laten afloopen; het moet daarop geleid worden door middel van goten of kokers, wier monding Hoogstens oen halven decimeter boven den grond verheven zijn en die te allen tijde waterdicht en onverstopt zullen moeten gehouden worden. Art. 14. liet is verboden, zonder vergunning van Bur gemeester en Wethouders op de grachten of hoofd noten eenige particuliere riolen af te leiden of Dostaande te verbreeden. Art. 15. Zonder vergunning van Burgemeester en Wet houders mag niemand over den openbaren weg openslaande vensters, luiken en zonneschermen maken, plaatsen of hebben. Die aan bovenver diepingen, zijn hiervan uitgezonderd. Art. 16. Het is aan den eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder verboden een nieuw gebouwd, her- of verbouwd, tot woning ingericht of voor bewoning van meer dan twee gezinnen bestemd of ingericht perceel of perceelsgedeelte te gebruiken of te laten gebruiken, indien niet, blijkens eene door of van wege Burgemeester en Wethouders afgeven schrif telijke verklaring, het gebouwde bij opname ge bleken is overeenkomstig de bepalingen der ver ordening te zijn gebouwd of dienovereenkomstig te zijn ingericht. Ter bekoming van deze verklaring dient hij een verzoek in bij Burgemeester enWethouders, waarop door dezen binnen veertien dagen wordt beschikt. Het is aan ieder verboden, zoodanig perceel of perccelsgedeelte, waarvoor de verklaring is ge weigerd, na door Burgemeester en Wethouders voor de ontruiming bepaalden, hun schriftelijk bekend gemaakten, termijn te blijven bewonen. Art. 5, alinea 3, 4 en 5 zijn ton deze toepasselijk. Art. 18. Onverminderd de bevoegheid van Burgemeester en Wethouders, krachtens art. 180 der Gemeente wet, tot het desnoods ten koste dor overtreders doen wegnemem, beletten of verhinderen van het geen in strijd met deze verordening wordt daar- gesteld, ondernomen of nagelaten of voor zooveel daartegen bij geen wet. Koninlijk besluit of Provin ciale verordening is voorzien, wordt overtreding van artt. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 6bis, 6ter, 6quater, 8, 9, 9bis, 10,11,12,13,14, 15 en 16 van deze verordening gestraft met eene geldboete van ton hoogste vijf entwintig gulden of hechtenis van ten hoogste zes dagen. Art. 19. Met het opsporen der overtredingen van de bepalingen dezer verordening zijn de Gemeente- architect, de Opzichters der Gemeentewerken, de Directeur der Gemeente-reinigingen alle beambten der politie belast. Aan hen wordt de bevoegdheid verleend om, wanneer zij dit tot handhaving van de bepalingen dezer verordening noodig achten de woningen der ingezetenen, huns ondanks, bin nen te treden, met inachtneming van de bepalingen der Wot van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83)- Art. 20. De bepalingen dezer verordening waarin door of krachtens de Woningwet en bij de door Gede puteerde Staten vastgestelde Bouwverordening voor de Gemeente Amersfoort is voorzien, ver vallen. Art. 21. De artikel dezer verordening zijn slechts van toepassing voorzoover in het onderwerp dat zij regelen, niet door of krachtens de Woningwet en bij de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Bouwverordening voor de Gemeente Amersfoort is voorzien. Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht volgens hun bericht van den 13 September 1906, 3e afdeeling no. 53/114, in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort den 6 October 1906 dos middags ten 12 uren. De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, doen te weten, dat door den Raad dier Gemeente in zijne vergadering van 28 Augustus 1906 is vastgesteld de volgende verordening VERORDENING, houdende bepalingen ter voorkoming van brand. Artikel 1. Zonder schriftelijke toestemming van den Bur gemeester zal men geenerlei soort vuurwerk mogen ontsteken, noch oenige stoffen laten ontploffen of springen. Art 2. Zonder schriftelijke vergunning van den Com- missarts van politie zal men op de straten en wegen geen vuur mogen branden. Art. 3. Zonder vergunning van den Commissaris van politie mag in de open lucht geen hooi, stroo, stoppelen, heide of andere voorwerpen worden verbrand, terwijl de vergunning alleen zal kunnen gegeven worden voor den tijd tusschen 's morgens 6 en 's namiddags 2 uur bij niet-sterken wind, en onder voorwaarde, dat de verbranding geschiedt op een afstand van minstens 50 Meters van wo ningen. hoornen of openbare wegen, en het vuur behoorlijk wordt uitgedoofd. Art. 4. Hot is verboden, op den openbaren weg vuur to dragen, te plaatsen of daartoe aftegeven, tenzij in metalen, steeiio" of aarden bakken of potten, voorzien van metalen, stcenen of aarden deksels of in eene test in eene overdekte stoof geplaatst Art 5. Bij het lossen, laden en verwerken van hooi, stroo, turf, hout, tabak of andore licht ontbrand- baro voorwerpen zal niet gerookt mogen worden, noch ook in de magazijnen en andere bewaar plaatsen van dergelijke zakon, op of in do onmid- delijke nabijheid van schepen daarmede geladen of in de werkplaatsen van timmerlieden en schrijn werkers. Art. 6. De schippers zullen geen pek, teer of andere ontbrandbare stoffen in of op hunne schepen mo gen smelten of koken, doch dit aan den wal moeten doen, ter plaatse daartoe door de politie aante- w ij zen. Art. 7. Zonder toestemming van den Commissaris van politie zal bij de werkzaamheden op daken, platten of zolders geen vuur mogen gebezigd worden tot het smelten of heotmaken van metalen en zal het smelten of heetmaken moeten geschieden op den beganen grond. Ingeval van verkregen vergunning zal er steeds iemand blijven bij liet vuur en zal dat niet vóór zonsopgang mogen worden aangelegd en vóór zonsondergang moeten verwijderd zijn. Art. 8. Het is verboden aan hen, wier beroep medebrengt terpentijn, teer, olie, zwavel, pek, smeer, drukinkt of andere licht ontbrandbare stoffen te smelten, koken, branden, raffineeren of andere kunstbe werking te doen ondergaan, die lichtelijk aanlei ding tot ontbranding kunnen geven, zulks binnens huis te verrichten, doch zal dit steeds in de open lucht moeten geschieden op plaatsen, daartoe in overleg met den Commissaris van politie, geschikt bevonden. Deze bepaling is mede toepasselijk op hot bla keren van vaatwerk door kuipers. Art. 9. Het is verboden vuur of heete asch in mest-, asch- of vuilnisbakken te werpen. Art. 10. Niemand zal buitenshuis aschhoopen of andere verzamelingen van asch mogen hebben, anders dan in gemetselde bakken, en in geen geval tegen de huizen of getimmerten van de naburen. Art. 11. Men zal binnen de lcorn der Gemeente geen bergen of schelven van hooi, stroo, veldvruchten of andere licht ontbrandbare stoffen mogen stellen, dan alleen op de daartoe door of vanwege Bur gemeester en Wethouders aantewijzen plaats en onder de door Burgemeester en Wethouders daar voor te stellen voorwaarden. Art. 12. Bij buitengewone broeiing van hooi of andere voorwerpen is de eigenaar verplicht daarvan dadelijk aan het bureau van politie kennis te geven. Art. 13. Hooi en andere voorwerpen die door broeiing gevaar voor brand opleveren, moeten, op bevel van den Commissaris van politie, door den eige naar, of, bij ontstentenis van dezen, door den bewoner van het gebouw of erf waarin of waarop zij zich bevinden, dadelijk uit elkander gehaald en op zoodanige plaats gebracht worden als door dien ambtenaar zal aangewezen worden en aldaar moeten verblijven gedurende den tijd. door hem te bepalen. Art 14. De politie is bevoegd om in de woningen, schuren, stallen of op de erven de voorwerpen die zij ver moedt aan bet broeien te zijn, to onderzoeken. Art. 15. Niemand zal in de woningen of andere getim merten asch, gedoofde kolen, houtskolen ofboelc- weitdoppen, anders mogen bewaren clan in potten van steen of metaal, behoorlijk gesloten met deksels van soortgelijke bestanddeelen. Wanneer de voorraad daartoe te groot is, zal men aan den Commissaris van politie aanvraag om vergunning kunnen doen om dien op andere wijze te mogen bewaren in ommetselde ruimten. Ingeval van toestemming zal deze de noodige maatregelen voorschrijven om het gevaar voor brand te voorkomen, welke voorwaarden alsdan steeds zullen moeten worden nageleefd, terwijl de Commissaris van politie bevoegd zal zijn, die be waarplaatsen optenemon. Art. 16. Niemand mag schietkatoen, patronen, buskruit, vuurwerk, dynamiet of andere ontplofbare stoffen verkoopen of meer dan drie Kilogram buskruit of meer dan vijfentwintig Liters petroleum in een huis of ander gebouw bewaren, zonder alvorens daartoe de schriftelijke vergunning van Burge meester en Wethouders te hebben verkregen, welke vergunning te allen tijde op aanvrage der politie aan haar moet worden vertoond. Zij die vergunning hebben ontvangen tot het ve. koopon van do in dit artikel genoemde stoffen, moeten de acte van vergunning ophangen en houden op een door den Commissaris van politio aantewijzen zichtbare plaats in- hunnen winkel of lokaal tot verkoop bestemd en mogen deze stoffen niet uitstallen in hunne winkelkasten of op stoepen of toonbanken. Art. 17. Schietkatoen, buskruit, dynamiet, vuurwerk of andere ontplofbare stoffen mogen niet verkocht of vervaardigd worden tusschen zonsondergang en zonsopgang en niet verkocht worden wanneer Burgemeester en Wethouders den verkoop ver bieden of zulks door den Commissaris van politi® voor een tijdvak van 24 uren wordt verboden. Art. 18. Het is verboden buskruit of andere gevaarlijke stoffen in art. 16 bedoeld, te dragen, te behandelen, te bergen of te verkoopen in winkels, vertrekken of andere plaatsen van verwarmingstoestellen voorzien. Art 19. Zij die van Burgemeester en Wethouders ver gunning hebben verkregen om buskruit of vuur werk te verkoopen of to bewaren mogen niet meer dan vijfentwintig Kilogram buskruit, het vuurwerk hieronder begrepen, m huis hebbenzij mogen niet meer dan drie Kilogram daarvan in hunne winkels of benedenhuizen voorhanden hebben, en zullen zich geheel hebben te houden aan de voorschrifton bij het verloenen der vergunning gegeven. Het ovorige buskruit en vuurwerk, dat zij in huis hebben, moet worden bewaard op afgesloten plaatsen, op zolders van huizen of pakhuizen, en wel bedekt mot haren kleeden op een plaats ten minste 3 Meters van schoorsteenen, schoorsteen- of kachelpijpen verwijderd. Ieder Kilogram buskruit moet afzonderlijk in koperen of blikken, goedgesloten bussen of in goedgesloten flcsschen bewaard worden. Art. 20. Zij die van Burgemoester en Wethouders ver gunning hebben verkregen tot het verkoopen van petroleum, mogen in hunne huizen niet meer voor handen hebben dan 200 Liters. Art. 21. In de magazijnen, berg- of werkplaatsen waarin buskruit, schietkatoen, dynamiet, vuurwerk of. andere ontplofbare stoffen bewaard of verwerkt worden, mogen geen licht, vuur of lucifers voor handen zijn er mogen geen gaspijpen doorloopen en er mag niet worden gerookt. Art. 22. Bij het vervoer van buskruit of ammunitie langs dewegen en straten, zullen de bijzondere orders, dooi de politie ter voorkoming van gevaar voor ontploffing aan de voorbijgangers of bewoners der daaraan gelegen woningen te geven, onmiddel lijk moeten opgevolgd worden, alles buiten en be halve de voorschriften van het Koninklijk besluit van den 15 October 1885 (Staatsblad n° 87.) Art. 23. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders een gebouw te bezigen tot bergplaais van hooi, stroo, riet, schors, terpentijn, teer, lompen of andere licht ontbrand bare stoffen, tenzij die voorwerpen voor huiselijk gebruik bestemd zijn. Art. 24. Alle bergplaatsen van licht ontbrandbare stof fen aan den openbaren weg moeten behoorlijk gesloten zijn. Art. 25. In magazijnen of bewaarplaatsen van licht ont brandbare stoffen, zal geen vuur mogen gebezigd worden, noch ook licht ontstoken worden anders dan in eene besloten lantaren. Art. 26. Lucifers in winkels of magazijnen als handels artikel voorhanden, moeten in gesloten metalen bussen of trommels bewaard worden. Art. 27. Bakkers, smeden on anderen wier beroep het hebben van ovens, vuurplaatsen of stookinrich tingen noodzakelijk maakt, zullen hunne brand stoffen niet onder of boven dezelven mogen bergen, tenzij in daartoe behoorlijk ingerichte bewaar plaatsen, geheel van steen en voorzien van ijzeren deuren. Zij zullen niet meer dan 5000 bossen hout of drie kubieke Meters heide of brem tegelijkertijd in hunne woning mogen hebben. De ovens en andere vuurplaatsen, tot de uit oefening van hun beroep dienende, zullen minstens eenmaal 's jaars door de politie nagezien worden, waarbij tevens zal worden onderzocht of de schoor steen behoorlijk geveegd zijn. Nieuwe ovens mogen niet in gebruik worden gesteld zonder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. Art. 28. luiden een of ander mocht blijken gevaar voor brand opteleveren, zullen daaraan de noodige herstellingen of veranderingen op bevel van den Commissaris van politie, binnen don door hem voor te schrijven termijn, moeten aangebracht worden. Art. 29. Men mag alleen vuur stoken in daartoe opzet telijk ingerichte en geschikte stookplaatsen, terwijl kachels of andore verwarmingstoestellen niet an ders mogen gesteld en gebezigd worden dan op een metselwerk of metalen plaat van grootere oppervlakte dan, en uitstekende buiten de daarop geplaatste kachel of vuurhaard. Art. 10. Pijpen van haarden of kachels mogen alleen dan door houten beschot, zoldering of raam geleid worden, wanneer zij omringd zijn met eène plaat van ijzer, blik of koper, terwijl bij geleiding door een schoorsteen de pijpen aan den onderkant van den schoorsteen van een metalen plaat moeten voorzien zijn. De pijpen zullen in een schoortsteen moeten uit komen, tenzij Burgemeester en Wethouders schrifte lijk vergunning verleend hebben om de pijpen door gevels, muren, ramen of daken naar buiten te geleiden. Art. 31. Men zal geen schoorsteenen mogen hebben lo. die eene mindere dikte hebben dan 0.07 M.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 7