuteur binnen en kon
digde 'l ontbyt aan. Hy zelf ging voorop naar 't ver
trek, dat op school als de „eetzaal" bekend stond. Het
verdiende zoo'n inooien naam niet; 't was een lage,
smalle ruimte met een groote haard. Waarschijnlijk
was 't vroeger een keuken geweest.
De directeur nam zijn plaats in aan het hoofd der
beide rijen tafels die beladeu waren met nette kopjes
en schoteltjes en borden vol boterhammen. Mevrouw
Grimstoue met Dulcie en Tom caten beneden, achter
twee leelyke tiunen kannuu.
Maar toen de heer Bultitude, hongeriger dan by
sedert jaren geweest was zyo plaats vond aan een
der beide ryen, was bij zeer outsteind op zijn bord
niet te vinden wat hij verwacht hadeen paar lek
kere gebakken eieren, een smakelijk ommeletje of
een hard geroosterd broodje met een pikante saus,
maar slechts een paar sardientjes zwemmend in
groene olie.
Dat was nou juist het vischje, dat hy niet luchten
kon. Toch gaf hij zich moeite, ze naar binnen te
werken met eeo paar kopjes slappe naar tin sma
kende koflie. Maar de maaltijd was tóo verschil-
leud van het overvloedige, smakelijk toebereide on-
bijt, waaraan hy jaren en jaren gewend was geweest,
dat hij er bijna onpasselijk van werd.
Onder het eten mocht oiet gesproken worden.
Do directeur keek nu en dau op van zijn nieren
met geroosterd brood (waarop herhaaldelyk afgun
stige blikken werden geworpen) om een gemeen
plaats tegen zyn vrouw aau 't andere eind der tafel
te zeggoD. msar overigens was het gestadig gekauw
der jongens |l eeuige geluid, dat do stilte stoorde.
Tegen 't eiud van 'i ontbyt, toen de scholels
grootendeels leeg waren en de jongens verzadigd
elkander aan zalen te kijken, kwam de jongste on
derwijzer, de heer Tinkler binnen. Hij had odlangs
een kleine en weiuig bekende school te Cambridge
verlaten. Het was een onbeduidend mannetje die
't klaarblijkelijk onaangenaam vond, dat zttn late
komst zoo de aandacht trok. (Wordt vervolgd.)