Zaterdag 5 Januari 1907. No. 7295, 56e Jaargang. Feuilleton. Het Kroontje. AMEESFOOHTSGEE COURANT. firma a. h. van cleeff te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f l. franco per post f 4.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels/-1.25;elke regel' meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: kortegracht 9. Postbus 9 Talephoon 9. KENNISGEVINGEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, brengen iugevolge art. 73 der Miïitiewel 1901 ter kennis, dat door den Militieraad in deze Provincie, in eon der lokalen van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, aan de Mariaplaats te Utrecht, ingang ovor de Botermarkt, op Donderdag24 Januari 1907, des voormiddags ten tien ure, zittiug zal wor den gehouden, teneinde uitspraak te doen omtrent den loteling dor lichting van 1907 dezer Gemeente Dirk Johannes Streithorst lotingsnummer 115. Amersfoort, 8 Januari 1907. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, brengt ter kennis van gepensionneerde Oost-Indi sche militairen, dat door hen, bij afhaliug hunner attestatie de vita ter Secretarie, hunne gagements- acte moet worden vertoond. Wordt hieraan niet voldaan, dan zal goene attes tatie de vita worden verstrekt. Amersfoort, 3 Januari 1907 De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. fabrieken en andere inrichtingen. Stokers als boven. Machinedrjjvers, Smeden en Smidbauk werkers, Machine-bankwerkers en gewone Bankwerkers (hier- ouder ook to verstaan Rijwielherstellers). Werktnig- makers, Kolentremmers, Metaalwerkers (hieronder to verstaan Koperslagers, Ketelmakers, Vyleukapper» en Voorslugers). Electriciens. OVERIGE AMBACHTEN. D. Scheepsbeschieters,Scheepstimmerlieden (scheep makers). E. Koek- en Banketbakkers of Knechts. Kola en Koksmaats, hetzij aan boord van schepen of vaar tuigen, hetzij aan den wal. F. Koffiehuis- en Hotelbedienden, Holmeesters en Kelluers op schepen of booten. G. Ziekenverplegers. Barbiers. Apothekers-be dienden. H. Personeel van 's Rijke werven. De personen genoemd onder A, B on D komen alleersi in aanmerking voor inlijving als zeomilicien- Aanmelding voor de Zeemilitie. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Ge meente AMERSFOORT, brengen, ter voldoening aan art. 138 der Militie- wet 1901, bij deze ter kennis van wie het aangaat, dat de loteüngen voor de lichting der Nationale militie van 1907, die voor volledige oefening bij de militie te land zouden moeten worden ingelijfd, een der na te melden beroepen uitoefenen en verlangen bij de ZEEMILITIE te dienen, worden uitgenoodigd, zich vöor 1 Februari eerstkomende bij hen, Burge meester en Wethouders, aan te melden of te doen opgeven ter Gemeen te-secretarie te Amersfoort, tot welke aanmelding of opgave eiken werkdag, van tien uur voormiddag tot vier uur namiddag, en meei bijzonder op Dinsdag den S. Januari 1907 des voor middags te 10 uur, te dier plaatse gelegenheid zal De bovenbedoelde bij schikking van den Minister van Marine van 4 December 1903, Bureau S. R., no. 83 aan gewezen beroepen zijn de volgende ZEEVARENDEN. A. Stuurlieden, Stuurmansleerlingen, Matrozen, Lichtmatrozen en Jongens op koopvaardijschepen vau de groote eu de kleine vaart en op zeesleep booten. Stuurlieden, Schippers en verdere opvaren den van loodsvaartuigen en tounenleggers. Diepzee- visschcrs en Noordzeekust-visschera. BINNENSCHIPPERS. Sluurliedeu, Schippers en Schippersknechts van RÜnachenen, aken, tjalken en kleine vaartuigeu, Stuurlieden, Matrozen, Schippers en Schippersknechts van passagiers- en sleepbooten op de binnenwateren, Zuiderzee-visachers, Visachers op Zeeuwscbe wateren en op groote rivieren. Mossel- en Oester'üsscbers. Schuitenvoerders, Vletterlieden en Veerlieden. SMEDEN, STOKERS, MACHINISTEN en BANKWERKERS. C. Machinisten en Machinist-leerlingen op sche pen eu vaartuigen, bij spoor- of tramwegen e" De personen, genoemd ouder C komen allereerst i aauinerkiag voor inlijving als zeemilicien-stoker. De personen, genoemd ouder E komen in aan merking voor iulyving als zeemilicien-kok. De personen, genoemd onder F nomen iu aanmer king voor iulyving als zeemilicien-holmeester. De personen, genoemd onder G komen iu aun- merkiug voor inlij ving als zeemilicien-ziekon verpleger De personen, genoemd ouder H komen iu aan merking voor zeemilicien-matroos of stoker, al naarmate van het beroep, dat zij uitoefenen. Uit de lotelingen, die een dezer b« roepen uitoefe- 3D, wordt de voorkeur gegeven aan hen, die zien overeeukomstig deze uituoodiging voor den dienst ter zee hebben aangemeld of hebben doen opgoveu de overige voor dien dienst uoodige mauscuuppen worden te zijner tyd door lotiug aangewezen. De aaudaebt van de loteliugen wordt gevestigd op art. 116 der Militiewei 1901, luidende als volgt. „De by de militie te land iugelijfden worden niet to; het aaDgaan van een verhiudienia voor de buiteu- landscbe zeevaart toegelaten zonder schriftelijke toestemming van Onzen Minister van Oorlog. „Die toestemming wordt in gewone tijden niet geweigerd aan de lotelingeu, die reeds vöor hun inlijving bij de militie hun beroep vau de buiteu- landsche zeevaart maakten en zien overeenkomstig art. 1 8 voor de zeemilitie hebbena ngeboden, doen daarbij niet hebben kunnen worden aangenomen1'. Amersfoort, 4 Januari 1907. Burgemeester eu Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. 8TENFERT KROESE. ZOND AGS WET. De BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van AMERSFOORT, Geletop de aauschrijviug vau HeerenGedeputeerde Staten der provincie Utrecht van den 10 Juli 1841 (Proviiiciaalblad No. 53), houdende uitnoodiging om ter voldoeniug aan een op machtigiug vau Zijue Majesteit den Koning, door Z. E. deu Minister vau Binueulandscho Zaken hij aanschrijving d.d. 29 Juni 1844, no. 103, I. afd., gedaan verzoek, jaarlijks de ingezetenen te herinneren aan de bepaliugen der Wet vau de i 1. Maart 1815 (Staatsblad no. 21) be trekkelijk do viering der ZON-en FEESTDAGEN; Maken dientengevolge aan de ingezetenen bekend, dat do voormelde wet is van den navolgeuden inhoud Wij WILLEM, bij de gratie GOD8, Prins van Oranje Nassau, Souverein Vorst der Vkreenigde Nederlanden, enz., enz., enz. Aan al degenen die deze zullen zien oI hooreu lezen, saluut! doen te weten Alzoo Wij iu overweging genomen hebben de noodzakelijkheid om, op het voetspooT onzer gods dienstige voorvaderen, die daarop steeds den hoogsten prijs stelden, de plichtmatige viering van den dag des Heeren en andere dagen der openbare Christelijke godsdienst toegewijd, door eenparig voor degeheele uitgestrektheid der Vereenigde Nederlanden algemeen werkende maatregelen te verzekeren. Zoo is net, dat Wjj, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten Generaal dezer landen, hebben goedgevonden en verstaan gelijk wy goedvinden verstaan bij deze: 1. Dat op Zondagen en op zoodanige godsdien stige feestdagen, als door de kerkgenootscbappeu van de Christelijke godsdienst dezer landen algemeen erkend en gevierd worden, niet alleen geene beroeps bezigheden zullen mogen verrigt worden, welke de godsdienst zouden kunneD storen, maar dat in bat algemeen geen openbare arbeid zal mogen plaats hebben dani geval van noodzakkelykheid.als wanneer de plaatselijke regeertug daartoe toestemming zal geven. 2. Dat op doze dagen, met uitzondering van ge ringe eetwaren, geene kpopwaren hoegenaamd op markten, straten, of openbare plaatsen zullen mogen worden uitgestald of verkocht, en dat kooplieden eu winkeliers hunne waren niet zullen inogen uitstal len noch met opene deuren verkoopen. 3. Dat gedurende den tijd voor de openbare gods dienstoefening bestemd, de deuren der herbergen en andere plaatsen, alwaar drank verkocht wordt, voor zoo verre dezelve binnen den besloten kring der gebouwen liggende zijn, zullen gesloten zijn, on dat ook gedurende dien zelfden tijd geenerhanc. spelen, hetzij kolven, balslaan of dergelijke mogen plaats hebben. 4. Dat geene openbare vermakelijkheden, zooals schouwburgen, publieke danspartijen, concerten en harddraverijen, op de Zondagen en algemeene feest dagen zullen gedoogd wordenzullende het aan de plaatselijke besturen worden vrijgelaten, hieromtrent ene uitzondering toetestaan, mits niet dan na het olkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen, 5. Dat de plaatselijke politie zorg zal dragen, ten einde alle hinderlijke bewegingen en gerucht, in de nabijheid der gebouwen tot de openbare eeredienst bestemd, en in het algemeen alles, wat dezelve zoude kunnen hinderlijk zijn, voortekomen of to doen ophouden. 6. Dat de overtredingen tegen de bepalingen van dit besluit, naar gelang van personen en omstandig heden, zullen gestraft worden met eene boete van niet hooger dan vijf en twintig gulden, of met eene hechtenis vau niet langer dan drie dagen voor de ovcitreders die buiten staat mogten zjjn, deze boete te betalen. Dut, bij een tweede overtreding, de boete of straf zal worden verdubbeld, en wijders alle te koop gde of uitgestalde goederen verbeurd verklaard de herbergen of andere publieke plaatsen voor éene maand gesloten zullen worden. En dat door deze algemeene verordeningen, alle daarmede niet overeenkomstige provinciale of plaat selijke reglementen en inrigtingen zullen worden gehouden voor vervallen. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad za' worden geinsereord, en dat een genoegzaam getal exemplaren gedrukt en aan de Staten in de onder scheidene provinciën of landschappen, ingevolge art. 80 der Grondwet, ter uitvoering zal worden gezon den, met last om dezelve alom te doen puhliceeren en affigeeren, en van de predikstoelen der onderschei dene Christelijke kerkgenootschappon te doen ailezen. I.astun en bevelen voorts, dat Onze ministeriële departementen en andere autoriteiten, justicierenen officieren, wien zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige conniventie of dissimulatie. Gogeven in 'e Gravehage, den laten Maart des jaars 1815, het tweede van Onze regeering. (geteekend) WILLEM. Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid, ekend) A. R. Fai.cz. Gedaan te Amersfoort ei 5. Januari 1907. Burgemeester t. ,'ethoudera voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. Do BURGEMEESTER der Gemeente AMERS FOORT, 171/1906, ter kennis van belanghebbenden, dal in de Gemeente Renswoude een geval van miltvuur is voorgekomen. Amersfoort, 5 Januari 1907. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. „Ik krijg myn verdiende loon." Lilian stond op. „Vindt u good, dat ik thans naar myn kamer ga? Ik voel mij niet al te lekker." Haar vader stond eveneens op. „Laat dit ons niet scheiden, Lil. Het is voor mijn welzjjn en ook voor 't jouwe." „Misschien wel", antwoordde Lilian met gesmoorde stem, „niaBr hoe 't zy, ik moet my eerst aan 't denkbeeld wennen." Hij opende de deur voor haar. „Lilian, kiud, je zult zelf spoedig trouwen en my verlaten I" „Maar nu trouwt juist en verlaat my. Ik hoop, dat u gelukkig zult worden." „Ik zoek niet zoozeer iu de eerste plaats het ge luk, alB wel myn verloren evenwicht terug te krijgen." „Dan hoop ik, dat u daar in slagen zult", ant woordde zyn dochter met een flauw glimlachje. „Ik deuk, dat 't mij niet gemakkelijk zal vallou. Jy en ik, Lilian, zyn ondeugende kinderen, die niets met volmaaktheid ophebben. Wy uioeton door een strenge hand geleid wordon. Het eonige verschil tUBSChen ons ia, dat ik dit erkou en jy niet." ^lk heb nooit beweerd, volmaakt te sjjn", zei Lilian nederig. „Ik weet, dat ik verscheidene fouten heb." Waarom wil je dsn de moederlijke leiding van een achtenswaardige dame niet aanvaarden „Bah 1" Lilian trok een leelyk gelicht. „Vader, van vroegere gelegenheden weet ik, dat het oninogelyk is, u tot andere gedachten te brengen wanneer u eenmaal een besluit genomen hebt. Daarom zal ik er ook geen moei'o voor doen, maar ik gloof, datu op 't punt staat, een groote domheid te begaan." „Lilian", antwoordde hij treurig, „iu heel myn leven heb ik byzouder weiuig domme dingen gedaan." Hy keek haar aan, als vroeg hij baar om excuus. „Het lijk, verwaaud, maar ik zie gewoonlijk weikon weg ik moet inslaau oiu het etuddoel to bereiken." „Maar dan hebt u zich nu toch vergist." Hy schudde 't hoofd. „Myn verstand zegt 't my anders." Lilian haalde ongeloovlg haar schouders op en ging naar haar kamer. H ar vader zette zich weer aan tafel, waarvan hij ten slotte uiot behulp vau den portier eu een knecht naar zyn slaapkamer werd gebracht. Het te moeten aanzien, dat je vader een dame het hol maakt, is alles behalve prettig en dus is't te begrijpen, dat Lilian de eerstvolgendo weken zeer vervelend vond. 's Avonds verliet de heer Tumor zyri dochter en verdween hij in het huis aan den overkant met een augstigeu trek op zijn gelaat. Een tante van lady Shepheard, eeu weduwe, dook van hier of daar op om by haar nicht te logooren, want lady Shepheard wist onder alle omstandigheden hoe 't hoorde on handelde daarnaar. Gedurende dezen proeftijd toonde do heer Turner geen enkele maal neiging om aan zyn slechte ge woonte toe te geren, Hy scbeeu eeu tiiewe bladzijde in zyn levensboek begonuen te zijn. Op zekere «ogen blikken kon Lilian hem deze hervoriniog kwalijk nemen. Het was dan ook wel hard, dat een dame van middelbaren leeftijd, die zoo saai was als een bezemsteel, zulk een verandering bn hem teweeg kon breDgen, terwijl een liefhebbende, toegenegen Eeu vraag en een antwoord. Naar aanleiding van ons artikel over het Jaarverslag van «Liefdadigheid" in bet voor gaande nummer schryft een onzer lezers ons Aan het slot van uw mij zeer sympathie- bespreking van het Jaarverslag van «Lief dadigheid" schrijft u>En als men aan uw deur komt vragen, geeft dan niet, doch verwijst man, vrouw of kind naar het De partementshoofd". «Moet ik daaruit opmaken, dat ik voorden rijksdaalder dien ik per jaar als contributie aan «Liefdadigheid" betaal, allen die konen vragen maar naar het betrokken Departe mentshoofd kaa verwijzen en dus er met een rijksdaalder per jaar af ben Het antwoord op die vraag is spoedig te geven. Waar «Liefdadigheid" verzoekt, vooral niet te geven zonder onderzoek en het bedelen niet in de hand te werken, daar ligt het voor de hand, dat geen betere bestrijding van beide kwalen bestaat dan bet verwijzen naar het Departementshoofd. In den regel is 't niet zuiver als de vra- genden beweren het Departementshoofd niet te kennen. Gewoonlijk heeft dat Departe mentshoofd dan reeds ervaren, dat zulle een gezin geen steun waardig is en zich dien- iloobter steeds in haar pogingen gefaald had. Maar Lilian onderdrukte dit gevoel met kracht en ver weet zich haar liefdeloosheid. Indien dit huwelijk goed was voor haar vader, zou zij in ieder geval geen vinger uitsteken om het te verhioderen en toch, boe heerlijk waren de oude tijden geweest, ondanks onkole pynlyke oogenblikken „Hel engagement zal niet lang duren, Lilian," zeide haar vader op zekeren dag. „Daar ben is bly om", antwoordde zy met een poging om hem een genoegen te doen. „Mr. Creville heeft beloofd, getuige bij 't huwe lijk te zyn." „Werkelijk f" „Wy trouwen nog deze maand." „Zóo gauw al?" „Hoe eerder zoo beter, Lilian." Lilian zuchtte eu vau deu weeromstuit zuchtte haar vader öok. Veertien dagen vöor de voltrekking vau het huwe lijk ging Lilian naar het Lagerhuis om haar vader te hooren spreken over eeu onderwerp, waarin hy veel belang stelde. Zyn rede duurde twintig minuten eu werd uitgesproken op zijn gewoue, aarzelende mauier. Zy, die zyn opmerkingen later niet bestu deerden in het officieel verslag, zouden niet spoedig tot de erkenning komen, dat by een waardevolle bijdrage had geleverd iu een belangrijk debat. Met een gevoel vau opluchting zag zyn dochter hem weer gaan zitten. In eeu der wandelgangen ontmoette zij deu Secretaris van Biuneulandsche Zakeu, dien zy even te voren gehoord had in een scherp debat niet eenige radicale leden, waarbij hy er eouigszins slecht was afgekomen. „U bobt een minder prettig kwartiertje gehad, nietwaar?" vroeg zy hem meewarig. „Heropening van het debat is niet geoorloofd," antwoordde hy eenigszins geïrriteerd, want hy wist, dat hy zich op oen niot zeer schitterende mnnljr uit het debat had teruggetrokken. Wanneer ik als kind in een hoek was gedreven en ik zag geen uitwog moer", ging Lilian voort, „stak ik myn tong uit. In sommige gevallen is dat, vind ik, het eenig afdoende antwoord." Hij lachte. „Ik geef toe, dat het eeu argument is, waarop je niets kunt antwoorden. A propros, ik felioitoer je met de uitmuntende rede van je vader." „Vindt u ze goed Ik wilde wel, dat hy niet zoo binnensmonds sprak." „Je bent een streug criticus." „Ja." Met de punt van haar schoen trok zij figuur tjes op den grond. „U weet, dat vader vandaag over veertien dagen trouwt?" „Ja. Ik ben getuige." „En ik bruidsmeisje." „En een heel aardig." „Op 't oogenblik voel ik me meer als een ver- boppeling, maar op den duur went men aan alles." „Het zal zoo lang niet meer duren Uit je self getrouwd bent." „Ik heb volstiekt geen haast", antwoordde zij onverschillig. „Daar schiet me opeens to binnon, dat ik vergeten heb, mijn neef eens moe te brongon. Ik heb het in don laats ten tijd zoo verbazend druk gehad, dat ai 't andere op den achtergrond is gedrongen." „Ik kan u niet goed volgen. Wat heeft mijn toe komstig huwelijk met uw neef uit te staauT" De heer Qreville glimlachte. „Je hebt beloofd, zijn opvoeding ter hand te tulleu nemen, weet je nog wel Waarom zou je hem uiel trouwen en hem In je ledigen tyd africhten?" (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 1