Donderdag 13
December 1906.
No. 7286.
56e Jaargang.
Waarom later?
Feuilleton.
Aaa deo rand van den afgrond
UITGAVE:
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zatei'dagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post ƒ1.45. Advertentiën 1—regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25; elke vege'
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTEGRACHT 9
Postbus 9 Telephoon 1
KV Wie zich ingang van
1 JANUARI 1907 wenscht te
abonneeren op de AMERS-
FOORTSCHE COURANT,
ontvangt de in December
verschijnende nummers
KOSTELOOS.
't Is ons niet bekend of de Kamer van
arbeid voor de bouwbedrijven voor Amers
foort en Hoogland al dan niet het goede
voorbeeld volgt van haar zusters in an
dere Gemeenten en even?.ls zij gegevens
verzamelt om een zoo juist mogelijk
overzicht te geven van het aantal werk-
loozen in de bouwvakken hier.
Men zegt, dat dit reeds om en bij de
zevenhonderd beloopt.
Reeds lang is er óok door den ge-
schok dien sommige hypotheekbanken
kregen, ten gevolge waarvan lang niet
meer zoo gemakkelijk als voorheen bouw-
credieten te bekomen zijn groote
slapte van werk.
Timmerlieden, metselaars, schilders en
andere aan het eigenlijk bouwvak ver
wanten worden, voorzoover zij tot de
zoogenaamd vaste knechts behooren, reeds
met allerlei kunst en vliegwerk bezig
gehouden. Het losse volk is al een tijd
zonder verdienste.
En de winter staat voor de deur.
Denk niet, dat er thans geen kommer
en gebrek wordt geleden, juist omdat
het weer zoo mild iseerst als de wa
teren stollen, gaan de harten open.
Doch veel beter dan geven, dan be-
deelen, is het verschaffen van werk.
Het zeggen is, dat de werklieden-
vereenigingeu zich wendden tot Regenten
van het Sint Pieters- en Bloklands-gast-
huis, verzoekend den bouw van het
nieuwe gesticht op te dragen aan een
te Amersfoort wonend aannemer.
Ongetwijfeld zullen Regenten gehoor
geven aan dit verzoek als dit niet kl
te zeer ip strjjd is met de belangen der
stichting.
Maar wie gaat een nieuw huis bouwen
als de winter voor de deur staat?
Bovendien zijn de plannen en alle
voorbereidselen reeds zóo ver gevorderd,
dat er van een aanbesteding al sprake
kan wezen?
Daarop moet, dunkt ons, niet gewacht
doch reeds nu kunnen de menschen ge
holpen, die geheel buiten hun schuld
zonder verdiensten zjjn.
Daar zijn binnenshuis zóo veel repara
tion te doen, dat men werk in overvloed
kan vinden als meïfcdat slechts vinden wil.
Daar zijn allerlei karweitjes te doen
voor alle categorieën van werklieden, die
in dezen tijd best zijn te doen, zelfs al
vriest het steenen dik.
Waarom moeten die bewaard tot den
beruchten schoonmaaktijd, wanneer er
weer handen te kort komen voor al het
werk, dat dan opeens moet afgeroffeld.
Werk geven, is beter dan bedeelen.
Zoowel voor de beurs van particulier
en van de Gemeente als voor de énergie en
het zelfbesvustzijn der werklieden.
Daarom, zoek eens wat werk, dat.
binnenshuis kan afgemaakt.
Waarom zoudt u wachten tot later
Handel en Nijverheid.
Aan het eind der Maandag gehouden ver
gadering van de vereeniging «Handel en
Nijverheid" vroeg de heer J. Sinnige
het woord voor een persoonlijke feit in ver
band met zijn spreken in de openbare ver
gadering der Kamer van Koophandel en
Fabrieken van 20 October tegen Staats
exploitatie der spoorwegen.
Tot recht begrip diene herinnerd, dat iu
de vergadering dier Kamer van 27 September
werd ingebracht een verzoelc van de Vereeni-
ging van Nederlandsche werkgevers om
adhtesie op haar adressen aan de Tweede
Kamer en aan den Minister van Waterstaat
tegen Staats-exploitalie der spoorwegen.
In die zitting werd besloten, de op dit
adres betrekking hebbende stukken te doen
circuleeren.
Na een vergadering in comité-generaal
kwamen de adressen in openbare behande
ling in de vergadering van 20 October.
De heer Sinnige dan zeide Maandagavond
ongeveer
Reeds geruimen lijd geleden had ik bet
plan, mijn mandaat als lid dier Kamer neer
te leggen bij de komende periodieke aftre
ding, geheel om redenen van particulieren
aard.
Even vóór de aftreding nu kwam bijde
Kamer een verzoek in behandeling van de
«Vereen, van Ned. werkgevers" om onder
steuning van haar request aan de Tweede
Kamer, waarin deze vereeniging te kennen
geeft, uat het haar voorkomt, dat Staats
exploitatie van spoorwegen voor onzen handel
en industrie zeer ooguostig en hoogst onge-
wenscht is.
Nadat de leden van de Kamer van Koop
handel het voor en het tegen dezer zoo hoogst
gewichtige quaestie rijpelijk hadden over
wogen, door het bestudeeren van verschil
lende stukken, op die materie betrekking
hebbende, besloot zij in haar vergadering
het verzoek van bovengenoemde vereeniging
in te willigen.
De. »Eemlander" keurde in een artikel
de houding van de Kamer af en trad vooral
tegen mij persoonlijk zeer onvriendelijk op.
Die onvriendelijke daad had misschien het
oogmerk, dat ik mij in de kolommen van
dat blad tegen dat optreden zou verdedigen.
Dit was echter niet juist gezienwant ik
zal de laatste zijn, die reclame zal maken
voor een blad, welks beginselen lijnrecht in
strijd zijn met de mijne.
Om zelfs niet den schijn op mij te laden,
dat ik mijn mandaat had neergelegd tenge
volge van dat artikel, besloot ik, bij een
eventueele herbenoeming, deze weer aan te
nemen. Thans echter gevoel ik mij verplicht,
uw vereeniging, die mjj candidaat heeft ge
steld. in het kort mijn persoonlijke gevoelens
omtrent de Staats-exploitatie van spoorwegen
uiteen te zetten.
Dat ik dit niet deed op uw vorige ver
gadering (van 12 November) had tot reden,
dat ik geen invloed wilde oefenen op de
stemming (gehouden 30 November).
Mijn persoonlijk gevoelen omtrent de spoor-
weg-quaestie is, dat handel en industrie meer
baat zullen vinden bij de vrije concurrentie
van verschillende maatschappijen dan bij
Staats-exploitatie, waar alle concurrentie is
buitengesloten.
Het is mijn gevoelen, dat de vrije concur
rentie de energie verscherpt; dat de concur
rentie, daartoe gedwongen, veel goedkooper
werkt; dat zij steeds tracht nieuwe wegen
en nieuwe bronnen te zoeken, het product
of de onderneming zooveel mogelijk tracht
te volmaken en tot den hoogsteu bloei te
„^Vat is het leven zonder liefde, geld en vriend
schap. Zonder die is elke nieuwe dag een nieuwe
pijniging."
De man, die deze bittere woorden sprak, bleel
staaD san den kant van de rivier. Hij was doornat
van den stortregen. De ijzige wind deed hem rille i
van de koude.
Hij was uog jong en zou knap geweest zyn, inaien
zijn gelaat niet van ontberingen had getuigd. Hij
heette Paul North. Een week geleden was hyi uit
de gevangenis ontslagen en de wereld had hem
doen gevoelen, dat bjj overbodig was.
De dungekleede, gebogen gestalte slenterde doel
loos langs de kade. De electrische booglampen wierpen
een helder licht over de rivier. Langzaam rijpte in
hem dat wanhopige besluit, dat in iemand opkomt,
die gevoelt, dat hy een uitgestootene is.
Plotseling omklemden zijn handen de leuning
dor kade. „Nuzeide een stem in hem. Nu E6n
sprong slechts en alles is voorbij I"
Hij aarzelde toen hij een rijtuig hoorde naderen
en wendde zijn doodsbleek gelaat om. Op dat
oogenblik riep iemand uit het rijtuig den koetsier
toe, stil te houden een man sprong er uit, liep op
hem toe en legde een band op zijn schouder.
„Zoo! zeide hij. Jy beet North, met waart Dus
je bent vrijgekomen. Arme duivelSlap nu maar
in Ik heb je. reeds geruimen tyd gezocht. Ik heb
ieta voor je te doen. Ik beloof je voor vanavond
brengen, terwijl monopolies, trusten, coöpe
raties, enz., daartoe niet gedwongen, veel
eerder op een eenmaal ingenomen standpunt
zullen blijven staan.
Dit is zoo in 't algemeen. In het bijzonder
zal het eveneens van toepassing zijn qp de
exploitatie van de spoorwegen doorden
Staat.
In de eerste plaats zal zij duurder werken,
dan een particulier. Het behoeft geen betoog,
dat alles wat van Staats- of Gemeentewege
wordt verricht, duurder is dan van particu
lieren. Zelfs het met succes uitoefenen van
sommige bedrijven door een Gemeente is
voor mij volstrekt geen bewijs, dat particu
lieren er niet nog een grootere winst uit
zouden halen.
Neemt men het spoorwegvervoer in Duitsch-
land en dat hier te lande, dan blijkt, dat in
ons land het goederenvervoer per 100 K.G.
per Kilometer goedkooper is dan in Duitsch-
land, waar Staats-exploitatie is. Bovendien be
taalt men in Nederland voor een waggon-
lading van 5 ton het zelfde per 100 K.G. als
bij een waggorilading van 10 ton, terwijl
men daarvoor in Duitschland belangrijk meer
betaalt.
Ook is het personen-vervoer in Duitsch
land over het aigemeen hooger. In België is
het niet veel beter. Belangrijk is het bijvoor
beeld te lezen wat de heer Plate zegt over
een Belgisch rapport en wel van de centra
le commissie van de Chambres des repésen
tants, waarin door cijfers uitvoerig wordt
aangetoond, dat de Staat duurder exploiteert,
dan particulieren.
Begint men te zeggen, dat de particuliere
maatschappijen zich kunnen verbinden tot
een trust en overeenkomen tot het doorvoeren
van hoogete tarieven, dan staat daar tegen
over, dat alle tarieven de goedkeuring van den
Regeering moeten hebben, waarvoor de Raad
van Toezicht zorgt, en dat niet te hooge winsten
worden behaald in welk geval, volgens de
concessie-voorwaarden, de Staat zelfs de be
zittingen der Maatschappijen kan naasten.
Wordt er met te groot verlies gewerkt, dau
moet omgekeerd de Staat de bezittingen der
Maatschappijen overnemenóok volgens de
concessie.
Voorts zijn vervoer en dienstregeling aan
goede bepalingen en degelijke controle onder
worpen. Vrije concurrentie dus, met streng
Staatstoezicht; en dit is volgens mijn meening
bet beste.
Zeer zeker zal ook nog Staats-explotatie
voor een klein land als het onze, met naburen
die zooveel grooter en machtiger zijn, zijn
eigenaardige bezwaren opleveren, uit een
een goed souper en een warm bed en een flinke
som gelds over een paar dagen. Kom mee
Half versuft stapte Nortb in liet rijtuig. Hij was
stom van verbazing. Droomde hij
Hij staarde den man aan, die zoo vriendelijk voor
hem was en zag een knappe jonge man, forsch ge
bouwd, goed gekleed, wiens gekeele voorkomen een
goede afkomst verried.
Na een rit van ongeveer een half uur, hield het
rijtuig stil. North stapte het eerst uit, maar opeens
deinsde hjj terug, waut hij zag op korten afstand de
grijze muren van do gevangenis, waaruit hij pa3 was
ontslagen. Hij beefde over ziju geheele lichaam.
„O, beu je daar opgesloten geweest? zeide de
vreemdeling met vriendelijke stem, nu we zullen je
wel een riem onder het -.art steken."
Hij oponde de deur vau een deftig huis. Weldra
was Paul van droge kleeren voorzien en znt hij aan
een tafel, waarop een souper gereed stond. Toen
werd de kamerde'T geopend en trad een meisje
binnen.
„Dit is mijn zuster Ella, zeide Paul's gastheer, die
zichzelf voorgesteld had als Leo Grevison. Ella, ik
heb een vriend meegebracht, die een paar nachten
bij ons zal logeeren, de hesr Paul North."
North maakte een buiging. Toen ging hij weer
zitten en meende dat de armoede hem van zijn
zinnen had beroofd, dat hij hallucinaties bad, want
dè blik van die prachtige blauwe oogen, de inne
mende glimlach vau die roode lippen hadden zijn
hart in vuur en vlam gezet. Hij gevoelde terstond,
dat hij dat meisje nooit zou vergeten. Zijn wanhoop
was voorbij. Een lieftallig gezicht had hem hoop
gegeven op een gelukkiger toekomst.
Toen de maaltijd was afgeloopen, verwijderde Ella
zich.
„Steek nu een sigaar op, zeide Grevison, en luis
ter. Ik ken je, zooals je zult bemerkt hebben, Als
je het gordijn van dat venster opent, zal je op een
afstand van niet meer dan dertig Meters de wandel -
plaats van de gevangenis zien. Ik heb je daar ge
zien, eiken dag. Ik heb je bespied, omdat ik wist,
dat ik eens je hulp noodig zou hebben. En een
van je medegevangenen heette Otteway, niet waar?"
„Ja! Hij bewoonde de cel naast de mijne."
„Zoo! En weet je, waarom hij gevangen zit?"
„Neen."
„Nu, ik wel, maar daarmee wil ik je niet lastig
vallen. Het ia genoeg je te zeggen, dat Otteway
mijn bediende is geweest. Hij is een flinke kerel
en heeft mij trouw en eerlijk gediend, totdat het
ongeluk hem achterhaalde. Kortom, Otteway moet
ontsnappen en wjj moeten hem daartoe de gelegen
heid geven."
North was stom van verbazing. Zooiets had hjj
in het geheel niet verwacht.
„Op den dag, dat Otteway ontvlucht, zal ik je
honderd pond sterling betalen als belooning voor je
hulp, vervolgde Grevison. Vertel mjj nu eens alles
over de leefwijze, die in de gevangenis gevolgd
wordt en over de gewoonten en regels, die daar
heerschen."
North vertelde hem alles wat hij wist.
Grevison wreei zich in de handen van genoegen.
„Het schijnt mij toe, zeide hij, dat een kleine
stalen vijl wonderen zal verrichten in de handen
van eeu man als James Otteway. Ja, ik geloof, dat
hij met behulp van zulk een instrumentje er in zal
slagen te ontvluchten. Wij mooten er voor 'zorgen,
dat hij die vijl in handen knj gt."
„Onmogelijk! zeide North met nadruk. Hoe zou
u dat klaar spelen?"
„Met behulp van dit", zeide Grevison lachend,
terwijl hjj een langwerpig stalen voorwerp uit zijn
zak te voorschijn haalde.
„Een windbuks?" zeide North, denkende, dat hij
met scherts te doen had.
„Juist! Hen bijzonder krachtige windbuks! Maar
nu geen vragen meer. Je bent vermoeid. Ik zal je
je kamer wijzen. Morgen zullen wjj verder zien."
Uitgeput door de ontberingen der laatste dagen
sliep Paul North weldra in. In zijn droom verscheen
hom weer de vrouw, die op dien avond voor altijd
een plaats in zjjn hart had iogenomea.
Paul North sprong uit zijn bed. Hij had een gat
in den dag geslapen en een rythmisch geluid, dat
hij inaar al te goed kende, had hem gewekt. Uit
het venster zag hij eenige honderden gevangenen
die op de waudelplaats in rijen op en neer iiepen
onder de hoede van een groot aantal bewaarders.
Nortb was juist gereed mot zijn toilet, toen Grevison
binnentrad.
„Ik wilde je niet storen, zeide bij na een morgen
groet; maar nu moet het eerste doel onzer taak
volbracht worden met deze windbuks. Zie eens
uit het venster. Zie je Otteway?"
„Ja, hjj loopt in de rij, het dichat aan den buiten
muur tusschen dien grooten kerel en
„Juist! Nu ga ik op hem schieten."
„Wat wilt u doen?"
„Op hem schieten! Zie je deze pijl, die precies
in den loop van de windbuks past? Je bemerkt,
dat het uiteinde omwonden is met een gele zijden
draad om de pijl in de goede richting te houden.
Welnu, verborgen onder dien 7'jden draad bevindt
zich een klein stukje dun papier, waarop het volgende
bericht staat: „Een vijl ligt ia hc. bed chrysanten.
Morgen bij de wandeling moet je een flauwte voor
wenden en in het bloemperk neervallen om de vijl
op te rapen. Ik kom éen uur db middernacht. L.G."
„Ik' begin er iets van te begrijpen. U zinspeelt
op het bloemperk bij den buitenmuur
„Juist."
(Slot volgt.)