Zaterdag 3 Februari 1906. No. 7154. 55e Jaargang Feuilleton. „MESELLE" Stadsnieuws. AUERSFOOBTCCHE COURANT. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.j iranco per post 1.45, Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 40 cent. Legale-, olïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reolamee 1—5 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers' 40 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRAGHT f. Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. Kadaster. Do BURGEMEESTER van AM^lv ORT, broDgt tor nlgonioene kennis, dat de staat no. 75 der Grondbelasting van 1 Februari 1906 tot 1 Maart d. a. v. ter inzage is nedergelegd ter Secretarie dor Gemeente. Amersfoort, 1 Februari 1906. De Burgemeester van Amersfoort, WUIJTIERS. Drankwet. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 87 der Drankwet, Brengen ter openbare kennis, lo. dat bij ben is ingediend een verzoekschrift om verlof tot verkoop vsd alcoliolhoudenden drank, anderen dan storkendrank, voor gebruik ter plaatse van verkoop door JOH. AND. WILH. BOLTEN in drie benedenvertrekken van perceel Krommeslraat no. 50 alhier 2o. dat binnen twee weken na deze bekendma king ieder tegen het verleenou van het verlof schrif telijke bezwaren by Burgemeester en Wethouders kan inbrengen. Amersfoort, 1 Februari 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester, WUIJTJER8. Do Secretaris, J. G. STENFERT Gemeente-belastingen. De GEMEENTE-ONTVANGER van AMERS FOORT, herinnert by deze, voor zooveel noodig, aau de spoedige voldoening der nog openstaande posten, plaatselijke Inkomsten- en Straatbelaeting, aangezien weldra met de vervolging zal worden voortgegaan. Amersfoort, 3 Februari 1906, De Ontvanger voornoemd, k. van dbr BURG. Moeder en Zoon. Weldra komt de tijd, waarop, zooals men vroeger zeide, het kind overgaat uit de handeu der vrouwen in die der mannen. Dan begint de jongen verschil te zien tus- sc.hen hetgeen hij van zyn moeder leerde en wat hij buitenshuis hoorde. De twijfel zucht van de wereld strijkt over zijn ver trouwen als de Noordoostenwinden in April met hun verdorrenden adem over het jonge graan. Hij raadt, uit de gelaatstrekken en uit de gesprekken, dat het verstand der vrouwen niet dat is der mannendat de vrouwen gelooven, de mannen welen. Met zijn hart blijft hij bij zijn moeder, maar de hoogmoed maakt hem reeds tot man'tij wil denken als een mau, en, naarmate hy grooter wordt, stygt Item de roes der weten schap in het jeugdig hoofd. Het ongeloof van den baardelooaen filosoof komt in ver rukking door de kennis van eenige feiten, eenige natuurkundige wetten, eenige geleerde formules, en hij loopt met zijn bewijzen te koop, vol trots, voor bet eerst met zijn twijfel in het strydperk te treden. Up dat oogenblik voelt zijn moedor wel de ouwaarheid der redeneeringen, waarmee hy haar lastig valtmaar gewoonlijk weet zij niet aan de feiten, die hij aanhaalt, den juisten zin te gevenzy weet niet de ver schijnselen,|die hij bijbrengt, te weerleggen door een meer gegronde en juister kennis, en hem in de redeneeringen, die hij voor onfeilbaar houdt, de scheur aan te tuonen. Omdat zij niet met kennis tegen kennis weet te strijden, soms omdat haar het afdoende woord ontbreekt, omdat zij liet niet geleerd heelt, ontsnapt do ziel van den jongen aan den invloed Jer moeder. Hij behoudt al zijn eerbied, al zijn dankbaarheid, zijn ver trouwen keert terug; op zyn beurt denkt hij, ,dat er met de vrouwen niet is te rede neeren" bij redeneert met de mannen, »die weten en van hun tijd zijn". Door hen wordt hij versterkt in een twijfelzucht, die weldra door zijn hartstochten gevleid en te lungen leste gerechtvaardigd wordt. Zoo neemt hij langzamerhand de houding aan, die hij voor zijn moeder het meest eerbiedig vindt en waaruit, integendeel, een onbewuste en besliste minachting zich te keonen geefthij ver mijdt disputen over godsdienstige en zede- kundige onderwerpen, hij deelt niet meer in het geloof zijner moeder; hij ontziet haar overtuiging. Ziedaar de onherstelbare schade, die een werkelijk ontwikkelde moeder kan voorko men. Vooral in de dagen die zullen aanbreken, is het van belang, dat bet kind, komende onder de leiding der mannen, niet onttrokken worde aan den invloed der moeder. Slechts éen middel staat haar ten dienste om haar gezag te behouden over het denken van haar zoondat is, op alle leeftyden met hem te spreken de taal waaraan hij behoefte gevoelt, en, op den leeftijd waarin zijn geest zich ontwikkelt, de taal van het weten. Zy ontwikkele dus zichzelf, zoo niet voor zich dan voor hem. Wanneer de dorheid van zekere vraagstukken haar ontmoedigt, zal zij dan niet tot zichzelf zeggen, dat zij door te volharden misschien de triomf der waar heid verzekert in de ziel van haar zoon? Zal zij niet bedenken, dat de onwetendheid haar de innigste smart baart, door haar, „Wat beteekout dat, dat je biermoe komt?" „Ik ben besteld; de fransche miss zei, dat ik meest inspannen." „Maar niet de waggonette and pair". „Vraag wel exouuB, ik heb miss Hiks goed ver staan." Op dit oogenblik verscheen mademoiselle kanten klaar, op bet goede oogenblik om zich te rechtvaar digen. „Tieas", deed zy onschuldig „tóch het groote rytuig I" „Het schynt, dat u het hebt besteld, mademoiselle", zei de heer Merrington, „Ik? Neen. Geen idee!" „Vraag excuus, miss, maar u hebt my gezegd de „waggonnette and pair". „Ach! Noen. Het is eeu vergissing. Ik heb gezegd de waggon and the bay". „Do waggon 1" herhaalde de heer Merrington. „Waggon, cart, dat is toch alles hetzelfde in hot Engelsch, ia bet niet?" „Neen, niet precies, maar nu verklaart zich de vergissing. Giles, doze paarden kunnen niet naar I.ingford gaan na van ochtend al naar Carchester te zyn geweest." „Best, sir," zei Gilos, eerstens vol vertrouwen in zyn bruintjes en tan tweede nietgonoigd, vergeofsob werk te bobben gedaan. ,Zy waren zoo frisch toen zy terugkwamen als toen zy gingen." „Hot zoa zooveel niet uitmaken," zei do boor Merrington, „als zij een utirtjo konden rusten." „Ik kan ze in de „Star" laten stallen." „Neon, niet op marktdag." „Als ito dames naar hot kasteel gaan, kunnen zy daar een uurlje stallen", meende Giles, die zich de royale keuken vau Parry's ouders horinoerde. „Dat kan. Mademoiselle, wilt u doorrijden Lingford Castlo; dat is maar oen kwartmi.il buiten Lingford zooala u weet en daar vragen, de paarden oen uur op stal te laten brengen „O, mijnbeer, dat durf ik niet doen, zoo alloen daar aau te komen." „Nu, Evy kan meegaan zy heeft niets to verzui men. Evy, vlug, haal hoed en mantelhaast je." „Maar, madame dacht, dat bet te koud is vooi mademoiselle om zoo ver open terjjdeu, monsieur.' „Te koud? Lievo hemel 1 Het is laug zoo koud niet als verleden Woensdag, toon zy met haar moedor heen en weer naar Carchester reed. Hoe kwam je daaraan, beste vrouw Mevrouw Merrington, dio juist in den hall kwam, kon slochts eeuigo onuamonhangende opmerkingen maken en dacht in zichzelf ot haar man dau nooit in zou zien hoe nutteloos hot was, haar in bijzijn van anderen zoo iets te vragon. Mademoiselle ver telde de verwarring, die zij door haar gebrekkige kennis van de Engolsohe taal had veroorzaakt. „ïk vind, dat u verwonderlijk goed Engelsch spreekt", zei mevrouw Merrington, „in aaninerkiug nemend, dat u nooit in Engolaud is gewoest. Ik herinner mij niet, u ooit oen fout te bebbeu huoren makon." Inmiddels bad Evelyn zioh vliegend klaargemaakt ou eenige minuten lator reden zij naar Lingford en naar Lioglbrd Oastle. Het was voor Evelyn niet mogelijk om niet aan hel gesprok van don vorige» dag te donken, maar zy had tien ïuood niet, daarop to zinipolen, zóo volkoraon onschuldig was do uit drukking op hot gezicht naast haar. „Ik voos", zeide zij, het plaatsje inkomende, „dat u weiuig kans hebt, hotgeen u zoekt by Jooob te vinden; hij is altijd juist uitverkocht" van hetgeen wanneer deze zoon man wordt, het onbe grensde vertrouwen te doen verliezon, dat haar gewerd door de bewondering van het kind? Zal zy niet begrypen, dat deze out- trooning de eerste diepe teleurstelling is voor het kind zelf, het eorste geloof dat in hem ondergaat cri dat reeds hot andere doet wankelen Zal zij hem niet de vreugde willen geven, in alle dingen trotsch op haar te zyn, evenzoo verzekerd te wezen van de rede als van het hart zijner moed» (Naar Etienne Laray's aLa femme de demain".) Roodkapje. up-to-date. Eens leefde er in zeker dorp aan de Riviëra een klein meisje, 't liefste schepseltje dat ooit was aanschouwd. Haar mama was letterlyk verzot op huar en zag haar zoo veelvuldig alsmaar eenigszins mogelijk was, soms meer dan eens in de maand. Haar Grootmama, die eveneens veel van haar hield, liet uit de «Primtemps" te Pa :js voor haar komen een eigenaardig hoedje van rood fluweel, met rijk passementwerk en paarlon versierd, en dat stond het meisje zóo allerliefst, dat ieder haar «Roodkapje" noemde. Zekeren dag nu zei de mama, by wie ze weder eens toegelaten was: »Ga ejns naar Grootma, kindlief en vraag hop zy vaart, want ik heb gehoord, dut zij veel last heeft van gastrische koortsen en jicht. Kn neem deze bloemen en dit potje p&té de foie gras voor Grootma mee". De Grootmoeder woonde in oen afzonder lijk deel van het dorp «Verboden toegang", in een marmeren hut, gelogen in het midden van een boschrijk park. Roodkapje stapte uit de auto toe zy het park bereikt had en zei tot den chaufeur, dat zij den weg verder te voet wilde aflegger.. Te nauwer nood was zij de doornenlieg voorbij, toen zy een wolf ontmoette. «Waur ga je heen kind vroeg hjj, een begeerigen blik op haar werpende. «Ik ga naar Grootma om haar wat bloemen en oen potje paté de foie grus te brengen van mama". »Wel", zei de wolf, «dat treft toevallig. Ik wus juist óok van plan, eens naar haar toe te gaan en te zion hoe de oude vrouw het maakt. Nu zal ik dezen weg volgon en jij diendan zullen we eens zien wie er het eerst is". De wolf liep zoo bard als hij kon en was dus het eerst aan de deur van de marmeren but. De huisknocht doolde hein mede, dat Madame niet thuis was; maar bij sprong door een kier van de deur, liep den livrei bediende om en naar boven, naar Mudame's boudoir. .Wie is daar?" vroeg <le Grootmoeder, toen hy naar behooren aanklopte. «Uw kleinkind Roodkapje," antwoordde do wolf. haar stommetje nabootsend, »ik kom u bloemen brengen en eun potje ptUc de foie gras." De goede Grootmoeder, die in de laatste dagen niets gebruikt had dan een kippeboutje en 'n glas champagne, riep begeerig »Kom binnen kind De wolf sprong nu de kamer in, was met een tweeden sprong by de lievo oude dame en verslond haar haastig, want hij had de heele week geen nat of droog over z'jn lippen gehad. Toen kroop de wolf in Grootma's bed, juist toen Roodkapje op de deur tikte. De wolf riep inot een pieperige stem «kom binnen kind", En toen de kleine binnenkwam, kroop hy goed onder de dekens en zei»Zet die bloe men on het potje paté maar op het gouden penanttafeltje en kom by me in bed". Roodkapje vortd 'l eigenlyk niet high-life, zóo laat in den morgen naar bet te gaan maar ze wus een gehoorzaam kind en trok haar go'idgebloomd jurkje uit en haar snoezig zyden onderrokje en haar lluweelen keurs- lyfjo en deed wat haar gezegd wasmaar verbaasd over Grootma's gobool veranderd uiterlyk vroeg de kleine meid naïef: .Grootmu, wat heeft u magere armen." »Dat komt van mijn dieët. kind." »En wat z(jn uw beenen uun geworden." oOók al oen gevolg van mijn levensregel kind." j «Grootma, wat spreekt u weinig." We zyn niet in een concertzaul of comedie, kind." «Grootma, waarom heeft U geen valsch j jebit?" «Het m(jne is nog voldoende, kind." I Meteen wierp de leelyke wolf zich op j Roodkapje en verslond haar met huid en haar I en daarna de piltó de foie gras, bestemd voor wylen Grootmma. Uit „Do Hollaudsoho Lelie". men hebben wil." Mademoiselle vond intogondool dadelijk wat zy noodig bad. .Maar, modomoiselle", riop Evelyn, „het is wat wy allen hel eorst noemden. Zij durfde er niet bijvoegon, dat het een gowoon middel was en dat mevrouw Merrington er waarschijn- Nogmaals zy de aandacht vun alle belang hebbenden gevestigd op hetgeen voor het lijk moer dan eeu llosch in van voorraad had. „Wat bou ik doch doin vandaag", autwoorddo made moiselle bedaard. Maar hoe inoer Evolyn over hot voorgevalleue nadacht, dea to meor kwam /.ij tol de overtuiging, dat madomoissolle alles bohalve dom het ui'qostrekto fraaie park rond Lingford Zy kozen dieu, welke bot dichtst is by Lingford eu loon zij langzaam stegou, werd hel uiuioht ruimer, tot sy achter de bruine houtmijton en de lanen van hot Park golvende weilanden, heide of kreupelhout zioh zagen afwisselen, in schakeoringon van lila, gr'ys, gooi eu roze, ineousmollond en voratido- rend gelijk de klouron van oon opaal onder hot spel van zon en schaduw. „Wat eeu bekoorlijke woning I" zei madeiiioisollu terwijl baar oogon met hetookonisjop Evelyn rustten. „Do audero weg, dien we straks zullou nemon, is óok mooi", zy Evelyn, kleurend. „Dien prefereer ik 's zomers; hij gaat door do bosschon tot aan hot baa." Zy ronden Parry, drontelond by de voordeur, klaarbolyk op don 'uitkijk. „Ondauktt alios 1" riop hü vroolijk, terwijl bij het portier opondo. „Dat mag le wol zeggen," zy Kvolyn, „bet boef: heel wat moeite gokosi. Waar is do graaf „Ik wool hot uiel zeker; do moesten zijn op het lounis-veld." Daar vondon zij, inderdaad, mov-omv Fox mot vorscheidonen van haar vrienden, dio zi) Vrydags te vorou had opgenoemd, hulton zitten alsof het zomer „Bu hol is zomer" riep nieviouw Fox, or heel mooi en frisch uitziende in haar wil tennis-costuura. „Ik noem hot zomor «Is hot buiton worm is, on verschil lig in welk jaargetij. Wij zullen gelogonhuid te over hebben om bij hut vuur tu zitten, als hot Juli on Augustus Is. Wil jelui spolen,Evelyn of mademoiselle? Zeg. l'arry, goef nog wnt «melen en een voetklend. Sir George beweert, dot de grond vochtig is. Wel Evelyn, hoe staat hot met hut foost Heb je Hawkins al besproken? Mooi zoo; ik tol do uren tot Dinsdag avond. Cosmo laat den graaf do hoeve siou. De oude hoer kan niet tennis spelen. Ja, ik kom." Mevrouw Foxgiug hnar party afspelen en Evelyn en mademoisollo bleven praten met Parry en de andere tocschouwors.Maiiomoiselle luisterde eerbiedig naar een douairire naast haar, dio lnwn-tenni» «en vermoeiend, onvrouwelijk tijdverdrijf vond, torwyl Evelyn legen Parry pruttelde omdat hij niet gezorgd had, dat zy don graaf zag, voor wlen zij alleen go- komen was. Do tbc» was al afgeloopen en nog waa hy niet koinon opdagen. „Ik goloof, dat wij moeten gaan", zei Evolvu gemelijk. „Denkt u, dat do paarden lang genoeg hebban uit gerust?" vroeg mademoiselle. „Wil je door hot bo»ch naar het bek waudelen stolde Parry voor, om het afscheid nog wat to vor schuiven, „dau kan het rijtuig omstappen en je bij don portier opvangen." Evelyn aarzelde. „Mij dunkt, dat wy zeker doen moaton zooals de hoor Lothbridgo voorstelt", viel mademoiselle in. „Je hebt vandaag niet gewandeld, lieve Evelyn." ZU grootten het geselschap en gingen op weg. Zij waren nog niot ver iu het boeoh doorgedrongen dat nu verlluht word door stralen van rossig goud dat uit het Westen door do bluderlooze boouion stroomde, toen zy don heer Fox tegenkwamen. Hy was echter alleen. [Wordt vervolgd. J

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1