Donderdag 7
Februari 1907.
No. 7309.
56e Jaargang.
Feuilleton.
Het Kroontje.
UITGAVE
FIRMA A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 40 cent. Legale
olïicieële- en onteigeningsadvortentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke rege,
meer 0.25. Oroote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
KENNISGEVING.
Hengstenkeuringen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT
brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat de in hei voorjaar vau 1907 te houden gewone
Rijkskeuringen van tot dekking bestemde hengsten van
ten iniusto 21/, jaar oud voorzooveel de provincie
Utrecht betreft zijn vastgesteld op 20 Februari a.s.,
dat de regelingacommissie tot het aaunemen van
inschrijvingen voor bedoelde keuringen zitting zal
houden op Zaterdag 9 Februari a.s. van des voor-
middaga 11 tot des namiddags 12'/j uut in het
„Hotel Bellevuo" aan het Vreeburg te Utrecht.
Op vrachtvrije, schriftelijke en ouderteekende
aauvrageu zullen door den Secretaris dier commissie,
den heer M. L. H. Thissen (adres Landbouwbank.
Utrecht) aan eigenaren en houders van hengsten
iDSchrjjving&bilietien voor de keuringen worden
verstrekt.
Bij de aangifte zullen moeten worden vermeld:
a naam en woonplaats van den eigenaar en
houder,
b naam, ouderdom, ras, kleur en bijzondere
kenteekexieu van den hengst, benevens, indien deze
in het Stuinboek is ingeschreven, stamboek en stum-
boeknummer.
c zoo mogelijk afstamming van den hengst, zoo
wel van vaders als van moederszijde, en naam en
woonplaats vau don fokker.
Du ler keuring aangeboden hengsteu zullen op
genoemden 20 Februari des morgeus ten 9 ure aan
de Stads-uiauège, Achter Clarenburg, aanwezig
moeten zjjn.
Amersfoort, 5 Februari 1907.
Burgemeester eu Wethouders van Amersfoort.
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretarie,
J. G. STENFERT KROESE
DE HEIJE-HULDE.
Den 1 Maart zal hot honderd jaar geleden
zijn, dal Jan Pieter Heija te Amsterdam
werd geboren. Hij studeerde daar in de
medicijnen, vervolgens te Leiden, trok in
1830 als Leidsch jager uit, promoveerde na
zijn terugkomst uit België in 1832, vestigde
zich ïu zijn geboorteplaats als geneesheer en
bleel in de praktijk lot 1857.
Hij begon zijn dichterlijke loopbaan met
de uitgave van enkele op losse bladen ge
drukte verzen, was medewerker aan »De
vriend des vaderlands", later oprichter van
het tijdschrift »De Muzen" en van »De Gids".
Zijn talrijke geschriften getuigen van zijn
vaderlandsliefde en zijn zucht totuankweeking
in ons volk van goede eigenschappen en tot
bestrijding van nationale ondeugden en niet
minder van zijn onvermoeide belangstelling
iu het onderwijs, voornamelijk door zijn deels
door de «Hollarulschd Maatschappij", deels
19.)
„Ik ben hier net", zei mevrouw Amherst. „Zooals
ik wel dacht, was 'l uiaar een onbeduidend geval
een voermansjongen. Ik heb hem met zgu eigen
kar laten thuis brengen. Hebt u prettig gespeeld, ou
wie heeft gewonnen?"
Liliau maakte eeti lichte beweging met haar hoofd.
„Daar komt de heer Heiumings aan, die zal 't u
wel vertellen; hjj is er vol van."
„O, ia hjj de overwinnaar 7" Zij glimlachte den
jongeu mati vriendelijk toe. „Hebt u miss Turucr
een lesje gegeven
„Wij speelden gelijk op", antwoordde hjj kortaf.
„Werkelijk? Het was dus een spannende match
„Heel op 'l lantste kwain eerst de beslissing',.
Mevrouw Auiherst keek tamelijk verbaasd.
„Dat is werkelijk een heldenfeit, miss Turner. De
heer Hemmiugs wordt beschouwd als onze boste
Bpeler."
rede, terwijl zij op iu 't oogvallende wijze hot woord
richtte tot mevrouw Amherst.
„Ik ga dien zelfden kant uit," antwoordde deze.
„Wacht nog oveu. Hebt u al een partuer voor den
wedstrijd vau de volgende week?" vroeg zij George.
„Nog niet".
„Vraag miss Tumor. U beiden moet onoverwinlijk
wezen."
„Het zal mij een waar genoegen zijn."
„Neen, mevrouw, ik kom niet uit op wedstrijden,"
zei Lilian.
„Hè, en u hebt mg verteld, dat u oons in de
door het »Nut" bekroonde liederen.
Ook was hij een groot bevorderaar der
Toonkunst en van haar geschiedenis in ons
land.
Hij overleed'24Februari 1876 te Amsterdam.
Zjjn graf, te Abbenes, prykt met een ge
denkteeken, bekostigd uit bijdragen van school
kinderen uit bijna alle plaatsen des lands.
Geen wonder is't, dat een onderwijsman,
de heer J. E. van Renesse, di9tricts-school-
opziener te Arnhem, .zich aangordde om den
horinneringsdag niet geheel onopgemerkt te
doen voorbijgaan.
De heer Van Renesse hoopt, dat op den
geboortedag van den Volksdichter, die voor
het onderwijs des volks zbo veel deed, de
grond moge worden gelegd voor een blijvend
gedenkteeken.
Geen steenen of metalen standbeeld wordt
bedoeld deneer Van Renesse wil,dat de hulde
ten goede komt aan misdeelderi en wenscht
een Heije-stichting te gronden ten behoeve
van achterlijke kiuderen vun onvermogende
ouders.
Als ieder schoolkind in Nederland éen
enkelen eeul bijdraagt, kornt reeds f8500
bijeen. Maar ongetwijfeld zullen ook zij,
die de school ontgroeid zijn, een bjjdrage
willen afstaan voor een zó sympathiek plan.
Het Nederlandscbe volk kent Heije, heeft
zijn gedichten lief. De allerkleinste kinde
ren aldus schrijft de heer Frits vau
Raalte in de «Groene" zingen met blijde
verwachting zijn«Zie de maan schijnt
door de boomen". De ouderen«Klein
vogelijn op groenen tak". Is het Heije niet
geweest, die Piet Hein met zijn «Zilvervloot"
doet voortleven in den volkszang Wie
onzer^kent bet «Vlaggelied" niet?
«Dood, morsdood is een dichter eerst, in
dien hij voor goed neergelegd* is in bet graf
van het zwijgen, als zijn werk niet meer
wordt gevonden, tenzy in bibliotheken, zijn
naam niet meer genoemd dan door den
historieschrijver der litteratuur, indien hij
geen vrienden meer hepft, noch vijanden",
aldus professor G. KallT in zijn inleiding over
Cats.
Als dat waar is, dan is Heye niet dood.
Het is hier niet de plaats uitvoerig over
Heije, in zyn natioualo beteekenis te schrijven.
Mogen slechts enkele opmerkingen een plaats
vinden.
De Génestet prees, na, in zijn lezing over
kinderpoëzie. Van Alphen naai* verdienste
te hebben afgemaikt als zanger voor de
jeugd Heiie geestdriftig en citeerde verschei-
seuii-finale
„Dat is lang geleden. Bovendien, ik weet uiet
boe lang ik nog to Woollacombe blijf. Ik daok u
echter voor u vriendelijk voorstel."
Mevrouw Amberst wierp Lilian eon zeer welwil-
leuden blik toe. Zij vond baar een heel bescheiden
persoontje.
„Natuurlijk dring ik niet verder aan, indien u 't
liever niet doet. Maar il propos, wilt u morgen mede-
speleu De heer Hemmiugs en ik zouden togen lord
Harlsmore en zijn moeder spelen. Lord Harlsmore
heeft mjj echter juist verteld, dat zjj door deudiefstal
op 't kasteel uog te zeer vau strook is om mede te
spelen. Hij vroeg mij, of ik geen partner voor hem
„Werkelijk, ik doe 't liever niet," zei Lilian.
„Ik sta er echter op," drong mevrouw Amherst
vriendelijk aan. „U moet geen spolbroekslor worden."
„Zei u niet, dat lord Harlsmore hier was ?"vroag
George.
„Ja, hg is in de rookkamer." Zij liep op een deur
toe en opende die. „Lord Harlsmore, ik heb een
partner voor u gevonden. Kom hier, dan zal ik u
voorstellen."
George trad op Lilian toe. „Lord Harlsmore" zei
hij fluisterend, „is de zoon van de g ravin van Harls
more, bij wie die juweelondiefstai heeft plaatsgehad.
Vergis ik me, indien ik vermoed, dat u gegronde
redenen hebt om niet met hem te spelen?"
Liliau keek hem zeer uit de hoogto aan ou keerde
zich om.
„Ik vroeg 't u alleen maar," ging hjj geheel iti
de war gebracht voort, „omdat ik u oventueele
moeilijkheden wil besparen. Ik meen hot goed met
u, geloof mij."
Mevrouw Amherst kwam terug. Lord Harlsmore,
ik wil u even voorstellen aan miss Turner; miss
Turner, lord Harlsmore."
Lilian keerde zich om eu stond van aangezicht
tot aangezicht tegenover het jongemeosch met het
ougoltjes gelaat, dat xjj den vorigeu dag had be
diend.
dene van zijn gedichten, voorkomende in het
met goud bekroonde bundeltje, uitgegeven
door de «Maatschappij tot Nut van het Al
gemeen".
Jonckbloet zegt van zijn Kindergedichten
en zijn liederen«Da spruiten van zijn
edelen en rijken geest munten uit door een
natuurlijke opvatting en eenvoudige uitdruk
king".
Heije was van 1844 tot 1860 lid van het
Hoofdbestuur der «Maatschappij tot Nut vun
het Algemeen", heeft belangstelling weten
te wekken voor gymnastiekonderwijs, het
hand wer konder wijs voor meisjes, maar vooral
voor muziek- eo zangonderwijs. Veel dat
tusschen 1840 en 185'J in kwijnenden toe
stand verkeerde, is gaan groeien door zyn
warmte en zyn levenwekkende» invloed.
Zimmerman noemt hem by de mannen,
die op Potgieters vorming grooten invloed
hebben gehad. Bovendien verklaart hy, dat
Heije zich op de lotTelykste wijze kweet van
zijn taak als criticus van de dichterlijke
voortbrengselen in den «Gids". Maar de
blijvende waarde van den dichter is zijn in
vloed op het volks-lied en wie wel eens door
een klas eener volksschool de kinderen, die
den inhoud begrepen en gevoeldeu, hoorde
zingen«Recht op van Ijjf, recht op van
ziel" of«Ferme jongens, stoere knapen"
ot«Een man, eon man, een woord een
woord", op muziek van Viotta of Verhulst,
Nicolai of Worp, zal zeker wat voelen voor
het plan van den heer Van Renesse.
«Een gedenkteeken, duurzamer dan mutual,
heb ik mij opgericht."
Heije's lied leeft in de hoofden en de
harten van hen, die kind zijn en van hen,
die het waren; duurzamer dan metaal zal
het leven in de gemoederen van hen, die
de kinderen der toekomst zullen zijn en
ouders en kinderen zullen graag zonder
eenige pressie, van wie dan ook, iets geven
om den grooten kindervriend, dien zanger
voor alle tijd. n, te huldigen, met een stich
ting, die zijn naam draagt en waar rnisdeel-
den naar den «eest, kinderen van onvermo-
genden, geschikt gemaakt zullen worden om
de worsteling met het leven, die voor hen
zooveel heviger is dan voor ons, goed voor
bereid te kunnen beginnen.
Daar is een bezwaar in onderwijskringen,
en juist vooral bij de volksschool, niet togen
de Heye-herdenking op 1 Maart, maar tegen
Zjjn lordschap keek baar onderzoekend aan.
„Itc geloof, dat miss Turner en ik elkaar al eens
eerder hebben, ontinoel" zei hg, „maar ik kan mg
niet herinneren waar."
Lilian was een oogenblik eenigszins verlegen. Zou
lij hem vertellen, dat zjj hem den vorigen dag thee
eu broodjes had gebracht, of zou zij haar mond
houden? Zg bleef echter trouw aan haar vader'a
principes.
„Lord Harlsmore komt wel eens in de lunchroom
van tante", zoido zg. „Waarachjjuljjk heeft hg me
daar gezien."
Mevrouw Amherst kuchte even. „Miss Turner ia
een nichtje van juffrouw Watts, die dat aardige
winkeltje heeft iu do Highstreet," logde zjj uit.
Een trek van horkouutng vloog over 't gelaat van
den jongen man.
„Ja, nu herinner ik 'tmg", zei hg. „Ik drink daar
wel eens een kop thee met een kennis van me. Indien
miss Turner mg tot partner «til hebben, zal 't mg
een waar genoogen zijn."
„Het spgt mg," begon Lilian.
„Geen uitvluebteu, miss Turner," viel mevrouw
Amherst haar vrooljjk in de rede.
„Indien tniss Turner liever niet speelt," merkte
George op, „geloof ik werkelijk, dat wjj niet langer
moeten aaudringon."
Lilian keek hem woedend aan. „Ik zal mot go-
noegen van de partij zün» lord Harlsmore", xeido zij,
„eu indien wjj samen spelen, zullen wij ous best
doen om to winnen,"
„Natuurlijk," antwoordde de jonge man beleefd.
Hij aoheou nu niet zoo bijzonder warm to zijn voor
de komeude match.
het inzamelen van geld op de scholen, dat
inderdaad voor den buitenstaander onbegrij
pelijke bezwaren brengt.
Zou er geen ander middel wozen om töcb
het zoo sympathieke plan van den heer Van
Renesse althans tot een begin van uitvoeriog
te brengen en de geestelijk ën geldelyt
raisdeelden hulp te brengen juist op den
herdenkdag van dezen grooten kindervriend?
Indische Kunstindustrio in Ainlcitia.
De tentoonstelling van Ned. Oost- en West-
Indische kunstnijverheid, die a.s. Zaterdag en
Zondag van wegu de Vereeniging tot het
houden van Kunstbeschouwingen" in de groote
zaal van Amicitia zal gehouden worden, zal
zonder twylel veler belangstolling en be
wondering wekken.
Deze expositie van Indische kunstvoor
werpen, door le Vereeniging «Boeatan" te
's-Gravenhage welwillend afgestaan, is wel
geschikt om ons nederig te stemmen. Niet
zoozeer ieder van ons persoonlijk, dan wel
ons volk als geheel genotnoo.
Zei onze kunstnijverheid eens naast die
van den Maleier, en vergelijk dan eens
Het is zeer opvallend, dat, hoewel niet
alles, toch voel van de mooie gebruiksvoor
werpen, die hier te zien zyn, het werk is
van eenvoudige menscben, die van die dingen
maken in hun vryen tijd. Deze huisvlijt is
in ons land grootendeels verdwenenin
Ipdië daarentegen was zy lot voor korten
tijd nog in vollen bloei. Dat zich in den
laatste» tyd daarbjj ook de Europeescho in
vloed merkbaar maakt, zoodat zich op de
tentoonstelling, in 1906 te Amsterdam ge
houden, een gebatikt zakdoekje met een
ruiterportret van Napoleon 111 er op bevond,
is in hooge mate te betreuren.
In het leven van deze volkeren, die wij
gaarne als minder beschaafd beschouwen, is
schoonheid een van zelf voorkomend iets.
En bij hen is kunst een gewoon uing, uit-
kotueid in het eenvoudigste klcedingstuk,
het simpele matje, dat als zitplaats dienst doet
Wij worden dus ui do eerste plaats uitge-
noodiga tot bewonderen en genieten. Die
bewondering van het kunstwerk doet ons als
van zelf belang stellen in den kunstenaur.
En sympathie voor dan bi uinen broeder wekt
zijn werk zonder twyfel by ons op.
Op de tentoonstelling te Amsterdam, óok
door «Boeatan" georganiseerd, worden wjj ge
troffen door de kleurenpracht, maar tevens
door de rust en de voornaamheid van de
Toon Lilian naar huis wandelde mot movrouw
Anborst en haar zoo op vriendeijjk boachormouden
toon hoordo sprekeu, vroeg zjj zichzelf af, of zij wel
zooveel reden had om het Bestuur der club zoo
dankbaar te zjjn als haar gezellin haar wel to vor-
staan gaf.
Zooeven immers had xg de gTOotate boloodiging
ondergaat) die men haar ooit had aangedaan. Het
was iets ongehoords, d-.t een jongeman baar aanbood
om een kus te spelen eu nog oudragHjker was 't,
dat deze prjja veranderd was in oen belofte van haar
kant, dat zij hein niet moer lastig zou vallen want
daar kwam het ten slotte op neer. Hot onuitstaaubaar-
sto was echter, dat zjj de verliezende partij was, Niet,
dat zij or zoo op geeield was. met hom to praten
o, neen; integendeel; tij had zluhzolf voorgenomen,
dat z(j dit nooit meer /.ou doen. Maar 't was om
dol to worden, dat zjj 't niet mócht doen zonder
zijn toeslomming. En zij vond allerminst troost bij
de gedachte, (Int zij dit alios slechte aan zichzelf to
wijten had.
„Vondt u don heer Hcmmings niet een aangenaam
man om mede te spelen vroeg mevrouw Amherst.
„Ik kun hom mot uitstaan," antwoordde Lilian
beslist. „Hij is zoo oigenwijs!"
„Werkelijk Mevrouw Ainhorst trok afkeureud
haar wenkbrauwen op. Volgons haar had oen meisje,
dat in oen zaak diende, niet het recht, eou alkou-
rend oordooi uit te aprekon over een spruit van oen
der eerste families uit bet graafschap.
„Dat is ook do redcu." ging Lilian voort, „waar
om ik morgen liovor niet modespeol.
„Mr. Hemmings staat zeer goed bü mg aauge-
schroven", antwoordde mevrouw Amhorst verwijtond.
„U hebt hom geheel verkeerd booordeeld. Ik heb
hem steeds gekend als oen eenvoudig, openhartig
jongmonsoh."
„O, ja; eenvoudig is hij genoeg."
Mevrouw Amhorst nam oenigszins kool afscheid.
Do Jougo dame begon haar te veel zeker air san te
nomen en do doktersvrouw nam zioh voor, haar
jongo beschermelinge eens (link op haar plaats to
zul Ion zetten, indien zjj niot meer eerbied betoonde
voor haar meerderen.
(Wordt vorvolgd.)