Dinsdag 20
Maart 1906.
No. 7173.
55e Jaargang
SLAPEN.
Feuilleton.
Leemen voeten.
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.
iranco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeniogsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25; elke regel
meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Postbus 9.
Telephoon 19.
Zij. die zich met ingang
van 1 APRIL op dit blad
abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende
nummers KOSTELOOS.
Hoe laDg moet men dagelijks slapen om
zoo lang mogelijk te leven Moet men heel
lang slapen of slechts kort 't Eenvoudigste
antwoord op deze vragen is zeker, dat men
zegt«zooveel slaap als noodig is". Maar het
geeft geen verklaring, het verplaatst de
quaestie alleen, want wat is snoodig" in
dezen zin
Anderen zullen weer antwoordea «min-
stens het, derde deel van een etmaal heeft
men voor slaap noodig". Deze bewering heeft
niemand minder dan Alexander von Humboldt
in een gesprek met professor Max Muller
nadrukkelijk weersproken. «Toen ik oud begon
te worden", zei Von Humbolt, had ik meer
behoefte aan slaap dan vroeger; minstens
i vier uur daags. In mijn jeugd had ik aan
I twee uur genoeg, 't Is de algemeen verbreide
R dwaling, dat men minstens 7 a 8 uur per
etmaal moet slapen. Op uw leeftijd wierp
ik mij, wanneer ik vermoeid was, gekleed en
wel op de sofa, draaide de lamp neer en sliep
twee uren. Dan stond ik weer frisch op".
Von Humboldt werd 89 jaar. Ook van Virchow
vertelt men, dat hij slechts enkele uren slaap
noodig had om op te knappen. De bekende
Littré begon aau zijn lexicon toen hij 25 jaar
was en was er op zijn72stejaar meegereed.
Gedurende deze 47 jaren werkte hij geregeld
tot 3 uur 's nachts en sliep dan slechts 5
uren. Daarbij werd hij 80 jaar. Evenzoo deed
een hoogleeraar in de chemie te Oxford,
doctor Legge, die bij deze levenswijze 82 jaar
werd. De beroemde ingenieur Brunei werkte
dagelijks 20 uren en sliep slechts 4 uren in
een stoel.
Na deze voorbeelden, die natuurlijk nog
met een aantal kunnen worden vermeerderd
mendenkeaan onzen Hugo de Groot, die
slechts 6 uur per etmaal sliep en den overigen
verslapen tijd »onnut tijd verlies" noemde
zou men zich opgewekt gevoelen, lid te worden
van de Amerikaansche club die zich bestrij-
3).
De laatste Universiteits v&cantie voorzyn verloving
had haar vader geheel te Peters walde doorgebracht
om nog eens geheel aan zijn moeder toe te behooren.
Zijn bruid bad hem gedurende korten tijd beaocbt.
Zij scheeD zich in de strenge eenzaamheid van het
heerenbuis nooit reoht thuis te gevoelen. Wie weet
of het samenleven van de twee vrouwen wel vreed
zaam zou zijn gebleven, wanneer de jonge mevrouw
Donates de geboorte van haar dochtertje overleefd
hadwie weet of z\j. zelfs onder de hoede van baar
man, wol :.n de kringen van de professoren der
Universiteit eigen was geworden. Zij was de dochter
van een fabrikant, in weelde opgegroeid, die door
een snelle wisseling der fortuin, juist in den tijd
waarin z\j Donates leerde kennen, doodarm werd.
Do beide echtgenooten hadden nog geen tijd gehad
aan iets anders te denken dan aan hun liefde eu
aan het bedwelmende geluk, elkaar te beiitteu. In
bet hart van mevrouw Elsa sliepen nog alle kiemen
van haar eigen wezen. Wat or uit deze verhouding
iu den loop der jaren zou geworden zjjn Grootma
bad daar wellicht andere gedachten over dan de
jonge Ester.
Ester gevoelde zich in de familie vaD haar moeder
Diet reoht thuis. 8edert zij volwassen was, bracht zij
geregeld eet deel vau het jaar bij haar door en de
grootmoeder wakkerde de voortdurende uitnoodigin-
gen nog aan, want zij gevoelde wel, dat Ester na
iedere afwezigheid meer ondervinding had opgedaan.
Zij werd hoe langer zoo meer in haar oogen de
dochter van haar zoon. Ester's moeder was de jongste
van vier kir deren geweest. Haar broeder had een
groot kantoor in wijnen aan den Rgn, de eane
zuster was met een koopman te Frankfort am Main
ding van lang slapen ten doel stelt, «omdat
de slaap ons zooveel levenstijd ontrooft".
Omgekeerd zal intusschen ieder in zijn kring
een aantal mannen en vrouwen kunnen aan
wijzen, die steeds veel slaap noodig hadden
en niettegenstaande dat, töch oud zijn ge
worden.
Uit een en ander blijkt, dat men met geen
absoluut cijfer kan aangegeven, hoelang men
moet slapen, om heel oud te kunnen worden,
want de slaap is er niet om zichzelf, maar
dient alleen om ons te laten herstellen van
de vermoeienissen van den dag. Deze her
stelling betreft intusschen nog meer ons
zenuwstelsel en de zinswerktuigen, dan onze
spieren, beenderen en inwendige organen.
Deze kunnen reeds uitrusten en herstellen
alleen door een rustig liggen op zachte kus
sens. Voor het zenuwstelsel is dat onvoldoende;
eerst moeten alle vensters gesloten worden
waarlangs het woelige van den dag tot den
mensch doordringt opdat ook het zenuwstel
sel kan uitrusten en herstel zoeken. Daarom
begeven wij ons om te slapen 't liefst in een
kamer, waarin licht noch leven kan door
dringen, warmte noch koude ons kan storen;
kortom, alles wat van de buitenwereld tot
ons kan komen om het het herstel onzer
zenuwen tegen te houden, wordt buitenge
sloten - altijd als wij over zoo iets kunnen
beschikken. Dat is evenwel nog niet voldoende.
Ons zenuwstelsel zelf moet ook rust hebben
alles wat het overdag in beweging houdt,
moet op zijde gezet worden. Dat gaat bij
sommige menschen heel gauw; zij behoeven
slechts, z joals men zegt, met éen voet in het
bed te stappen om reeds te slapen. Bij anderen
duurt het veel langer. Maar zelfs wanneer
dezen reeds zijn ingeslapen, klinkt het rumoer
van het dagelijksch leven nog langen tijd tot
hen door en verhindert een diepen slaap.
Deze diepe slaap is evenwel bepaald nood
zakelijk om het zenuwstelsel en de zintuigen
volkomen te doen herstellen.
Er zjjn heel wat menschen, vooral onder de
nerveuse gestellen, die eerst tegen den ochtend
in een vasten slaap geraken. Zij hebben meer
slaap noodig naarmate zij later inslapen.
Vroeg opstaan, vordert heel wat van hun
krachten en opgewektheid van geest. Wei
kunnen zij in ae eerste ochtenduren hun
werkzaamheden verrichten, maar weldra volgt
een lichte vermoeidheid. Zij zijn al spoedig
genoodzaakt, het werk neer te leggen en
hun dagtaak zullen zij met heel wat meer
getrouwd, de andere met een ambteoaar te Berlijn.
Er waren zoons en dochters. Ester, die daar zoo stil
voortleefde op haar heide inet pjjuboomen, onder
de hoede der twee oude vrouwen, had dus veel
handen in de wereld, die zich uaar baar uitstrekten.
Haar bloedverwanten konden zich niet onttrekken
aan de betoovering, die van haaruitgiug;jaaanden
Rijn zou de ontbrekoude bruidschat geen beletsel
zyn geweest, wanneer het een der zoons gelukt was,
haar voor goed aan bet huis te binden. Te Berlijn,
waar dat echter wel degelijk zou hebben meegeteld,
waren geen zoons, alleen dochters.
Het sprak vanzelf, dat Ester in de jaren, die volg
den op baar verblijf in Engeland, den herfst aau Rijn
en Main en een deel van den winter to Berlijn door
bracht, Met Kerstmis keerde ze altjjd weer naar
Peter walde terug. Aan den Rijn had ze ook Luoy
Birch weergezien en met baar en Bob tot Heidelberg
aameu gereisd.
Van daar kreeg Weller een langen brief van haar.
Ze sohreven anders niet aan elkaar zonder geldigo
reden, want ze zagen elkaar vaak te Berlijn. Dezen
keer echter, terwijl zij getrouw aan haar grootmoeder
verelag deed hoe zij het apoor vau baar vader gevolgd
was, schreef zij ook nog een uitroerigen brief aan haar
voogd, waarin ze haar hart uitstortte. Weller, die
het smalle couvert, met de groote, krachtige letters
bjj het sorteereD van zijn brieven dadelijk ter zijde
legde en het eerste opende, bleef Da het lezen een
tijdje stil voor zioh kijken. Wat leefde er een overload
van gewaarwordingen in haar hoe warm bruisobte
het bloed in haarl Eu daarbij, als eon zeldzame en
bijna verrassende toegift, het heldere, eenvoudige
verstand, dat haar voor alle overdrijving bewaarde
behalve op dat éene punt in haar leven, waarin
al haar fantaaie, al haar verlangen zich vereenigd
moeite volbrengen, dan wie den geheelen
nacht rustig sliep, als zij haar al gereed kun
nen krijgen. Zulke menscheD moeten er nauw
keurig voor waken, dat zij steeds een be
paalde hoeveelheid slaap krijgen, anders sloopt
die spoedig na hun opstaan intredende ver
moeidheid na verloop van jaren hun lichaam.
Maar er zijuook menschen met een zenuw
stelsel dat buitengewoon labiel is, m. a. w.
dat al heel gauw uit het evenwicht raakt
en gauwer van streek is, dan het weer in
orde komt. Ook dezeu hebben heel wat slaap
noodig. Een jong kunstenaar moest gewoonlijk
van 's avonds 10 uur tot den volgenden
middag slapen om behoorlijk uitgerust te
zijn. Velen scholden hem een luiaard; de
slaap was evenwel voor hem een behoefte
om iets te kunnen scheppen en om gezond
te kunnen leven. Ook bij hem was de oorzaak
daarvan heel gemakkelijk na te gaan. Als
kind en vooral als aankomend jongmensch,
had men hem nooit slaap genoeg gegund.
In dit opzicht wordt iotusschen tegenover
veel kinderen gezondigd, want op den leeftijd
van 10 tot 16 jaar heeft men veel slaap
noodig. Een kind, dat veel meer reageert op
alles wat van buitenaf op zijn zenuwstelsel
werkt dan een volwassene, moet dat zenuw
stelsel ook veel langer laten rustenanders
wreekt zich dit door buitensporigheden als
wij er hierboven een meedeelden, of door een
buitengewone lichtgeraaktheid, die de ze
nuwen onmiddellijk in de war brengt en de
menschen ongelukkig eu vóór hun tijd oud
maakt. Juist een flinke slaap in de jeugd
geeft doorgaans het zenuwgestel de kracht,
latere ontberingen te dragen, en dikwijls ook
de vastheid van geest en de geschiktheid,
zich van vermoeienissen spoedig te herstellen,
zooals wij in de hiervoren gegeven voor
beelden van groote geesten bewonderen.
Niet de duur van den slaap is het evenwel,
die iu deze beslist, maar de frischheid die
wij bij tet on waken gevoelen en die ons
den geheelen dag bij het werk vergezelt.
Bij een andere rubriek van personen kunnen
wij dit evenzeer opmerken.
Juist in tegenstelling van hen, die zich er
over verheugen slechts weinig slaap noodig
te hebben, klagen zij steeds, dat zij niet slapen,
dat hun nachtrust niet aangenaam is, omdat
zij den slaap niet kunnen vatten. Bijua on-
geloovig zien wij hen aan, want hun gezond
uiterlijk, hun welgedane figuur heeft zoo
heelernaal niets gemeen met hen, die werke-
„Hot heeft een bijzoudero bekoring voor mij", schreef
«0 o. a,, „in een plaata te verwijlen, die zoo'n groote
rol in bet leven van vader gespeeld heeft, ofschoon
hij toen moeder nog niet kende. Je hebt me zooveel
uit z\jn studententijd verteld, Henk, en onwillekeurig
kijk ik iederen student, die zijn korpskleuren draagt,
na. Bob plaagt mij daarmee en vindt, dat ik meer
op heb met Saxoborusseu dan met Eton-studenten.
Maar dat is het Diet, dat weet jij wel. Het is toch
verwonderlijk, dat ons leven, in het oog der menschen
een ondeelbaar geheel tot aan den dag vau onzen
dood, toch zulke verschillende hoofdstukken bevat,
die evenver vau elkaar staan als twee levens op twee
verschillende hemellichamen. Ik kan mij mijn vader
heel goed vooratellen als een blonde dolleman hier
op dit heerlijke slotreras, overschuimende vau levens
lust. Maar de man, die de brieven schreef, heeft
niets met neui gemeen dan den naam. Zoo veran
dert de hartstocht. Jij, prozaïsche voogd, zoudt je
verwonderen, als je wist welke droomeu ik droom,
als we zoo 's avonds den Riju afvaren, of wanneer ik
als een gevangen vogeltje ouder de anderen bij een
van de volk» jucerten in den Falmengarten zit."
De prozaïsche voogd stak den briefin zijn binnen
zak en zette het portret van zijn pupil op zijn schrijf
tafel goed in het licht vóór bij zijn kantoor verliet.
Ester maakte een vroolijk oogstfeest mede aan de
moest Duitsche der Duitsche rivieren. Haar neven
waren met vacantie thuis en de vrienden en vrien
dinnen van huis vereenigden zich telkens weer tot
dit verfrisachonde, opwekkende gezellige feest, dat
den Noord- Duitsober zoo spoedig verblindt. Ester
genoot van deze dagen, vol poëzie, met volle teugen.
Zij paste er goed bij met de zonuetjes in haar oogen
en niemand werd voor boottochtjes, uitstapjes of deD
daos, meer gevraagd dan zjj. Zjj hechtte echter aan
iedere tegemoetkoming weinig waarde. In Engelau d
was ae immers aan een vrijen omgang gewend ge
raakt. Haar trouwhartige natuur maakte baar spoedig
tot de vertrouwde van haar omgeving en de hooge
dunk, die zijzelf van de liefde had, liet het haar
heel natuurlijk toeschijnen, dat er bij allen, die tot
haar kwamen, slechts van liefde sprake wa», Niemand
kon zeggen, dat er geen deelneming in zijn lot werd
betoond, als baar oogen zoo diep ernstig begonnen
te kijkon. Alleen moest men met probeeron, haar
zelf tot het middelpunt vau het gesprek te maken:
dan werd de erust vervangen door een onweder-
staacbare vroolijkheid.
Eens op een keer, toen ze met bun allen naar
Rolandaook waren gegaan en boven naast de oude
lijk aaa slapeloosheid lijden, die door de ont
beerde nachtrust zenuwachtig zijn geworden.
En toch kan men aan hun verklaring geloof
hechten. Ook zij kunnen niet slapen. Maar
zij viuden geen slaap, omdat hun zenuwgestel
dien niet behoeft
Of hun werkzaamheden zijn niet van dien
aard, dat het behoefte krggt aan rust, slaap,
of het is zoo sterk, en kan zóóveel prestoeren
als dat van groote mannen, maar er wordt
niet zooveel van gevergd. Deze slapeloosheid
wordt nogal eens dikwijls aangetroffen bij
vrouwen tusschen de veertig en vijftig. Niet
evenwel de slapeloosheid is het, die zoo on
aangenaam wordt gevonden, als wel het voort
durend zich maken van nieuwe voorstellingen;
telkens duiken nieuwe gedachten op, verleden
en toekomst verschijnen afwisselend, alles is
ten slotte als in een nevel gehuld, wordt
grooter en grooter en neemt eindelijk af
schrikwekkende vormen aan. En niettegen-
steande dat alles kuruen de gedachten zich
daarvan niet losmaken tot de uitputting daar
is, die den slaap brengt.
Slaap en lange levensduur hooren volstrekt
bij elkaar, maar in een andere beteekenis
dan men doorgaans meent. De slaap moet
ons de noodige verkwikking geven, die het
zenuwgestel behoeft om den dagelijkschen
arbeid naar eisch te kunnen verrichten.
Hoeveel tijd men noodig heeft voor herstel,
is niet volgens een vasten regel te bepalen.
Dit is geheel afhankelijk van ons weerstands-,
van ons meeder of minder productie-vermogen
Wij hebben evenwel onvoorwaardelijk slaap
noodig om frisch te blijven, om gezond te
zijn, om lang te kunnen leven. En waar de
slaap tengevolge van zenuwachtige overspan
ning wegblijft, moeten wij hem ons met alle
ons ten dienste staande middelen weer trachten
te verschaffen. Er bestaat een algemeen voor
oordeel tegen slaapmiddelen. Liever tracht
men den slaap op te wekken door een veel ge
vaarlijker middelalcohol, en zoekt den slaap
door het gebruik van een grooter of kleiner
aantal «slaapmutsjes". En toch is dit middel
veel gevaarlijker dan eeuig ander, door een
deskundige voorgeschreven slaapmiddel om
dat men er zich aan gewent zonder dat de
alcohol een goeden invloed op onze zenuw
achtigheid uitoefent, terwijl een slechts zelden
toegepast slaapmiddel ons een rustigen slaap
geeft en de overspanning doet afnemen.
N. D.
muren zaten, spraken zij, zooals de jeugd kan doen
van ban idealen.
„Ik beu geen ideaal", zei Ester.
Niemand wilde haar gelooven. Waarom had ze dan
soms zoo'n bleek, droomerig gelaat, als ze iu de maan
tuurde? En men begon te raden: Een luitenant een
een professor, een beroemd kunstenaar. „Maar dat
zyn immers geen idealen, wat je daar allemaal op
noemt; dat zijn maar partijen".
De jonge mannen begonnen te lachen. De jonge
meisjes keken haar verbluft aau. In werkelijkheid
was men aan den Rijn niet zoo onschuldig, als het
wel leek.
Bovendien deed haar tweede nichtje te Frankfort
nu werkelijk een goede partij cn dezejbruiloft vormde
het slot van de zomerdagen dit jaar. Ofschoon het
feestmaal zelf in den Falmengarten plaats had. was
in het voorname huis toch geen plaatsje onbezet,
toen de familieleden den dag te voren bijeenkwamen.
Ester moest baar kamer deelen met Hedda, baar
oudste nichtje uit Berlijn. Daar zij zoo aan stilte
gewend was, was baar dit niet erg aangenaam.
Den avond vóór de bruiloft kwam Ella, de jonge
bruid, nog bjj haar.
„Ik maak afscheid visites", zeide zij, terwijl zij zich
iu haar langen, gestikten friseermantel op den rand
van een der bedden zette, die naast eikaarstonden.
„Bjj jullie bljjf ik het langst, omdat ik denk, dat
jullie mij het eerst op het krijgspad zult volgen."
„Hoe gevoel je ie nu eigenlyk", vroeg Hedda, Ella
nieuwsgierig aankijkend.
„Zooals een krijgsman vöor den slag natuurlijk.
Als ik zelf nu maar kon zien hoe de sleep van mijn
bruidskleed zal vallenHeel de indruk hangt daar
van af. Zot toch niet zulko verschrikkelijke oogen
op, Ester. Ik zie ze in den maneschijn en ik word
ex bang van. Natuurlijk wil ik mijn Frits beel graag
hebben, wees maar gerust. Ik zou anders werkelijk
niet weten waarom ik „ja" zou hebben gezegd. Ik
hoef het immers niet te doen."
(Wordt vervolgd.)