Zaterdag 6 October 1906. No. 7258. 56e Jaargang. TWEEDE BLAD. UITGAVE: FIRMA A. H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per post f 1.45. Advertentiën 1—6 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale offïcieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9 Postbus 9 Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, doen te weten, dat door den Raad dier Gemeente in zijne vergadering van 28 Augustus is vastge steld de volgende verordening VERORDENING, houdende voorschriften in het belang der openbare gezondheid. Artikel 1. Alle slooten en wateren binnen de kom der Gemeente, welke bijzonder eigendom zijn, moeten door of van wege de eigenaars, en in geval van verhuring of in gebruikgeving door de huurders of bruikers, steeds behoorlijk schoon gehouden, worden en op zoodanige diepte worden gehouden, dat behoorlijke doorstrooming mogelijk is. Art. 2. Het is verboden daarin drekatoffen, asch, vuilnis of eenige aan bederf onderhevige voorwerpen te werpen, of daarin bloed, gier of andere vuilnis te laten afvloeien. Art. 3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, na de Gezondheids-commissie te hebben gehoord, aan de eigenaars van slooten en andere wateren, gelegen binnen de kom der Gemeente, welke voor de openbare gezondheid schadelijk zijn, te gelasten die te dempen, binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn. Na de verkregen lastgeving zijn de eigenaren, in de vorige alinea bedoeld, verplicht binnen den gestelden termijn daaraan te voldoen. Zij, die zich daarmede bezwaard achten, kunnen zich te dier zake, binnen 14 dagen nadat de aan schrijving ter hunner kennis is gebracht, bij ver zoekschrift wenden tot den Gemeenteraad, die, daarover alsdan uitspraak zal doen. Ingeval de Gemeenteraad de aangevoerde be zwaren ongegrond verklaart, vangt de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn aan op den dag, waarop het Raadsbesluit aan de bezoekers Art. 4. Alle terreinen, gelegen binnen de kom der Ge meente, op welke water, modder of ander vuilnis blijft staan, moeten door de eigenaars, op aan schrijving van Burgemeester en Wethouders, bin nen den daarbij bepaalden termijn verhoogd wor den, of er moeten daarop zoodanige werken en veranderingen aangebracht worden, als bij die aanschrijving zijn bevolen om het ongerief te ver helpen. Het 2de en het 3de lid van artikel 3 zijn hier van toepassing. Art. 5. Het schoonhouden van stegen, uitgangen, door gangen of toegangen tot woningen, getimmerten of erven binnen de kom der Gemeente (voorzoo ver die niet als openbare stegen of sloppen vallen onder de bepalingen der Verordening op de straat- politie) zoomede de open ruimte tusschen twee woningen, moet geschieden door de bewoners of bruikers dier woningen, getimmerten of erven, die gehouden zijn, op aanzegging der politie, daartoe onmiddellijk over te gaan eq, verder alle voor de openbare gezondheid nadeelige stoffen en voor werpen daarop aanwezig, op te ruimen. Art. 6. Ingeval de stegen, uitgangen, doorgangen of toegangen, bij artikel 5 vermeld, door regen of andere oorzaken onderloopen, zoodat zij niet meer droogvoets kunnen begaan worden, zijn de eige naars daarvan, op aanschrijving van Burgemeester en Wethouders, gehouden die binnen don daarbij bepaalden termijn op te hoogen of in voldoenden toestand te brengen. Het 2de en het 3de lid van artikel 3 zijn hier van toepassing. Art. 7. Wanneer van de in artikel 5 vermelde stegen, uitgangen, doorgangen of toegangen geen eige naars zijn aan te wijzen, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd de verplichting tot ophooging of verbetering, in het vorig artikel vermeld, op te leggen aan de eigenaars der woningen, getimmer ten en erven, welke van die stegen, uitgangen, doorgangen of toegangen genot hebben. Het 2de en het 3de lid van artikel 3 zijn hier van toepassing. Art. 8. Indien de eigenaars van bijzondere perceelen de daarin gelegen zinkputten, sekreetputten, riolen en goten niet steeds in voldoenden toestand hou den of de sekreetputten, wanneer die vol zijn, niet ledigen, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd hen te gelasten die binnen een bepaalden tijd te herstellen, bruikbaar te maken en voorzooveel de sekreetputten aangaat, ook te ledigen of te dempen. De eigenaars zijn verplicht aan dien last binnen deu bij de aanschrijving te bepalen termijn te vol doen. Art. 9. Wanneer de zinkputten, sekreetputten, riolen en goten geheel of gedeeltelijk liggen in perceelen, welke daarvan geen nut of gebruik hebben, zal de herstelling, bruikbaarmaking en, voorzooveel de sekreetputten aangaat, ook do lediging of dem ping, door Burgemeester en Wethouders opgelegd worden aan den eigenaar van het perceel, dat daarvan nut en gebruik heeft, en is do eigenaar van het perceel, waarin zij gelegen zijn, op aan schrijving van Burgemeester en Wethouders ge houden zulks te gedoogen. Deze aanschrijving zal mede inhouden den tijd wanneer en de wijze waarop de herstelling, bruik baarmaking, lediging of demping zal plaats grijpen en een beambte aanwijzen, die daarop toezicht zal houden. Het 2de en het 3de lid van artikel 3 zijn in de gevallen van dit en het vorig artikel van toepassing. Art. 10. Het schoonhouden der sekreten moet geschieden door de bewoners der gebouwen, die daarvan ge bruik hebben, met dien verstande, dat elk hoofd van een gezin daarvoor aansprakelijk is. Bij nalatigheid is de politie bevoegd de reiniging te gelasten, waaraan onmiddellijk zal moeten vol daan worden. Art, 11. Wanneer de eigenaars van sekreten, welke her stelling of vernieuwing behoeven, in het aanbren gen daarvan nalatig zijn, zijn zij gehouden op aan schrijving van Burgemeester en Wethouders, die binnen den daarbij bepaalden tormijn in voldoenden toestand te brengen. De eigenaars van sekreten, aan den openbaren weg gelegen, moeten zorgen, dat die van een schot voorzien zijn. interichton overeonkomstig het voor schrift van Burgemeester en Wethouders. Art. 12. Wanneer verlaten sekreetputten in den grond gevonden worden, moet hiervan dadelijk kennis gegeven worden aan Burgemeester en Wethouders. Dezen zijn bevoegd om de lediging, de reiniging en do demping der sekreetputten binnen een bij aanschrijving te bepalen termijn te gelasten, aan hem op wiens erf ze gevonden worden. Het 2de en het 3e lid van artikel 3 zijn hier van toepassing. Art. 13. Indien de sekreetputten niet geledigd worden door werklieden van de Gemeente-reiniging, zal zulks niet anders mogen geschieden dan van des avonds 11 tot des morgens 4 uren, en niet dan na kennisgeving aan den Commissaris van politie, van ten minste vierentwintig uren te voren. Zij die met het ledigen belast worden, zijn ver plicht, indien do sekreetputten niet in voldoenden toestand verkeeren, daarvan binnen vierentwintig uren aan den Commissaris van politie kennis te geven. De vuilnis, daaruit komende, zal binnen de bo- venaangegeven tijdruimte in dichte en overdekte wagons of schuiten buiten do kom der Gemeente moeten gebracht worden. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op hen, die den inhoud van hunne sekreetputten gebruiken ter bemesting van do gronden waarin zij gelegen zijn, mits lediging daarvan tusschen 's avonds 10 en 's morgens 6 ure plaats hebbe en zoowel de putten als de gronden die bemest worden buiten de bebouwde kom gelegen zijn. Art. 14. Het is verboden binnen de bobouwdo kom der Gemeente eenige verzameling van mest of vuilnis te hebben of te houden, tonzij met schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, tot woderopzogging en op do daarbij to stellen voor- waardon verleend, wolke vorgunning op aanvrage van do in artikel 24 genoemde personon zal moe ten worden vertoond. Geeno vergunning, bedoeld bij dit artikel, zal door Burgemeester en Wethouders zonder nadere machtiging van den Raad kunnen verleend worden voor plaatsen gelegen binnen vijf Meters uit den openbaren weg of van woningen en binnen tien Meters van een welput. Voorzoover vergunningen niet overeenkomstig deze bepaling zijn verleond vóór het in werking treden dezer Verordening, zal alsnog machtiging van den Raad daarvoor noodig zijn. Hot is geoorloofd om bij veestallen den mest der dieren te verzamelen in gemetselde, waterdichte putten of bakken, voorzien van luiken of deksels, welke, behalvo bij gelegonheid van vullen of ledi gen, steeds gesloten moeten zijn. Deze mestbakken en mestputten mogen niet tevens tot berging van andere vuilnis of mest stoffen gebezigd worden. Het bloed of de afval van geslachte of afge maakte dieren moet opgezameld worden in behoor lijk met dekseis gesloten vaten. Bloed en afval mogen van 1 April tot 30 September niet langer dan vierentwintig uren en van 1 October tot 31 Maart niet langer dan driemaal vierentwintig uren in woningen, winkels, slachthuizen of bergplaat sen, noch op daarbij behoorende open plaatsen bewaard blijven. art. 15. Het is verboden, mestbakken of mestputten, die nende tot verzameling van den mest van paarden of vee, zonder vergunning van den Commissaris van politie, op een anderen tijd te ledigen, dan tusschen 11 uur 's avonds en 10 uur 's morgens. Art. 10. De mest moot onmiddellijk vervoerd worden. Het is verboden, voor dit vervoer gebruik te malton van andere vervoermiddelen, dan die zóo zijn ingericht, dat daaruit niets op den grond of j in het water worde verspreid of gestort. Art. 17. Het is verboden, binnen de bebouwde kom dor I Gemeente varkens te houden, tenzij met schrifte lijke vorgunning van Burgemeester on Wethouders, tot wedorzegging en op de daarbij te stellen voorwaarden verleend, welke vergunning op aan- vrago van do in art. 24 bedoelde personen zal moeten worden vertoond. Art. 18. Hot gieren of bemesten van gronden met se- kreetmest kan gedurende het heersehen van Azia tische cholera, van typhus of van dysenterie door Burgemeester en Wethouders tijdelijk worden ver boden, hetzij in de geheele Gemeente, hetzij in een bij do afkondiging van hot verbod aan te wijzen Art. 19. Hot is aan allen, die niet tot het personeel der Gemeente-reiniging behooron, verboden mest, slijk, vuilnis of afval op den openbaren weg der Ge meente te verzamelen. Art. 20. Het ophalen van haardasch, slijk en afval aan de woningen of erven der ingezetenen is na 11 uur dos voormiddags en van faecaliën na des morgens 7 uur, aan ieder, die niet tot het personeel der Gemeentereiniging behoort, verboden. Artikel 16 is op het vervoer dezer stoffen mede van toepassing, en wat de faecaliën betreft, moet zulks geschieden in goed gesloten tonnen, zonder dat overstorting op den openbaren weg mag plaats hebben. Art. 21. Het is verboden, binnen de Gemeente lijders aan eene dor besmettelijke ziekten, bedoeld in artikel 1 dor Wet van 4 December 1872 (Staatsblad No. 134) tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, te ver voeren, zoover het bij gemelde wet is veroorloofd, anders dan in draagbaren of voertuigen, gedu rende het vervoer voorzien van een door den Burgemeester te bepalen kenteekon. Het is verboden dit kenteeken, na het vervoer van de draagbaren of voertuigen te verwijderen, voordat de ontsmetting, volgens artikel 9, vierde zinsnede van gemelde wet, onder toezicht vau een daartoe door den Burgemeester aan te wijzen beambte zal hebben plaats gehad en door dien beambte verlof zal zijn gegeven tot het wegnemen van het kenteeken.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 5