Donderdag 5
October
1905.
No. 7103.
55e Jaargang
Feuilleton.
DICK BULTITUDE.
UITGAVE
FIRMA A- H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden /l.
iranco per post f 1.15. Advertentiën 16 rebels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent.Reclatr.es 15 regels f 1.25; eikeregel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar builen worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke, nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9.
Telephoon 19.
Een Schutterij-quaestie.
Wanneer de openbare macht uw huis of
uw grond in beslag neernt, betaalt zij de
waarde daarvanniet minder, soms echter
wel eens meer.
Dat is een der Staatsplichten, door de
Grondwet gesanctioneerd en de Onteigenings
wet geeft een heel stel regels, welke in acht
moeten worden genomen bij een dergelijke
beslaglegging op iemands bezittingen, waaraan
hij zijn inkomsten, geheel of gedeeltelijk,
ontleent.
Maar niet enkel uit onroerende goederen
trekt men zijn geld. Ook bedrijf, beroep
ot ambt leveren inkomsten op en de over-
groote massa van het menschdom in een
beschaafden Staat moet zelfs daarvan leven.
Ontneemt men iemand nu de gelegenheid
om dat bedrijf, beroep of ambt uit te oefenen,
dan snijdt men hem zijn levensonderhoud
af en als het openbaar gezag zulks doet, zoo
is het o.i. daarvoor evengoed vergoeding
schuldig als voor de onteigening van een
huis of een stuk grond.
Dit is geen nieuwe theorie; bet stelsel
wordt reeds lang gehuldigd door de toe
kenning van wachtgelden. Wanneer het
Rijk, de Provincie of de Gemeente een of
andeie instelling of inrichting opheft, dan
wordt aan het daarain verbonden personeel
een wachtgeld toegekend, hetzij voor bepaalden
tijd, hetzij totdat de betrokkene een andere
betrekking krijgt of wel hem deze aange
boden wordt. Zoo is het bijv. geschied met
rechterlijke ambtenaren, verbonden aan
Rechtbanken of Gerechthoven, die zijn afge
schaft, met leeraren aan Burgerscholen, met
onderwijzers aan Lagere scholen, die zijn
opgeheven, enz.
Nu zijn, gelijk men weet, de Schutterijen
ten doode gedoemd. Nog een paar jaar en
de Nederlandsche schutterij hoort tot de
historie, en is zij verdrongen door de Land
weer.
Hoe dat verdringen geleidelijk in zijn werk
moet gaan, heelt de Landweerwet geregeld
zij heelt echter éen enkel punt vergeten
wat te doen met het personeel, waarvoorde
schutterij een baantje (zij het ook een bij-
baatje) oplevert, hetwelk gesalarieerd wordt.
Te Amsterdam heeft men bijv. een Bureau
der Schutterij, waaraan gesalarieerd perso
neel is verbonden; er zijn officieren der
Schutterij, voor wie hun taak niet uitsluitend
een eerebaantje is, doch een werkkring, die,
zij 't ook niet bijster hoog, beloond wordt.
Zij allen zouden er niets op tegen hebben,
bij leven en welzijn, nog jarenlang hun taak
bij de Schutterij te vervullen, doch de wet
gevende macht besliste anders en zij worden
over korten tyd van hun scbutterlijke in
komsten beroofd.
De vraag, of zij daardoor op straat staan,
blijft hier natuurlijk buiten overweging; de
hoofdzaak is, dat hun baantje onteigend
wordt en hun daarvoor geen schadevergoe
ding wordt toegekend.
'tls begrijpelijk, dat daarin niet berust
wordt. De geëmployeerden, die zich het
zwaarst bedreigd zagen, kwamen het eerst
daartegen op. Feitelijk waren zij te laatzij
hadden moeten protesteeren toen de Land
weerwet in wording was, doch dit verzuim
heeft hun goed recht natuurlijk niet verloren
doen gaan.
Hun protest brachten zij, te Amsterdam
en elders, in bij den Gemeenteraadzonder
groot succes evenwel. Alleen te 's-Gravenhage
erbarmde men zich over hen en nam hen
op in de pensioenregeling voor Gemeente
ambtenaren. Dat was een felicitatie waard,
doch we gelooven, dat de Haagsche Raad
zich daarmede vergistede Gemeentekas
werd aansprakelijk gesteld voor een nalatig
heid der Rijks-Regeering.
Zoo dacht men ook te Amsterdamerover
en de Gemeenteraad wees, op advies ook van
het Dagelijksch Bestuur, het verzoek van de
gesalarieerde schutterij-beambten van de hand
onder verklaring, dat zij aan een verkeerde
deur hadden gekloptaan de Regeeringsdeur
hadden zij moeten wezen.
Dit hebben zij zich voor gezegd gehouden;
een adres van beambten is nu gericht tot
den Minister Van Binnenlandsciie Zaken, onder
wien de Schutterij ressorteert en tegelijker
tijd hebben ook de gesalarieerde officieren
zich met een request tot den Minister gewend.
Dit voorbeeld zal gevolgd worden bij andere
schutterijen en het is te verwachten, dut de
Minister een principieele beslissing zal nemen
in deze quaestie.
Hoe ilie zal luiden
We zouden haast willen voorspellenten
voordeele van de adressanten. Immers, wat
2ij vragen is zóo natuurlijk, zóo billijk, dat
we ons geen argumenten kunnen denken,
die tegen de inwilliging zouden pleiten. Er
heeft hier werkelijk niets anders dan
een verzuim plaats gehad, een gevolg van
de misschien wat oppervlakkige behandeling
der Landweerwet, die, na de afdoening der
Militiewet, ietwat in de verdrukking was
59.
„Nee, zo» Dick vastberaden, dat wil ik niet. In ieder
geval ia bij mijn ouwebeer."
„Doe dan maar met hem wat je wilthij kan ons
niet veel kwaad doen. Ik zeg je, dat ik dit allemaal
zal doen op éen oonditie een heel eenvoudige
conditie
„En die ia
„Deze. Jjj hebt ergena den Bleen, die dit alles voor
je gedaan heeft. Misschien draag je hem wei bij je:
juist (toen Dick een plotselinge beweging maakte uaar
zijn wit vest) dat dacht ik al. Nou, dien steen moet
ik hebben. Zoo net was je nog bang om hem even
in mijn handon te geven. Nu moet je hein mij voor
goed afstaan."
Paul haalde ruimer adem; natuurlyk was dit slechts
een list om den garuda-steen terug te krygen en
Marmaduke bedroog hein dus ten slotte toch weer
niet. Hy wachtte met kloppend hart op Dick's aut-
„Nee, zei Dick, dat kan ik niet doeD. Iic heb hem
•hok nooilig."
„Maar mijn lieve hemel, wat ter wereld doe je er
mee? Hij vervult toch immers slechts éen wensch;
je kunt hem niet meer gebruiken."
Dick mompelde iets over ziek voelen en dat Bar
bara hem weer gezond moest wenschen.
„Ik veronderstel, dat ik dat even goed kan doen
als Barbara, zei zyn oom, Kom wees niet stijfhoofdig
gee f mjj den steen. Het is van belang, dat hy in
geraakt. Eu dit verzuim moet thans goed
gemaakt worden de opheffing der betrek
kingen moet betaald wordenhet gesalari
eerde personeel, waarvoor die atdanking een
klontje, groot of klein, uit de pap betoekent,
moet schadeloos worden gesteld.
Gelukkig zijn er geen millioenen mede
gemoeidmet eenige duizenden komt men
reeds een flink eind. Maar ook, al was het
geëischte offer wel wat belangrijker, dan
zou daar toch uiet voor teruggedeinsd mogen
worden. Zoo goed als onteigening van een
huis wordt betaald, dient de onteigening van
een betrekking te worden vergoed.
N. N.
'n Grappige belasting.
Het plan tot het beffen van opcenten op
Vermogens- en Bedrijfsbelasting, zelfs al
ware die heffing werkelijk slechts tijdelijk,
heeft wel niemands sympathie, bok hierdoor
omdat geen belasting ontkomt aan het be
zwaar, dat zij in haar toepassing lijdt aan
onbillijkheden en onevenredigen druk, welk
bezwaar in beteekenis toeneemt naarmate de
aanslagen door het beffen van opcenten worden
verhoogd. Tien percent van den aanslag, zoo
als Mininster De Meester voorstelt als »tijde-
lijken maatregel" te heffen, drukt oneindig
zwaarder op den huisvader met een belast
baar bedrijtsinkomen van f1000, dan op den
burger wiens inkomen het tien- of twintig
voudige bedraagt.
In de Bedrijfsbelasting is er echter éen
onbillijkheid, welke, werd er tot het heffen
van opcenten overgegaan, bovenal tot gerechte
ergernis aanleiding zou geven. Wij bedoelen,
dat de inkomsten uit land-, tuiu- en bosch-
bouw, boom- en bloembolienkweekerij, vee
houderij en veenderij, alsook de winsten uit
steengroeven en mijnen, van de Bedrijfs
belasting zijn vrijgesteld, of liever ver
moedelijk omdat zulk een vrijstelling in
ronde woorden wel wat al te kras zou klin
ken, de fictie, dat in die bedrijven geen
hooger winst gemaakt wordt dan 4 pCt. vau
het daarin gestoken kapitaal, terwijl de rente
van het bedrijfskapitaal, volgens art. 3 2a,
van de winst wordt afgetrokken bij de bere
kening der belastbare bedrijfsinkorasten.
Zoodat er ingevolge die fraaie fictie in de
genoemde bedrijven, na aftrek der kapitaals-
rente, geen cent winst overblijft
Tot welke onbillijkheden deze vrijstelling
van den landbouw enz. aanleiding geeft, moet
bij eenig nadenken ecu i .der in't oog sprin
gen. Toch mogen een paar voorbeelden ze in
vertrouwde handen is."
„Nee, zei Dick obstinaat, terwijl hij in zijn zakken
voelde, ik wil hein zelf houden."
„Heel goed, dan heb ik met je afgerekend. Mor
gen ga ik naar Mincing Line en daarop uaar oen
advocaat van je vader. Daarna, mijn jonge vriend,
is het met je hooge sprongen gedaan."
„Nee. loop nou ntet weg, klaagde Dick, waciit een
oogenblibje."
Én nog steeds zocht hij in zijn zakken.
Op dit oogenblik kwam er iu Paul de gedachte
op, dat zyn zwager den steen voor eigen doeleinden
wilde aanwenden. Als die vent zoo listig wasinzijn
onderhandelen met Dick waarom zou bij Paul dan
niet bedriegen? Hij kon niet langer wachten, sprong
achter het kamerschut te voorschijn en stelde zich
tussc'oen het tweetal.
„Terug I schreeuwde Paradine, ouwe stommoling,
je hebt alles bedorvou!"
„Ik wil niet terug, zei Paul; ik geloof je niet, ik
wil me niet langer verborgen houden. Dick, ik
verbied je. dien man te vertrouwen."
Dick was iD ontzetting bij deze plotselinge ver
schijning opgestaan en leunde tegeu den muur en
staarde zyn ongelukkigen vader onoozel aan.
„Hoe slecht je me ook behandeld hebt, ik vertrouw
jou meer dan dien vent daar met zijn gladde tong.
Kijk me eeDS goed aan, Dick, en zog dan nog eens,
dat deze wreedheid door moet gaan.
Als je alles wist, wat ik geleden heb te midden van
die duivels vau jongens, dan zou je medelijden met
me hebben. Als je me terugstuurt dan maak je me
dood ook. Je weet zoo goed als ik, dat het voor
mij erger is dan het ooit voor jou kon zyn. Je kunt
werkelijk je zelf niet rechtvaardigen door dien ge-
dachteloozen wensch van me, dien ik heb uitgesproken
zonder in 't minst te vermoeden, dat ik aan mijn
woord zou worden gehouden. Dick, ik heb je niet
zoo behandeld als het wel moest, maar ik geloof
n je veidieud heb. Als je
i handelt, zal dat je Dooit
niet, dat ik dit alles
nu edelmoedig met
berouwen."
Dick's lippen bewogen zichop zijn gelaat was
werkelijk iets van medelijden en beronw te lezen,
maar hij zei niets.
„Wel zeker, geef papa den steen maar, zei Para
dine, gemeen laoheud, dan zal ie wel iemand vinden,
die jullie allebei iu de ouden toestand terug wenscht,
en aan wordt je weer naar school gestuurd tot spot
van iedereen."
„Luister niet naar hem, Dick, zei zynvader; geef
mij den steen, oin Godswil. Als je hem aan hem
geeft, dan zal bij ous allemaal ruïneeren."
Maar Dick wendde zyn bleek gezicht van den een
naar den ander en bracht met moeite uit:
„Papa, het spijt meals ik den steen had, zou ik
'm u heusch gevenop m'n woord van eer. Ik ben
'm kwijt."
„Kwijt? gilde Marmaduke, wanneer waar- waar
beb je 'ui het laatst gezien Dat mot je weteD."
„Vanmorgen", zei Dick, diemetz'n horlogeketting
speelde. Neen, vanmiddag.... ik weet het ook niet,"
voegde hij er aan toe mot een bulpelooze zucht.
Paul zonk in een atoel neer ook met een zucht,
alsof z'n hart brak. Nog een oogenblik geleden was
hij zyn doel zóo uabyhy had zyn oudeD invloed
Over Diuk herwonnen en was er in geslaagd, hem
te roeren, en nu was alles tevergeefsch.
De kinderen hadden nu waarschijnlijk het souper
op en van boven kwamen de tonen van de „Sir
Roge de Coverley' met de onvermoeide herhaling,
die boven het gelach en rumoer uitklonken.
Maar de dingen waren nog niet op hun ergst,
zelfs op dat oogenblik, want er klonk een luid
gebel.
„De bel", riep Paul, die uit zyn overpeinzingen
werd opgeschrikt, en hij vloog naar het raam van
waar men in de portiek kon zien. Misschien was
't licht stellen nu die ons toevallig zijn aan
de hand gedaan door het Hoofd eenerschool
ten plaitelande, die verzekei't voor de waar
heid der uit zijn naaste omgeving medege
deelde feiten in te staan.
«Mijn buurman schrijft hy o. a.
huurder van 40 H.A. besten grond, wordt in
de Gemeentebelasting aangeslagen voor een
geschat inkomen van f2600; mijn bruto-
jaarwedde is 11000 plus vrije woning, te
zamen f1200. Ik betaal Bedrijfsbelasting,
mijn buurman niet
»Een ander, eerst bouwknecht voor zijn
baas, had een week loon en eenige emolu
menten. Na den dood van zijn baas huurt de
bouwknecht de boerderij, leeft er behoorlijk
van met zijn gezinhij heeft 't nu financieel
veel beter en... hetaalt geen cent Bedrijfsbe
lasting, terwijl hij als bouwknecht wel betalen
moest.
«Sterker nog. Mijn onderwijzer met f750
salaris betaalt Bedrijfsbelasting twee boeren,
die inde Vermogensbelasting zijn aangeslagen,
bebben niets bij te dragen in die voor bet
bedrijf. Een ambtenaar, onvermogend en met
een klein salaris, moet betalen en vermogende
lieden zijn vrijeen ambtenaar, wiens trac-
tement bekend is, betaalt tot den laatsten
cent; een vermogend landbouwer, wiens in
komen moeilijk is te schatteD, is vrij t"
't Ligt voor de hand, dat soortgelijke on
billijk i.eden bij honderdtallen in het geheele
land verzameld zouden kunnen worden. Even
zeer is 't voor ieder duidelijk, dat, zal door
het heffen van opcenten op de Bedrijfsbe
lasting tijdelijk tegemoet gekomen moet
worden aan de behoeften der schatkist, dus
de landbouwer, enz. daartoe niets zal bijdragen
tenzij hij in de Vermogensbelasting is aan
geslagen. Naar schatting van Minister Do
Meester zou de opbrengst der 10 opcenten
op Vermogens- en Bedrijfsbelastingen voor
het dienstjaar 19U6 ruim een millioen be
dragen. Maar zou 't niet billijker zijn, dat
dit millioen gevonden werd door de opheffing
der inderdaad onverdedigbare bevoorrechting
van den landbouw? Ongeveer op gelyk bedrag
is ten vorige jaren door Minister Harte in
de Eerste Kamer de opbrengst geschat, indieu
ook het inkomen uit de bedrijven van land
bouw, enz. in de Bedrijfsbelasiing zou worden
aangeslagen. Er valt hierbij vooral ook uog
op het feit te letten, dat de vrijstelling heet
te zijn verleend vooral ook ten bate van den
kleinen boer, hetzij pachter of grondeigenaar;
maar bereikte echter diens winst niet het
cijfer van het belastbaar inkomen, dan zou
ook hij toch immers evenzeer vrij zijn als
ieder ander. Niet aan dezen komt dan ook
het alleen maar de meid, om een van de kinderen
te halen. Maar ofschoon hij het ergste vreesde, kon
bij niet rusten vóór bij zekerheid had.
Dit was een ondoordacht ding om te doen, want
toen hij het gordijn wegtrok, zag hij een grooteu man
in een dikke jas staan en, wat erger was, de man
zag en herkende hem!
Met ontzetting zag de heer Bultitude de kleine
grijze oogen van den directeur op zich gericht en
hy begreep, dat hy ten laatste was gesnapt. Hij
wendde zich tot de beide anderen met een soort
spookachtige bevestiging en zei
„Nu is alles gedaau. Daar Btaat dr. Grimstone op
de sloep. Hy is me achterna gereisd."
Oom Marmaduke lachte gemeen en antwoordde
„Het spijt me voor je, mijn vriend, maar er ia
niets aan te doen."
„Jawel, zei Paul, je kunt hem vertellen wat je
weet. Je kunt me redden."
„Dat geeft mij niets. Ik geef de voorkeur aan
uitgeven boven af aren, zooal» altijd. Ik moet op
mijn eigen belingeu letten, mijn waarde Paul."
„Dick, zei de arme heer Bultitude woedend over
zooveel zelfzucht, je zei zoonet, datje spijt badk
Zal je hem de waarheid vertelleD
Maar Dick was ta zenuwachtig en builde bijna
„Ik ik durf niet. Ik kan niet zoonaar de jongens
terruggaan. Ik wil me ergens verstoppen."
En zeker was hij niet in eon toestand om een
boozen schoolmeester ergens van te overtuigen,
behalve dan dat hij in een conditie was die uiet te
pas kwam voor een hoofd vaD een geziu.
Alles was gedaau. Paul zag dat maar al te wel
in; hy vloog als bezeten uit de biljartkamer en
kwam op den weg Boaier tegen, die den bezoeker
ging binnenlaten.
(Wordt vervolgd.)