Donderdag 22
Maart 1906.
No. 7174.
55e Jaargang
Feuilleton.
Leemen voeten.
UITGAVE:
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zate>-dagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
ïranco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels/" 1.25; elke regel
meer f 0.25., Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
'ostbus 9. Telephoon 19.
Zij, die zich met ingang
van 1 APRIL op dit blad
abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende
nummers KOSTELOOS.
Stoffelijke belangen van de onderoffloieren.
De heer B. C. Jansen, gewestelijk corres
pondent voor de stoffelijke belangen van
den Kon. Nederlandschen Bond van oud
onderofficieren voor de zes Noordelijke pro-
viuciën, uit Rotterdam, leidde Dinsdagavond
dit onderwerp in by een vergadering vin
leden, militaire- en burgerdonateurs en ge-
noodigdcn van de plaatselijke afdeeling van
dien Bond.
Naar aanleiding van het gedichtje „Werk
mede aan al wat goed is" begon spr. met
te wijzen op het zeer sterk sprekende voor
beeld, dat den zelfden dag hier ter
stede is gegeven. Een onderofficier, die
langer dan veertig jaren den lande trouw
en eerlijk heeft gediend en in 's Rijks dienst
kwam te overlijden, is met militaire honneurs
begravenzijn meerderen, zijn kameraden
en zijn ondergeschikten hebben hem naar de
laatste rustplaats geleid bloemen en kransen
werden op zijn graf gebracht; de gouden
medaille sierde de kist en zijn weduwe
en kinderen zijn onverzorgd achtergebleven
althans onverzorgd door den werkgever dien
hij een lange reeks van jaren naar zijn beste
krachten heeft gediend.
Is het niet schrijnend, vraagt spr., dat zoo
iets gebeuren kanis 't niet ontzettend, dat
de Staat niet zorgt, dat de weduwen en de
weezen ook van de onderofficieren zijn ge
vrijwaard tegen broodsgebrek als de kost
winner voor altoos de uogen sluit, te meer
waar de zelfde werkgever wel pensioen geeft
aan de weduwen en weezen vau alle andere
Rijks-ambtenaren en beambten.
Het doel van spr. rede is dan ook de
toekomst der leden en militaire donateurs
te veroeteren en een toekomst te scheppen
voor oen weduwen en weezen.
Spr. hield na eenige algemeene beschou-
wingto over het vereenigingsleven en deed
uitkomen, dat evenmin de Bond van oud-
In bet hierbedoeld geval (spr. kende de bijzon
dere omstandigheden niet) is de nood niet zóo boog,
ook doordien de kinderen volwassen en in goede
betrekkingen zijn. Red.
7)
Hedda zuchtte. Zjj behoorde tot den armeu tak
ad bad het wel uoodig.
„Hij is de ondere broer van den ruan van Malwine
en hoofd van de firma. Nu, en wat dat beteekent,
kan iedere kleine te Bockenbeim je vertellen. Eu
bovendien, eens moet je toen trouwen, niet waar,
Ester?"
„Ik weet het niet."
Ella boog zich voorover en legde baar banden op
Ester's schouders.
„Het wordt toch algemeen gezegd", lachte zjj.
„O Ester, wat heb je zachte, ronde schouders! Dat
had ik van jou heelemaal niet gedacht. Jjj..."
^aar Ef"ler voor de indriugorige, kleine band
jes onder bet dek terugge vjken. Het schaamtege
voel doorschokte haar als een scherpe lichamelijke
piin-
„Ec reis je werkelijk naar Parijs", vroeg Hedda
verder, die het kleine voorval, dat zich naast haar
afgespeel i had, geen bijzondere opmerkzaamheid
bad geschonken.
„Zeker, we logeeren in 't Grand Hótclallee is
al besteld. Misschien gaan we nog uaar Trouville.
Ik neem ook uiaar hot allernoodzakeljj ksie moe.
Frile heeft me beloofd, daar alle inkoopeu voor injjn
toilet met me te doen. Dan word ik goed geholpen.
Hij heeft er verstand van."
„Jjj gelukkige", zei Hedda.
Maar Ester vroeg naief:
„Waarom heelt hij daar meer verstand van dan
ji), Ella?"
onderofficieren als bijv. de Algemeene
Nederlansche Diamantwerkers Bond een op
zich zelf staand verschijnsel is, doch ontstond
uit de zucht om, ter behartiging van de
gemeenschappelijke belangen, zich te vereeni
gen en wees er op dat. elke vereeniging, wil
ze bestaanszekerheid hebben, zich moet aan
passen aan, zich vervormen naar de telkens
wisselende maatschappelijke toestanden. Doet
zij dat niet, dan komt er scheuring, als waaruit
ontsiaau is de «Ancient order of foresters".
De Gilden, die weder opkomen, zyn gansch
anders ingericht dan in de Middeleeuwen
nu zijn daar niet meer naast elkaar dewerk-
gevers en de werknemers.
Ook de onderofficieren hadden gemeen
schappelijke belangen voor alien zou eenmaal
de tijd komen waarin zij zouden terugkeeren
in de burger-maatschappij en als vanzelf
drong zich de vraag opwat moeten wij,
die niet meer thuis zijn in het burgerleven,
dan doen.
Spr. zeide, dat vooral de militaire vereeni-
gingen wel wat hebben gedreigd te zullen
worden de parodie op het vereenigingsleven
en haalde aan den ook buiten Rotterdam
bekenden H. M. S., die zijn medailles on
insignes per pond telt, die steeds aan boord
weet te komen als een detachement suppletie
troepen naar lndië vertrekt en zelfs van een
kerkhof niet is weg te slaan en ook daar
zich niet ontziet toe te geven aan zijn zucht
tot praalvertoon en de behoefte om zichzelven
te hooren brallen over verknochtheid en
vaderlandsliefde. Een sterk sprekend voorbeeld,
dat anderen ter waarschuwing raag strekken.
Denkt er om dat zoodra ge wordt uitge
lachen, gy uw invloed kwijt zijten ge komt
er zoo licht toe omdat het leger nu eenmaal
opvoedt tot zucht naar uiterlijk vertoon en
zich te laten zien. Daarom spiegelt u aau
zoodanig voorbeeld.
Waar nu vaststaat, dat ook ie Bond, zich
aanpassend aan de maatschappelijke vervor
mingen, zich moet wijzigen, dringt thans de
de vraag zich opwaar ligt voor de naaste
toekomst het zwaartepunt.
In art. 1 der Statuten wordt gesproken
over «toewijding aan Vorstin en Vaderland".
Welnu men volsta niet met den gewonen
uitleg »ik beu te oud om mee te trekken,
doch zal achter een wal gaan liggen en den
snooden aanrander van onze vrijheid op die
wijze ontvangen". Dat is heel dapper gespro
ken, doch die woordeu werken niet veel uit.
Na de Lombok-débacle klonk de oproep
»Oud-militairen waar zijt ge?" Velen gaven
zich aan, doch zeer wyselijk»heefl men nooit
„Kind", antwoordde de joDge vrouw, die in dit
oogenblik de wjjaheid ten beste gaf, welke vele
jonge vrouwen gaarne ala een lokkendeu, doorzich-
tigen sluier om zich heen slaan, „kind, hy is al
veertig. Maar het is al laat en ik zou morgen niet
graag blauwe kringen onder de oogeD hebben."
„Een oogenblik nog", zei Hedda, de lange magere
armen naar haar nicht uitstrekkende, „wien geef
je my morgen aan tafel, den procureur, die verleden
jaar op jullie huisbal met my danste en toen gezegd
heeft, dat ik geestig was?"
„Den zelfde. Mama heeft daarover al aan je moeder
geschreven. H(j staat nu op twaalfduizend mark
inkomen en tantièmes. Op jou, Ester, heeft neef Paul
dadelijk bij mjjn verloving beslag gelegd. Pas op,
hjj heeft een laatsten aanval in den zin. En nu wezen
lijk goeden nacnt."
Zij boog zich voorover en drukte haar warme,
zachte lippen op Ester's mond.
„Wat ben je koud, Ester. Laatst zag ik met Frits
„Romeo en Julia"; eigeulijk paste liet niet, wanneer
het niet gelukkig n klassieke voorstelling was ge
weest. Zoo koud als jij nu, was Julia vóór haar echt
met den graaf, vóór zij den slaapdrank inneemt.
Verschil van smaak. Voor Parys heeft Frits me andere
wat beters beloofd. Zorg, datje er morgen zoo mooi
uitziet als je kuut. De mannen zijn nooit zoo ont
vankelijk als bjj een bruilofstdiuer,"
Nog een holder, half vroolijk, half liohzinnig lachje
en de bruid waa verdwenen. De jouge meisjes lagen
doodstil in haar witte bedden. Door de heldere gor
dijnen van het venster viel hel matte maanlicht.
„Wat is Ella toch gelukkig", fluisterde Hedda na
eon tijdje. En toeu uit het bed naast baar geen
antwoord kwam, voegde zy er bij„Als haar toevallig
een arme rnan bevallen was, dan had ze hem ook
kunnen nemen, alhoewel tante niet erg in de wolken
zou zijn geweest. Nu bevalt haar echter de rijke en
zjj beeft in baar huwelijk zelfs niet de herinnering
aan een vroegere liefde mee te nemen."
„Je wilt tooh niet zeggen, Hedda je meent
gebruik gemaakt van hun diensten. En nu
we in de plaats van de dappere schutters
hebben bet reserve-kader en de landweer
staat het waarlijk niet meer te verwachten,
dat de oud-onderofficieren, die zoowel een
lang militair als vrij lang corporeel leven
achter deu rug hebben, nog eens zullen
worden opgeroepen om met bet «zwaard"
in de hand te verde'igen waarvan in art. 1
sprake is.
Art. 2 zegt, dat de Bond zich niet bemoeit
met politiek. Dat is slechts gedeeltelijk waar
sedert Domela Nieuwenhuys in Friesland
aanzette om de maatschappelijke orde te
verstoren.
Het 3e ariikel noemt het bevorderen van
ekanders stoffelijke belangen en bet steunen
van weduwen en weezen. En vraagt men
nu aan spr. of de Bond ooit met vrucht zal
kunnen helpen, dan antwoordt hij met volle
overtuiging jadoch dan moet alles goed
georganiseerd worden en zal men over 25
jaar ook goede resultaten zien,
Naast de Rond van oud-onderofficieren
heeft een sleepend bestaan geleid de Bond
alnsulinde" die na de laatste weigering der
Ministers van Binnenlandsche Zaken, Oorlog
en Koloniën op haar request rich gerust kan
ontbinden. Wellicht is die Bond niet goed
geleid.
Het is niet voldoende, mooie i cquesten
op te stellen. Vragen staat vrij, maar wei
geren er bij en zoo heel gemakkelijk wordt
thans zelfs het meest eerlijke verzoek gewezen
van de hand. Eer een maatregel van bovenal
wordt ingevoerd, moet vau beuedenaf de
noodzakelijkheid zoo juist mogelijk worden
bewezen. Een request, dat zoo gemakkelijk
aan den kapstok eener commissie kan ge
hangen, is niet voldoende.
Nog altyd niet wordt van hoogerhand de
vraag gedaan «mogen we de dienaren op die
wijze aan den dijk zetten althans in geen
enkel' voorstel is dio vraag ooit belichaamd.
Toch is het Rijk de grootste werkgever welk
geschreeuw zou er opgaan als een particulier
werkgever die in den regel heel wat meer
zorgen heeft om zelf rond te komen het
gezin van zijn werknemers eens op die wijze
overliet aan de openbare weldadigheid!
In de eerste vijftig jaren beslaat geen uit
zicht, dat onderling zooveel geld wordt bij
eengebracht, dat de weduwen en weezen der
oud-onderofficieren zijn gevrijwaard voor
broodsgebrek. Doch wel beslaan een streven
en een strooming om hen te doen verzorgen
en dit moet opgewekt en aangemoedigd.
Het frappez, frappez toujours zal ook hier
toch niet den man van wie je zooeven sprak
„De procureur Teicbert Ja, Eater, wanneer hij rnyn
hauil vroeg, zou mama erg gelukkig zijn."
„Maar hy bevalt jou niet; jij jij houdt niet van
hem."
„Denk je aan den jongen dokter, die het vorige
jaar tamelijk vaak by ons kwam?"
„Dokter Helmera.' Natuurlijk. Ik Hedda, ik
dacht, dat jullie elkander lief hadden."
„Dat doen we ook. Dit voorjaar, op een tochtje naar
Halenaee, heelt hij 't ray gezegd. O, Ester, wat was
dat een goddelijk uur aan 't meer, loen de aodereu
vooruitgegaan wareD. Dal zal ik nooit vergeten, al
word ik ook honderd jaar."
„En nu?"
Voor den eersten keer dezen avond gevoelde Ester
werkelijk belangstelling.
„Wel, wij kunnen natuarlyk niet trouwen. Hy is
een arme dokter. Hy wil te Berlijn blijven en dus
moet hij een ryke vrouw hebben. Dat is eenvoudig
genoeg. Het zou prachtig zijn wanneer het morgen
deu heer Teichert ernst waa. Het komt zoo zelden
voor. Je moet bedenken, dat ik niet veel meer dan
mijn ui'.zoi meekrijg."
„Hedda" het klonk ala een met moeite inge
houden verontwaardiging „Hedda, laat het toch
niet voorkomen alsof hel een gunst ia, wanneer een
„Jy bent óok niet rjjk, Ester, maar als bot moet,
kan je toch leven. Je weet niet, hoe zuinig het bjj
ons moet toegaan, want van het pension, dat jij be
taalt, kan alles eeu beetje beter worden ingericht.
Maar zie je, Nelly is óok al twintig en Lo is al be
vestigd. en mooi zjjn we niet. We hebben alleen
onze ieugd. Als die ongebruikt voorbjjgaat neen,
ik zal morgen voor myubeer Teichert zoo vriendelyk
zjjn als ik maar kan. Als bjj maar niet die leeljjke
wrat naast zjjn neus had. Wratten kan ik niet uit
staan."
„En dokter Helmen?"
leiden tot een goed einde.
Deze leiten mogen naast de «toewijding
aan Vorstin en Vaderland" meegedeeld aan
het publiekzij liggen op het terrein van
onzen arbeid zij moeten zelfs meegedeeld
opdat de publieke opinie vaardig worde en
zich uitspreke.
Rest de «bevordering der stoffelijke be
langen".
Ook hierover loopon in den Bond de
meeningen ontzettend uiteen.
Er zijn afdeeliugs-correspondenten, hoofd-
correspondenten en twee gewestelijke corres
pondenten. Doch werken deze wei zóo, dat
succes te wachten is?
Tot dusver wordt 't beschouwd alsof zij de
onderofficieien die den dienst verlieten in
burger-betrekkingen plaatsen doch daarmee
is niet voldaan aan de verplichtiog.
Vooral in dezen Bond is 'tzeer moeilijk,
nieuwe denkbeelden in te voeren; er zijn te
veel leden in, die geen juisten kijk hebben
op betgeen een vak-vereeniging is (spr.
beeft bet oog op iemand, die sedert 1849 is
gepensiouneerd en niet geheel is meegegaan
met zijn tijd) anderen hebben ruimer blik
dan zij die opgevoed zijn in de oude leger-
moraal van poetsen en kribben richten langs
een touwtje. Het is voor dezulken niet moge
lijk, onze huidige taak objectief te beschouwen
doch hun reeds klein anntal neemt als met
den dag af, terwijl dat der jongere elementen
steeds wast.
De jongeren, de nog dienenden, hebben
te zorgen, dat zij in grooten getale zich
aanmelden als militair-donateur en zóo kan
het spoedig komen, dal de Bond niet alleen
helpt den werkgever die rekening houdt met
het militair pensioen, maar ook wordt de
brug waarlangs de ex-militair terugkeerd
naar de burger-maatscbapdij en dus een
krachtig woord kan meespreken in het belang
der militaire donateurs. De actief dienenden
zijn het element voor de toekomst van den
Bond en daarom hebben zij reeds de plicht
om mee te spreken m al betgeen betreft de
vervorming van dien Bond.
Spr. heelt indertijd gepleit om deze mili
tairen donateurs stemrecht te ^even in den
Boud en was mede-pionier voor deu nieuwe
gedachte in den Bond.
Spr. zond óok een circulaire over de stof
felijke belangen, waarin bij voors elde to
beuoemen éen Hoofd-correspondent, die be
hoorlijk zou ziju gesalarieerd en zou hebben
eeu eigen bureau en vrij reizen per spoor,
opdat èn bij geheel zich zou kunnen wijden
aan de stoffelijke belangen èn steeds voor
„Hij zou wezenlijk blij zijn, als hij mijn verlovings
kaart kreeg. Zoo zijn Ce mannen nu eenmaal", zei
de prozaïsche Berlyusche met een zucht.
Daarop zwegen zij Hedda sliep ook werkelijk in;
de wenscb, er morgen zoo friech mogelijk uitte zien,
was eeu eiach. Maar Ester lag nog lang wakker. Was
dat nu het groote wouder?
Deu anderen dag heerschte er in bet mooi ver
sierde huis luidrucutige vreugde, maar geeu wijding;
geen moeder, die haar dochter voor de laatste maal
in de armen sloot, geen sidderende, teedere bruid,
niets van al 't geeu Ester verwacht had, voor wie
deze eerste bruiloft een intieme gebeurtenis was.
Daar was mevrouw Malwine, die het huwelijk tot
stand had gebracht en er zich niet weinig op liet
voorstaan. Haartwee kleine jongens zouden den sleep
dragen, wat de meeste voorbereiding eischte en ten
slotte de eigenlijke hoofdzaak van het huwelijk bleek
te zyn. Daarna kw men de ruikers vau de bruids
meisjes aan de beurt, die door de jongedames nauw
keurig befcekeu wenleu, de huwelijksgeschenken en
de bloemeD. Ester was blij, toen zij in haar kamer
tje kon vluchten onder het voorwendsel, dal ze toilet
moest maken, ofschoon ze niet de helft vao den tijd
noodig had, dien ze nog voor zich had. Maar daar
stoud llodda zenuwachtig bezig om een paar korrel
ijes blanketsel van haar kin te verwijderen, en Ester
hielp haar nu, zich zoo mooi te maken als baar
nietige gestalte maar eenigazins toeliet. Het toilet
was chic, daar zorgde i de Berlynsche nichtjes voor;
ze dronken liever dunne koffie en aten liever brood
jes met niets er op. Hedda was opgewonden. Ten
slotte viel ze Ester om den hals, maar paste toch
op, dat ze de kanten van haar uitgesneden kleed niet
kreukelde en zei, dat ze het liefst zou willen weenen
als ze maar niet bang waa, roodc oogeu te krygeu.
en baar oogon waren al mat genoeg.
(Wordt vervolgd.)