Donderdag 21
Februari 1907.
No 7315.
56e Jaargang,
Feuilleton.
Het Kroontje.
UITGAVE
FIRMA A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post f 1.15. Aavertentiën 1—5 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels/-1.25;elke rege,
meer f 0.25. Groote lettere naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTEGRACHT 9
'ostbus 9 Telephoon 19.
kennisgevingen.
BURG KM EKSTER on WETHOUDERS der Ge-
meeute AMERSFOORT,
Gelet op ant. C eu 7 der HINDERWET,
Brengen ter leeuoié van het publiek, dat een door
D. P. J- V*N DEB HEUL, ingediend verzoek, met
bijlagen, om vergunning lot liet oprichten van eene
smederij bestemd tol vervaardiging en herstelling van
onderdeeleu van rijwielen, motor-rjjwielen en auto
mobielen, in het perceel alhier gelegen aan de Utrecht-
sclie straat E. No. 20, bij het Kadaster bekend on
der Sectie E. No. 12, op de Secretarie der Gemeente
ter visie ligt, en dal op Donderdag, den 7 Maart
aanstaande, des voormiddags te half elf ureD, gele
genheid ten Kaadhuize wordt gegeven om, ten over
staan van het Gemeentebestuur of van een of meer
zijner leden, bezwaren tegen het oprichten van de
inrichting in te brengen.
Amersfoort, 21 Februari 1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIER8.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
AMERSFOORT.
Gelet op artt. 6 en 7 HINDERWET,
Brengen ter kennis van hel publiek, dat een door
D. P J. van der HEUL ingediend verzoek, met
bijlagen, om vergunning tol het oprichten van
benzlne-bewaarplaats in het perceel alhier gelegen
de TJtrechtsche straat E. No 20, bjj het Kadaster
bekend onder Sectie E.No. 12, op de Secretarie der
Gemeente ter visie ligt, eu dat op Donderdag, den 7
Maart aanstaande, des voormiddags te half elf uren,
gelegenheid tea Baad huize wordt gegeven om, ten
overstaan van het Gemeentebestuur of van een of
meer zijner leden, bezwaren tegen het oprichten van
de inrichting in te brengen.
Amersfoort, 21 Februari 1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester
WUIJTIER8.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
systeem mogelijk te maken, terwijl omgekeerd i miliciensen die natuurlijk de minimam-tijd is,
de militieplichtige mag vorderen, dat hij aan- om datgene te leeren, wat een militie-luitenant
voeders en goede aanvoerders zal hebben, wanneer
Militie-luitenants bij de Infanterie.
Een woord aan velen onder onze
aanstaande miliciens.
(INGEZONDEN.)
Het vrijwillig kader, zoowel officieren als
onderofficieren, in ons leger, dat in vredestijd
met de opleiding onzer militie is belast, is ir
<::J i-_
hij tegenover den vijand wordt gebracht.
Op een speciaal onderdeel dezer voorziening in
de behoefte aan aanvoering, n.l. de instelling
van het instituut der militie-officieren, wensch
ik bierby de aandacht te vestigen.
Zooals men weet, bedraagt de eerste oefenings-
tijd voor den milicien-infanterist omstreeks 8
maandenin dien tijd moet zijn lichaam en
gestel physiek geschikt gemaakt worden voor
den dienst te velde en gehard tegen de ontbe
ringen en vermoeienissen van den oorlog, hij
moet de techniek van zijn beroep leeren, hij
moet goed schutter, handig patrouiileur, bekwaam
tirailleur worden, hem moet besluitvaardigheid,
moed, wilskracht, zelfstandig handelen, vlug
denken aangeleerd worden, en last not least hij
moet leeren zijn eigenbelang, zelfs in de moei
lijkste omstandigheden, ondergeschikt te maken
aan het belang van het geheel, d.i. hij moet
een denkbeeld krijgen van wat men noemt
krijgstucht. Nu is natuurlijk niet de bedoeling,
dat slechts enkelen na 8 maanden aan deze
eischen voldoen, maar dat ook de physiek,
moreel en intellectueel minst ontwikkelde recruut
met vrucht deze leerschool doorloopt. Daaruit
volgt, dat deze opleiding slechts zeer langzaam
en geleidelijk kan gaan, zich regelende naar de
achterlijken, maar daarin ligt tevens opgesloten,
dat de physiek en intellectueel meer ontwlk-
kelaen sneller zouden kunnen en misschien ook
wel zouden willen opschieten. Onder deze laataten
nu zoekt het legerbestuur de toekomstige aan-
voeiders der militie en het stelt voor hen de
gelegenheid open, zich tot milicien-korporaal,
sergeant en luitenant te bekwamen.
Het is ongetwijfeld gemakkelijker, zijn dienst
tijd zonder bijzondere inspanning of hersenarbeid
uit te dienen, maar zal dit voldoening geven
aan hen die niet hun ideaal in een ieven van
gemakkelijken sleur zoeken, maar wier eerzucht
het is, vooruit te gaan en wat zij doen, ook
g o e d te doen En mag ons land, dat zooveel
millioenen jaarlijks voor het weerbaarheidson-
derwijs van ons volk uitgeeft, ook niet vorderen,
dat de leerling het hooge leergeld waard is,
m. a. w. dat ieder milicien zijn kennis en zijn
gaven geheel ter beschikking stelt van zijn weer-
baarheidsonderricht, zich geheel hieraan geeft?
En zijn zij, die door beschaving enontwikke-
tijd van oorlog te gering in sterkte om volledig j ijng reeds een voorsprong op hun mede-miliciens
in de behoefte aan aanvoerders voor zóo veel I hebben, zij die bij eenige persoonlijke opoöe-
staat zulli
hebben, zij die bij
lichtingen als dan onder de wapenen komen, te ringen in staat zullen zijn, officier-aanvoerder te
voorzienvandaar, dat ons militie-leger, of wil I worden, ook niet zedelijk verplicht, zich die op
men het liever volks-leger noemen, mede op het J offeringen te getroosten ter wille van hun mede
beginsel berust, dat bij elke opkomende lichting
een zeker aantal miliciens zal gevonden worden,
welke door ontwikkeling en geestvermogens in
aanmerking kunnen en willen komen om door
een speciale opleiding tot de taak van aanvoerder
geschikt te worden gemaakt. Waar de aanvoering
van ons leger gedeeltelijk op dit beginsel berust,
mag van de natie zeker wel de medewerking
verlangd worden tot de middelen om dit leger-
miliciens, die anders van de noodige aanvoerders
verstoken blijven; de miliciens, die, als in een
oorlog het gebrek aan aanvoering zich zou
wreken, hun zouden verwijten, dat zij hun
gaven in vredestijd onbenut lieten?
De bepalingen der opleiding voor militie-
luitenant zullen voor sommigen natuurlijk min
of meer bezwaarlijk zijn; deeerste-dienstiijdvan
éen jaar, dus 4 maanden langer dan de andere
strikt noodig heeft te weten en de langere
herhalingsoefeningen, dienende om het geleerde
te kunnen onderhouden en te vermeerderen, dit
zijn omstandigheden, die voor den een moeilijker
ziju dan voor den ander, doch daar tegenover
staan dan ook aanzienlijke voordeelen, en het
spreekt, dat men, om iets te verkrijgen, ook iet3
moet geven of opofferen.
De bedoeling van dit schrijven is dan ook om
de bepalingen vrd de opleiding tot militie
officier meer algemeen bekend te maken onder
onze aanstaande militie-plichtigenbij ernstig
willen zullen de bezwaren dan voor het gros
zeker niet onoverkomelijk blijken te zijn.
Men moet zich niet de vraag stellen „Waarom
moet juist ik, met mijn meerdere ontwikkeling,
mii die opofferingen getroosten?" Door zoo'n
reaeneering zou het leger ten slotte zonder aan
voerders blijven; men vrage zich af: maken
naijn belangen als burger liet beslist onmogelijk,
dat ik mjjn gaven ten bate mijner mede-miliciens
en van mijn land aanwend? Ook hier geldt het
„noblesse oblige". Bij een herhalingsoefening
noemde een milicien het eens een „misstand",
dat iemand, die in het burgerleven aan hem
ondergeschikt was, toen als „meerdere" boven
h"m gesteld werd. Aan wien echter de schuld
dezen misstandaan den „meerdere'die
o zijn diensttijd ten nutte maakte om door
studie iets te worden, of aan den milicien, die,
zoo hij de bekwaamheid tot een rang had, zich
niet de moeite getroostte dezen te bereiken?
Voor velen maakt het weinig verschil uit of
zy 8'/» dan wel 12 maanden dienen; hoeveel
aangenamer zal het voor hen kunnen zijn, indien
zij op ouderen leeftijd, als man van positie, hun
herhalings-oefeningen niet als milicien, maar ala
officier kunnen doorloopon, en voor hoevelen
kunnen de steeds in den zomer vallende her
halings-oefeningen een welkome gezondheidskuur,
een aangename afwisseling in een zittend kantoor
leven brengen En wat zal u, hooger begaafden,
meer voldoening kunnen schenkenzeer langzaam,
gelijk opgaande met den uainst-bevattelijkeuwer
mede-miliciens uw vak te leeren, of u deze kennis
te verwerven in korteren tijd, die meer rekening
houdt met uw meerdere ontwikkeling, om daarna
in de gelegenheid gesteld te worden u met
nieuwe kennis te verrijken, uw blik te verruimen
op een gebied, dat u nog geheel onbekend was,
ten slotte met gezag bekleed te worden d.i.
voor anderen te kunnen zorgen, hun aanvoerder
te kunnen worden, d.w.z. door uw karakter en
uw kennis hun onbegrensd vertrouwen trachten
te verkrijgen Mij dankt, de keuze is niet moei
lijk voor iemand, die kan en wil.
De aanmelding tot de opleiding voor militie
luitenant geeft op zich zelf natuurlijk volstrekt
geen zekerheid, dat de rang van militie-luitenant
bereikt wordt; lust en ambitie zijn wel belang
rijke factoren, maar zij dienen samen te gaan
met veel, zeer veel studie, ijver en toewijding.
De hieronder volgende bepalingen betreffende
de opleiding zijn ontleend aan het Kon. besluit
26.)
„Wat moet je van me?" viel de jonge lord ruw
uit. „Hoe dikwijls heb ik je al gezegd, dat jg me
hier niet zoo in den weg moet loopen?"
„Ik wilde u even spreken,", antwoordde Berlings.
„En laat ik u even vertellen, dat ik zal loopen waar
en wanneer ik verkies."
„Dat zulleu we nog eens zien. Wat moet je?"
„Wat ik moet? Ik moetdit," antwoordde Berlings,
„hebt u 't?"
„Neen," was 't korte antwoord.
„Waarom niet?"
Lord Harlsmore schopte naar een paardenbloem,
die bom mets bad gedaan.
„Zg wil 't niet geven."
„Dat dacht ik wel 1" riep Berliügs uit op een toon,
waaruit diepe bewondering kionk. „Hot is een bg-
de-handje. Natuurlijk heeft tg het étui opengemaakt
en weet zij, wat er in is; nu krgg je 't niet meer
uit baar handen."
„Ik wilde, dat ze naar
„Het zal wel in orde komen", zei Berlings gerust
stellend. „Het is slechts een kleine moeilijkheid, die
we wel te boven zullen komenmet tien pond.
„Ik heb er haar twintig geboden en kreeg een
zedepreek uaar m'n hoofd," antwoordde de jonge
lord woedend.
„O zoo, doet ze alsof xe aan den eerlbken kant ia?
Van baar standpunt heeft ze groot gelijk. Wat wil
ze met 't ding doen? In baar mooi bruin haar dragen,
wanneer ze thee eu koekjes ronddient? Deeigenares
oproepen door een advertentie
Zij zegt, dat ze 't terug zal geven aan mijn moe-
der."
„Dat meent ze niet. Bluf, niets dan bluf. Zij wil
den prijs wat opjagen."
„Dat geloof ik niet. Ik geloof, dat ze werkelijk
eerlijk is."
„Eerlijk
Berlings liet een ongeloovig gefluit hooren, maar
toch dacht hg over deze onderstelling even na.
„Het is mogelijk. Je hebt er zoo."
Lord Harlsmore lachte verachtelijk. „Maar dau
toch verbazend weinig onder haar soort, zou ik den
ken."
Berlings schudde vermanend zijn wijsvinger heen
en weer.
„U is cynisch," zei hij. Men zag 'l hem echter
aan, dat hij zichzelf ook niet zoo bijzonder zeker
van zijn zaak voelde. „Als zg van die kracht is,
zullen we wal meer moeite met baar hebben; doch
dat is ook alles."
Eenige oogenblikken sloeg hg den jongen lord
aandachtig gade.
„Indien ik was zooals u, zou er al heel weinig
zijn, wat ik niet van een meisje gedaan wist te krij
gen. Ik zou in die richting ook wel wat kunnen
helpen."
„Wat bedoel jo?"
„Word op haar verliefd," was 't korte antwoord,
„flikflooi haar, tot u 't van haar krijgt. Als ze gods
dienstig is, speel dan den bekeerden zondaar."
„Neen dank je."
„U zult wel moeten."
Beiden zwegen eenige oogenblikken. De jonge lord
stond zenuwachtig met de punt van zjjn schoen over
den grond te krabbeD.
„Ik wilde, dat ik me nooit met die smerige zaak
ingelaten had," barstte hg eindelijk los.
van 3 September 1906 (Staatsblad no. 234) en
de ministerieele beschikking van 20 November
1906, lie Afdeeling no. 122, terwijl men op de
bureaux van de commandeerende officieren der
Infanterie nadere inlichtingen kan verkrijgen.
Om voor de opleiding tot militie-luitenant in
aanmerking te komen, moet de ingeschrevene of
ingelijfde bij de militie een vrijwillige verbinte
nis aangaan als adspiraDt-militie-officier, welke
verbintenis in het algemeen loopt tot den dag
waarop de lichting, waartoe hij behoort, uit de
landweer wordt ontslagen.
De verbintenis kar worden aangegaan
A. door den ingeschrevene bij de militie te
land vóór 2ö Februari van het jaar waarin de
lichting, waartoe hij behoort, onder de wapenen
komt, of waarin zijn werkelijke dienst zal aan
vangen (bijv. voor hen, die uitstel van eerste
oefening hebben)na dezen 25sten Februari kan
bij wijze van uitzondering de verbintenis door
den Minister van Oorlog nog worden toegestaan.
B. door den milicien, die reeds in dienst is,
zoodra hij nl. tot milicien-sergeant is benoemd.
Beide categorieën moeten vóór het aangaan
der verbintenis lichamelijk geschikt bevonden
zijn en met gunstigen uitslag een examen heb
ben afgelegd, overeenkomende met het toelatings
examen voor het reservekader (de eischen van
dit examen staan ongeveer gelijk met die tot
toelating tot de 4e klasse Hoogere Burgerschool
of Gymnasium). Van dit examen kan geheele
of gedeeltelijke vrijstelling worden verleend op
overeenkomstige gri nden als bij het reserveka
der het wordt gehouden in de plaats waar de
staf van het regiment ligt. Verder moet vóór
de verbintenis worden overgelegd een bewijs van
Nederlanderschap, van goed zedelijk gedrag en
voor minderjarigen bovendien een bewijs van
toeBtemraing van ouders of voogden. De adspi-
ranten van categorie B moeten ook in andere
opzichten van aanleg en geschiktheid doen
blijken.
De adspirant-militie-officier van categorie A
verbindt zicb om tusschen 1 en 5 Maart van
het jaar, waarin de verbintenis wordt aangegaan,
onder de wapenen te komen en gedurende 12
maanden, te rekenen van 1 Maart, onder de
wapenen te blijven. Per regiment kunnen er op
deze wijze jaarlijks 16 worden opgeleid.
De adspirant-militie-officier van categorie B
gaat na het sluiten der verbintenis onmiddellijk
met groot-verlof, maar verbindt zich
lo. deel te nemen aaa den vaandrigscursus
van het reservekader gedurende den winter,
volgende op het tijdstip van zijn verbintenis
of, indien er geen gelegenheid bestaat zoo'n
cursus te volgen, iu dit wintertijdperk onder de
wapens te komen bij het 5e regiment infanterie
te Amersfoort, gedurende ten hoogste 2 maanden,
aanvangende tusschen 20 en 24 October. Deze
winteropleiding wordt tevens dienstbaar gemaakt
aan zijn practische opleiding voor het officiers
examen.
2o. van half Juni tot uiterlijk 31 Augustus,
volgende op het vorenbedoelde wintertijdperk,
onder de wapenen te komen ter standplaats van
„Nu dat echter wel 't geval is", zeïde Berlings,
.moeten we haar ook tot een goed einde brengen.
iV'e ons nu niet terugtrekken en vooral uiet
:oo'n kostoaar kleinood in bandeu van zoo'n meisje
laten, indien we er slechts om behoeven te vragen."
„Ga jij 't haar dan maar zelf vragen", stelde de
jonge lord voor.
Berlings spuwde verachtelijk op den grond.
„Wat zou ik kuuueu uitrichten? Ik ben 'tzwarte
schaap, dat u van 't pad der deugd heeft geleid.
Geef mg maar de schuldzeg maar, dat u met mij
gebroken hebt en mijn gelaat nimmer wilt terug
zien."
„Hoe zou dat haar vau haar voornemen kunnen
afbrengen om het kroontje aan mijn moeder terug
te geven?"
„U moet haar aan 't veratand brengen, dat u geen
kans ziet, weer door uw moeder iu genade aange
nomen te worden, teuzjj a haar zelf het kroontje
terugbrengt. U moet kuunen zoggen„Moeder, dit
kroontje heb ik van u gestolenhier hebt u bet
terug". Het zou wat moois zijn, iudien u haar moest
zeggen, dat een juffrouw uit een lunchroom 't haar
terug zou brengen. Waar blglt dan uw berouw? Dat
zou iltegekzgn. Dat juffie is snugger genoeg en zjj zal
dat zelf ook wel begrgpeu."
Lord Harlsmore weifelde.
„Ik heb weinig zin om 'tnog eeus te probeeren",
bromde hg. „Ik geloof ook niet, dat 't lukken zal."
„Men weet nooit, hoe 't loopen kan", zeide zgn
makker, terwijl bjj hem tot aanmoediging op den
schouder klopte.
De jonge man ging ongeduldig op zij.
„Het hoofd op, mjjlord, dan kunt u als eerlijk
man uw moeder onder de oogen komen."
weg om de rekeningen van deze week naar de post
te brengen: ik ontmoette bem in de Highstreet. Hij
wilde je o I zoo graag even alleen spreken. Hij wm
„Wat een onbeschaamdheid!" riep Lilian uit
„Waar is hij?"
Amy had een kleur als vuur. „Ik was juist op
„Zoo.
„Ik heb hem binnen gelalen door het achterhek
Nu staat hij in den tuin kruisbessen te eten."
„Hij zal zichzelf nog zien maken."
„O, neen," antwoordde Amy, „ik. .ik heb hem
gewezen waar de rijpste hingen."
Lilian deed moeite om haar een strengen blik toe
te worpeD. „Weet je, wat ik doen zal, als ik je ooit
weer in gesprek zie met dien jongen man?"
„N. neen."
„Ik weet 't zelf niet, maar 't zal iets heel, heel
ergs zijn. Ga nu maar terug naar 't buffet en denk
er aan, dat je in ongenade gevallen bent."
Het meisje sloop weg, nog sleede een kleur ala
vuur op de wangen. Lilian aarzelde een oogenblik;
daarna deed zij haar schort af en ging zg naar dau
tuin achter 't huis. Lord Harlsmore was er werke
lijk. Zijn hoofd en schouders zag zo boven de kruia-
bessenstruiken uitsteken. Toen hjj haar in 't oog
kreeg, kwam bij naar toe.
„U verbaast me," zei Lilian. „Welk recht hebt u
om hier to komen?"
„In 't minst geen recht," antwoordde zijn lord
schap nederig, „maar ik had geen ruit voor ik u
teruggezien had en u vergiffenis had gevraagd. Ik
heb me vanmorgen aangesteld als een kwajongen."
„Dat hebt u," stemde Lilian toe, „en niet alleen