Donderdag 11
Januari
1906.
No. 7144.
55e Jaarganq
Wantrouwen.
Feuilleton.
„MESELLE".
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
iranco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-,
oflicieële- en onteigeningsadvcrfcentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels/" 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
Telephoon 19.
Bij de buitenlanders staan wij, Nederlan
ders, bokend als een in zichzelf gekeerd volk.
Dat ook deze qualificatii al even onjuist is
als het zeer vele, dat vreemdelingen zoo over
volksaard als landsgebruiken zoo af en toe
gelieven ten beste te geven, moge blijken
uit het volgende staatje.
De »Vryzinnig-Democraat" heeft eens na
gegaan wat er in de laatste vijf jaar in de
Tweede Kamer is afgepraat en komt tot het
verkwikkelijke lijstje van het aantal rnet
welsprekendheid gevulde bladzijden der
^Handelingen"
1901
1902
1903
1904
1905
Begr. Ned. Indië
143
173
174
224
190
Suriname en Curnfao
11
8
12
9
23
Staat8begrooting.
Algem. Beschouwingen
met Hoofdstuk I en II
132
100
138
158
168
Hfdst. III Buitenl. Zaken
19
29
31
22
33
IV Justitie
51
67
62
40
67
V Binnenl Zaken
88
111
137
79
120
VI Marine
87
1
50
41
51
VII Financiën
19
23
31
27
26
VIII Oorlog
81
97
68
64
95
49
IX Waterstaat.
66
66
61
130
X Landbouw enz.
afd. Landbouw
12
6
11
8
23
Handel
9
8
10
16
14
Arbeid.
15
26
22
8
20
XI Koloniën
2
1
3
4
0
Middelen
3
0
0
0
18
983
716
810
825
890
In vijf jaar tyds 4229 bladzijden (zegge
ruim vier duizend).
En geen kleine paginaatjes óok.
De mensch heeft heel wat moeite met
het beoordeeien van zichzelven. Volkomen
zelfkennis blijft een ideaal. Wie is instaat,
geheel naar waarheid te noemen de drijf-
veeren, beweegredenen, beginselen uit welke
voortkomeu zijn woorden en handelingen
precies en nauwkeurig te onderscheiden zijn
gedachten, gezindheden, hartstochten juist
te kennen zijn zwakke zijden zoowel als zijn
gaven en krachten
Van zelfbedrog weten we allen te gewagen.
Wij openbare deugden, wier bezit we zelfs
niet vermoedden, en zwakheden treden aan
het licht, welke we meenden, dat de onze
niet waren.
Hoeveel moeilijker is het dan, anderen te
beoordeeien.
Wij hooren hun woorden, aanschouwen
hun daden, maar kunnen niet doordringen
tot hun gedachten en stemmingen, niet lezen
hun hart. Het zieleleven van hoogst
enkelen kennen we slechts bij benadering.
Wij moeten leven door vertrouwen. Zonder
dit is geen samenwerking, geen verkeer met
monschen mogelijk. Wij vertrouwen op de
kunde van onzen geneesheer, op de eerlijk
heid van onzen notaris, op de kennis van
den onderwijzer wien we onze kinderen ter
opleiding overgeven, op de deugdelijkheid
der artikelen van onzen winkelier.
Op vertrouwen zijn gegrond de overeen
komsten met ver van ons wonende volkeren
vertrouwen doet den eenen koopman wissel
brieven trekken op den anderenhet leger
gaat ten strijde in vertrouwen op zijn aan
voerders elke verbintenis wortelt in ver
trouwen, dat men in elkaar stelt. Al ons
werken, streven, worstelen, al onze toewijding
vinden hun grond in het geloof, in de inner
lijke zekerheid, dat dit vruchten moet af
werpen.
Ons leven hangt saam met onbepaald ver
trouwen in onszelven, in onze talenton, onze
zedelijke kracht, onze geestdrift, ons weer
standsvermogen, onreu levenslust, totdat
o droeve ervaring ons zelivertrouwen
wordt geschokt om óf plaats te maken voor
wanhoop en vertwijfeling, 6f om na pijnlijken
strijd te worden hersteld, zoodat het geloof
in eigen kracht is herwonnen.
Evenzoo beginnen wij met onvoorwaardelijk
vertrouwen testellen in onze medemonschen.
We zijn openhartig en vertellen alles aan
allen en hebben nog geen geheimen en
vragen niet of dit blind vertrouwen gerecht
vaardigd iswe hebben het, en daarmee uit.
Doch zoo blijft het niet.
Wij gingen anderen wantrouwenvoor
een deel omdat eigen gebreken deze ook in
hen doen onderstellen, gedachtig aan het
»zooals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten",
voor een ander deel op grond van treurige
ondervindingen, die we opdeden.
Onder de weemoedige waarheden toch van
het leven is uok deze, dat onze medemenschen
het ons onmogelijk maken zóo over hen te
oordeelen, zóo jegens hen gezind te zijn, dus
ook zóo, over hen te spreken en jegens hen
te handelen, als wijzelven wenschen. Ons
vertrouwen is aan het wankelen gebracht
harde ondervinding, gevaarlijk ookvooi ons
zelven, want nu zijn we maar al ta zeer ge
neigd om in dezulken, die de oorzaak waren
van ons geschonden geloof, niets goeds meer
te willen zien, achter alles wat van dien
kant komt oen »maar" te plaatsen, ja om
nog verder te gaan en ook hun ons ver
trouwen te ontzeggen, die daartoe geen aan
leiding gaven. Zóo maken wij anderen slecht
en vergiftigen wij ons eigen leven, want
zonder vriendschap, zonder liefde wordt ons
bestaan ondraaglijk. Door dit wantrouwen
wordt het huwelijk verwoest, de vrede ver
stoord, elke band verbroken, alle veerkracht
verlamd, «le maatschappij ondermijnd.
O, als wij in dat wantrouwen jegens schier
alieu deelen, vragen wij ons dan af: schonken
wij ons vertrouwen ook te lichtvaardig
bleven we niet te uitsluitend staan bij bittere
ervaringen, zoovele goede intusscnen verge
tend, en is het niet onze plicht wederom
ons onder de menscben te begeven, zoekend
naar nieuwe gronden voor'ons geloof in velen?
Vertrouwen toch heft op en prikkelt om
zelf te worden waarvoor men anderen houdt.
Bovendien laat ons blijven vertrouwen in
des menschen zedelijke kern, in het mensche-
lijke in ieder schepsel, dat nooit geheel wordt
uitgedoofd.
Deernis bovenal met hen, die onverdiend
gewantrouwd wordenHun pad gaat niet
over rozen. Onschuldig verdacht worden, is
pijnlijk. De sterkste geesten lijden er onder.
Men loopt gevaar te worden waarvoor men
wordt gehouden, 't Is voldoende, iemand
eenige malen te zeggen, dat hij ongeschikt
tot iets is om hem het ook te maken. Laat
de mensch dikwerf vernemen, dat bij slechts
een stuk bewerktuigde stof is, vlee6ch en
been en bloed enz enuwen, niets meer, en hij
verliest èn den eerbied voor zijn zedelijke
verplichtingen èn hot geloof in zedelijke
kracht. Zeg hem, dat hij niets kan, dat hij
is «onbekwaam tot eenig goed", dat hij on
machtig is zich op te richten en een nieuw
leven aan te vangen en, tien tegen éen, hij
zal dit in hem gesteld wantrouwen niet
beschamen, want ge hebt zijn veerkracht
vernietigd. Doch omgekeerdtoon, dat ge
veel van hem verwacht, dat ge u verzekerd
houdt van zijn kunnen, zoo hij ernstig wil,
dat ge vertrouwt op zijn volharden, dat ge
gelooft, dat hy zien veranderen zal en, tien
tegen éen, hij zal niet te schande maken
dit uw beroep op zijn beter-ik. Hij zou zich
schamen aan uw verwachtingen niet te be
antwoorden.
Er is geen zekerder raiddel om iemand
zedelijk te dooden dan hem zonder grond
uw vertrouwen to ontzeggen. Toon - zoo
lang ge kunt te gelooven in anderer eer
lijkheid en oprechtheid, in de zuiverheid van
hun streven en bedoelen, in de reine gezind
heid van hun hart.
Wie onverdiend altoos wordt nagegaan,
wie den indruk krijgt van overal door spion
nen te zijn omringd, wien uiet een zekere
mate van vrijheid, van onbelemmerd hande
len en zich bewegen wordt toegestaan, voelt
zich beleedigd, vernederd en wordt ten laatste
6.)
Het heldere voorjaarslicht, dat haar gelaat be
scheen, verried aau Evelyn, die haar gespannen
gadesloeg, diepe Ui non om mond en oogen, die het
medelijden van het jonge meisje opwektenr.y wist
zelve niet waarom. Het waren eerder do sombere
sporeu van lijden dan van den tijd, en in Evelyu s
ver van volmaakte, zelfzuchtige natuur was 6eu vere
delde trek: medegevoel voor anderen.
„Neen, ik geef om soboonheid noch om vreugde
ging mademoiselle voort. „Rust eu vrede. Dat is
mün hemel."
„Rust en vrede 1" herhaalde Evelyn luchthartig,
ofschoon strijdend tegen een sterkeu aandrang tot
schreien. „Als dat de hemel is, dan zou ik om don
Eemel niet veel geven".
„Waarschijnlijk niet", zei mademoiselle bedaard,
wij waardeeron, geloof ik, den hemel nooit, voordat
wij allerminst een blik in de hel hebben geslagen".
De eerste bol voor de lunch begon te luiden en
aü keerden onverwijld huiswaarts. Evelyn was laat
dien middag, want in haar kamer gekomen, stond
«ij langen tijd onbeweeglijk Btrak voor zich uit te
Blaren in diep gepeins, waaruit do tweede bel haar
eerst wekte.
„Wie of wat mademoiselle lie moge zijn was
haar conoluBie, „saai is zij zeker niet,"
juist daardoor slecht.
Begin met onbepaald vertrouwen te
stellen in allen met wie ge omgaatdat
beft op, doet goed. Ja telfs, hebben ze
eenmaal ons vertrouwen verbeurd, maar
daarover oprecht leedwezen betoond, be
proef dan hen sterker le ms ken door opnieuw
in ben te gelooven. Menigeen, die eens
zwak was, is daardoor gered; nooit evenwel
door een voortdurend gewantrouwd worden.
»Was dat nu niet gemeen van den mees
ter? Nooit beb 'k hem vcorgelogen en tóch
antwoordde hij me«als 't maar waar is,
wat je zegt». Als een kind zóo sprekend
uit school komt, gloeiend /an verontwaardi
ging, dan hebt ge het dubbel lief, al oordeelt
gij denkend aan de moeilijkheid van den
onderwijzer om altijd juist de verschillende
karakters te onderscheiden niet zóo hard
over dezen als uw kind deed. Maar voor
allen zij 'teen ernstige les. Wij leeren liegen
als we beginnen met tti onderstellen, dat
misschien onwaarheid wordt gesproken. Al
moeten we ons zooveel mogelijk hoeden
voor deu «schijn des kwaads», niet altoos
kan dat, en voor den achterdochtige is er
wel immer een aanleiding te vinden om
zoo'n boos spel te spelen.
Driewerf wee over hun die wantrouwen
zaaien
Dat is niet menschen- maar duivelswerk.
En toch vindt men dezulken, die er behagen
in schijnen te scheppen, goede verhoudingon
te storen en haat uittestrooien. Zij nemen
een afwezige tot mikpmt. Men spreekt
waardeerend over hem, doch daar komt
«nu ja, alles mooi en wtl, maar.,..» Een
welbekende glimlach plooit zich om de lip
pen, de oogen krijgen'nsndereuitdrukking;
op 'tgelaat staat twijfel l.e lezen; een veel-
beteekenend schouderophalen doet het zijne
en de laster heeft vrij spel. Woorden
worden verdraaid, onscb ildige handelingen
in een slecht licht gephatst; scherts legt
men averechts uit. Alle; wordt vergroot on
straks zal de afwezige het ondervinden hoe
er nu over bera wordt gedacht.
Ocb, als zij die daar#an meedoen, eens
voor de helft wisten wat zijop hun geweten
hebben; hoe duur zouden zij boeten voor
hun misdrijf!
Wie kwaad spreekt, st baadt zichzelvon.
Weldra zal hij alleen staan en zjjn eenzaam
heid zal hem tot een hel wezen.
Wie er naar luistert, i: medeplichtig en
sterkt deu lasteraar in zij 1 heilloos bodryf,
omdat deze zich verheugt aver een aand eh
tig gehoor. Er is maar éer schrede tusschen
dit luisteren en het zelf gaan doen.
Wie er het slachtoffer van is, moet eon
Evelyn was zoo wjjs, du raadsolaohtige uitingen
van mademoiselle voor zich te houden, waut hoe
interessant op zichzelf, pasten zij niet in de gelief
koosde categorie van mevrouw Merriugtou en zou-
deu zij haar zoo guustige opiuie over de nieuwe
gouvernante gevoelig hebben geschokt.
Het was een niet te loochenen feit, dat de kiuderen
twee meisjes van tien en acht jaar eu eeu jongen
tusschen haar beiden io, tot dusverre het huu gouver
nantes heel moeilijk hadden gemaakt, en het was nu
de vraag of dit was te wijten aan do oubokwaambeid
der laatsten of aan het onhandelbare der kinderen.
De conclusie van mevrouw Merringion is gemakke
lijk te radeu. Zjj zelf vond de kindoren heel moeilijk
te rogeoreu en was gewooulijk doodop wanneer zij
zo een uur bij zich had gehad maar z\j troostte zich
door hetgeen audereu ongezeglykbeid uoemden, als
levendigheid te beschouwen, overtuigd dat het niets
ergers was. Doch dezo zienswijze ruimde niet allo
lastige gevolgen uit deu weg, Dczo hadden opgehouden
sedert do komst van mademoiselle Ixe. Mevrouw
Merriugtou werd niet langer gekweld door die gehate
on onbekende iuloiding: „Hot spijt mij u lastig
te moeten vallen, mevrouw, maar wezenlijk de
kinderen
Klachten kreeg zjj weliswaar bij de vleel, maar nu
van do kinderen. Huu nieuwe gouvernaute was,
volgeus beu, oen monster van wreedheid, die hen
mishandelde eu liet vorhongoreu en hun leven diep
rampzalig maakte; maar do indruk dier voorstel
lingen word zelfs voor het teedere moederhart ver
zwakt bjj het zien van de slachtoffers, stoeiend met
hun tiran in don tuin of iu do leerkamer, ol haugoud
aan haar armeu wanneer zjj onder het wandelen een
barer boeiende eindelooze verhalen deed.
Het is waar, dat huD verhouding in de lesuren
niet zoo aangenaam was. Dan was het vaak een
open oorlog on kon het spannenmaar mademoiselle
bleef altijd de overwinnende, dank tij haar onver
stoorbare kalmte.
Wanneer de kindereu iu opstand kwamen, raas
den en tierden en met boeken en leien gooiden,
viel mademoiselle niet uit, zooals Friulein zij hield
geen zedopreek zooals miss Olivier of ging uiet zitten
huilen zooals miss West, maar zij zat bedaard aan
haar lessenaar, sloeg hen met welwillende aandacht
gade en boekte zorgvuldig elke nieuwe ongerechtig
heid. Het was niet dat zij haar ougeduld bedwong
zij werd uiet ougeduldig.
„Zij mijn zenuwen prikkelen?" riep zij eens bijna
boos iu autwoord op een paar beklagende woordou
vau Evelyn. „Arme, lieve diertjes 1 Ah mijn zenuwen
zoo gevoelig wareu, zou ik al lang dood zijn. Teddy,
mijn vrieud, kijk eens, zeven afkeuringen achter je
naam 1"
Deze zachtzinnigheid belette wel, dat zij hun niets
schonk als hel op afrekenen aankwam, hetgeen ge
schiedde wanneer de kinderen moe waren van op-
windiug en mademoiselle zoo frisch en onvermoeid
was als bij den aanvang van hot gevecht. Dan moest
die reeks afkeuringen worden geboet met straffen
van allerlei aard. Extra-lessen moesten geleerd,
speeluren verkort worden, boeten werden opgelegd
eo suooporijen streng onthoudou. Dat was het oogou-
blik, waarom zij huu beklag deden bjj mevrouw
Merriugtou. Zjj vergateD huu grieven echter totaal
wanneer mademoiselle met hen in hun tuintjes
werkte, spelletjes mot hen deed en aau al hun uit
spanningen deel nam, met de ambitie van een kind
eu met veel minder eigenzinnigheid dan een kind
zou hebben aan den dag gelegd.
„Amusoeren die spelen u?" vroeg Evelyu eeus
aan mademoiselle, die hijgend bjj haar stond uit te
rusten van een geauimeerd verstoppertjo in het
kreupelhout.
„My amuseereu Lieve hemel, neen I Ik spoel
niet voor mjjn pleiiier. Ik doe het om invloed op
die grappige kleine harten te k jjgen. En ten slotte
vermoeien zij mij minder dac de vezmakeu van
andere menschen. Zij vermoeiet alteen mjjn apioron;
de anderen vermoeien mijn hi rsens, mijn Wart en
ziel, Wat wilt ge Om vooru t te koinon in de
wereld moet mon zich voegen in plooien en eigen
individualiteit op alle manieren uitwisschen."
„Doet u dat ook tegenover mj, madomoisaello f'
„Minder", antwoordde mademoiselle haar vingor
liefloozend op de ronde waug an het moisjo leg
gend en haar in de oogen ziend t met dien glimlach
die bij wijlen het donkere, vree tui e gelaat ophelderde
en het bjjna mooi maakte, „bet karakter is even als
het noodlot capricious. In eeu boekje vau je frisch,
jong hart is iets dat samenklopt met hetmyne, oud
en verfrommeld nis het is. Ik voel een neiging om
hot voor je openen. Adieu, uu vat ik mjjn rol vau
baby weer op1'.
Deze verklaring scheen ~euig icht te worpen op
op het tegenstrijdige in madera cissellc's wijze van
zyu, die naar het Evelyn loetcheen zieh wji-
zigde naar het gezelschap, waarin zjj zich bevond.
De mademoiselle, die eerbied g luisterde naar
mevrouw Merriogton's beschouw ugen over allerlei
onderwerpeu of mr. Merringtoa's zieuuwjjto over
vee en knollen, was een heel andere persoon dan
de mademoisselle, die zich legen Evelyu uitte. De
toenemende bewoudering van hel jonge meisje word
eeu enkele maal geschokt door die buigzaamheid
vau karakter welko aan onoprech heid greuadeen
toch kon zij, als zjj er over nadicht, mademoiselle
uiet beschuldigen van onder een ge omstandigheid
zichtelve of haar overtuigingen te hebben ver
loochend. Zij vermeed dit, naai het scheen, door
deu ontwijkenden vorm waarin zjj haar opinie zeide.
(Wordt vervolgd.)