Dinsdag 5 Maart 1907 No 7320, 56e Jaargang. Feuilleton. Het Kroontje. Stadsnieuws. UITGAVE FIRMA A. H- VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per post f 1.15. Advertentiën 18 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale ofïïcieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels/" 1.25; elke rege, meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT 9' Postbus 9 Telephoon 19. RENNI8ÖE VING. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT brengt ter algemeene kennis, dat in deze gemeente, een geval van MILTVUUR is voorgekomen en wel b\j P N. Koppen, wonende Kleine Koppel 29 alhier. Amersfoort, 4 Maart 1907. De Burgemeester van Amersfoort, WUIJTIERS. De politie en (le Pensioen-verordening. De Verordening, regeleude bet pension- neeren der Gemeente-ambtenaren en be dienden te Amersfoort vastgesteld bij Raadsbesluit van 18 April 1901, herzien bij Raadsbesluit van 4 Februari 1903, herzien bij Raadsbesluit van 30 Mei 1905, herzien bij Raadsbesluit van 13 Maart 1906, herzien bij Raadsbesluit van 24 April 1906, zal hoogst waarschijnlijk binnenkort ander maal worden herzieo. Immers in de jongste Raadszitting deed do heer Plomp daartoe een voorstel, dat werd overgenomen door Burgemeester en Wet houders. De voorsteller deed daarby het verzoek aan zijn medeleden om, mochten zij in de verordening andere onduidelijkheden vinden dan de door hem in art. 13 aangegevene, of aanvullingen wenschen, daarvan ten spoedig ;te bericht te doen ter Secretarie. Nu de verordening dus hoogst vermoede lijk wordt herzien, zouden we wel willen wijzen op een zaak, die ook wel eens mag herzien. Art. 2 zegt: «Pensioen wordt niet verleend, dan in een der volgende gevallen a. wanneer een ambtenaar of bediende den leeftyd van 65 jaar heeft bereikt en dë Gemeente mintens gedurende twintig jaren in een of meer der in art. 3 genoemde be trekkingen beeft gediend b. wanneer een ambtenaar of bediende de Gemeente gedurende veertig jaren in een of meer der in art. 3 genoemde betrekkingen heeft gediend c. wanneer een ambtenaar of bediende na tienjarigen onafgebroken diensttijd in een of meer der in art. 3 genoemde betrek kingen voor de waarneming van zijn ambt of dienst ongeschikt geworden is en geen andere voor hem passende Gomeente-be- In 't eerste oogenblik begreep Lilian hem niet, maar Berliugs blik in de richtiug van de doos aan haar vinger maakte baar duideljjk wat hg bedoelde. Zg trauhtte zich in de omstandigheden te schikken. „Kom van avond in de lunchroom, dan krjjg je een doos vol. Deze is voor een kennis." „Dat ia jammer, ik oeb zoo'u fijn tongetje." Hg grjjusde en liet zjjn tanden zieu. „Maar geen fijne lauden," dacht Lilian en zg huiverde. „Toe ga alsjeblief weg", ging zg voort. „Ik wil je niet beleedigeu, maar ik kan je gezicht niet uitstaan." „Met oubeleefdbeid ia men nooit ver ge komen," zei Barlings, „nooit, zoolang de wereld be staat." „Neem 'tmjj niet kwaljjk. Ik erken, dat ik 't recht niet heb, je 't een of auder wat me iD je ge laat niet aanstaat, te verwijten. Het sr><jt me, dat ik dit een oogenblik vergeten beb." De man keek haar aohterdoebtig aan. „Een mooi gelaat kan voor een vrouw een fortuin waard zjjn voor een man is 't meeste waard, recht door zee te gaau." „Dan geloof ik niet, dat jjj vermogensbelasting zult moeten betalen," antwoordde Lilian. Zjj huiver de weer, ofsohoon zg zich schertsend met't individu onderhield. „K\jk eens hier, lief kind," zei Berlinga, „bier is een biljetje van vjjf pond. Dat geef ik voor die doos chocolade." Lilian begreep, dat hg wist wat in de doos was trekking met ten minstejgelijke bezoldiging aangesteld wordt, een en ander ter beoor- deeling van den Raad; d. wanneer een ambtenaar of bediende tengevolge van een ongeval, hem in en door de uitoefening zijner werkzaamheden in dienst der Gemeente overkomen, of van een om standigheid of verrichting aan de uitoefening verbonden, ongeschikt is geworden tot het waarnemen zijner betrekking en in geen andere voor hem passende Gemeente-be trekking, met ten minste gelijke bezoldiging, aangesteld wordt; een en ander ter heoor- deeliug van den Gemeenteraad e. wanneer een ambtenaar of bediende niet onafgebroken in dienst der Gemeente is geweest, doch wanneer het aantal jaren, dat door hem een ot meer der in art. 3 genoemde betrekkingen zijn bekleed, voldoet aan de hiervoren gestelde bepaling eu door hem overigens voldaan is aan de vereischten, gesteld voor hen, die onafgebroken in Ge meentedienst waren, zal, ter beoordeeling van den Raad, alsnog pensioen kunnen worden verleend, overeenkomstig de bepalingen van de Verordening". Art. 3 noemt de betrekkingen en daar- I onder worden gelijk gesteld de hoofdagent en de agenten van politie der le, 2e en 3e klasse met alle overige daarin genoemde Gemeente-ambtenaren en bedienden. Dit nu is niet billijk. Immers het is een zeer groot verschil of men de Gemeente dient byvoorbeeld als ambtenaar ter Secretarieom van de overige, in dat artikel genoemde categorieën niet te spreken dan wel als wel als politie-ageat. De eerste is niet blootgesteld aan weer en wind, heeft behoorlijk nachtrust; de laatste moet zijn rondes doen hoe 't ook regent en stormt en m oet dikwijls rusten in den niet voor nacht rust bestemden tijd. Eerstbedoelde kan op veel jeugdiger leeftijd in dienst treden dan laatstgenoemde. In den regel worden hier slechts aangenomen als agent personen tusschen 25- en 30-jarigen diensttijd. En voor beiden wordt geëischt veertig jaar onafgebroken dienst 't Ware inderdaad niet onbillijk als men voor de agenten van politie stelde: dertig jaar onafgebroken dienst. Een agent van om en bij zestigjarigen leeftijd kan niet den vollen dienst doen. Art. 9 zegt: »De ambtenaren of bedien den, die een of meer der in art. 3 genoemde „Wie heeft 't je gezegd?" vroeg zg hem op den man af. „Gezegd, wat gezegd?" „Dat je mij moet volgen „Ik ben bier in opdracht van mgn jongen vriend. Hg heeft er me op uit gestunrd, het juweelen dinge tje van je terug te vragen, dat hg je iu bewaring heeft gegeven." „Heeft bjj dat werkelijk gedaan?" Haar gelaat nam een harde uitdrukking aan. De kwajongen had dus. achteraf beschouwd, in 't geheel geeu berouw. „Ik zal je wel niet behoeven te zeggen," ging Berting3 voort, „dat bet heel slecht is, dingen te te beboudeD, die je eigendom niet zijn." „Ik breng het kroontje juist naar ae rechtmatige eigenares terug." „Dat ben ik," zei Berlinga. Hg kwam opnieuw dichter bjj, Lilian keek hem recht iu de oogen eu bjj bieet staan. „Ik ben in 't minst niet bang voor je," zeide zij. „Absoluut niet". Haar oogen bleven vast op de zjjne gericht, de oogen vaneen jonge vrouw, die heel wat aau openluchtsport bad gedaan. „Je bent maar een zwak kereltje." „O, ben ik?" zei Berliugs, terwjjl hjj aarzelend bleef staan. Zjj stonden dicht bij de poort van een laan, die naar een ouderwetsoh buis leidde, dat een eindje terzjjde van den weg stond. „Ik hoor voetstappen," ging Lilian voort, met een zucht van verlichting. „Zou 't Diet beter zjjn, dat je je uit de voeten maakte?" Er kwam werkeljjk iemand iu de laau aan. Berling's ooren bedrogen hem niet. Onverwachts sptong hjj vooruit en greep hjj de chocolade-doos. Het touw tje hield 't juist lang geDoeg uit om Lilian gelegen heid te geven de doos Bteviger in haar hand te ne men. Het bordpapier scheurde en de inhoud van de doos viel op den groDd. Met een juiobkreet wilde. Berlings zich bukken en het kleinood oprapen, maar Lilian liet zioh met zoo'n kracht tegen hem aau- bonzen, dat hjj aan den anderen kant van den weg betrekkingen bekleeden, zyn verplicht om jaarlijks vier pereent van hun jaarwedde of belooniog in de Gemeentekas te storten, welk bedrag bij de uitbetaling der jaarwedde of belooning zal ingehouden worden". Terwijl in art. 6staat: «Het toe te kennen pensioen gaat in met den dag waarop het genot van de jaarwedde of belooning op houdt. Het wordt by overlijden uitbetaald tot het einde van het ingetreden kwartaal". Alweer vergelijken we de in art. 3 ge noemde categorieën van Gemeente-ambtena ren en bedienden met die der agenten van politie. En daarby dringt zich weer de vraag op: is het billijk, van de agenten evenals van alle overigen vier percent in te houden op hun tractement. En ookis het billijk, dat het eventueel pensioen alleen ten goede komt aan den man en dat aan bet eind van het kwartaal waarin deze Komt te overlijden zijn weduwe en kin deren broodeloos zyn. Waren de tractementen der agenten van politie hier even hoog als in andere Ge meenten van gelijken omvang we beoogen hier minder het zielental dan wel desamen- stelling der bevolking en de uitgestrektheid van het te bewaken terrein we zouden niet óok vragen om weduwen-pensioen voor deze ambtenaren. In sommige Gemeenten is hun salaris booger en hebben zij vrije genees- en heelkundige hulp ook voor hun gezin. Weer in andere storteo zij 5%, doch krijgen daarvoor óok pensioen voor weduwen en weezen. In nog andere krijgen zij persoonlijk- pensioen zonder of met zeer kleine korting. Het gevolg der minder billijke regeling is dan ook, dat telkens weer agenten van politie van hier vertrekken, en daaronder de besten, die men gaarne bad willen houden. En wie weggaat, verliest al het door hem gestorte of liever van hem ingehouden bedrag voor eventueel pensioen hetgeen elders óok niet geschiedt. Zoo houdt Nijme gen slechts terug V» voor administratie-kos ten, doch restitueert -/3 van het gestorte. De laatst van hier vertrokken agent bezorgde op die wijze een voordeeltje aan de Gemeente kas want een eigenlijk Pensioenfonds is hier niet van rond f66. Zou, nu toch de verordening wordt her zien, het niet gewenscht zijn, deze en meer dergelijke zaken eens te overwegen terecht kwam. „Hoe durf je 't te wagen?" hjjgde zg. Berlings kwam opnieuw op baar af; hg vloekte verschrikkelijk. Eenige oogenblikken waren hg en Lilian in werkelijkheid handgemeen, zij trachteude om hem het oprapen van bet juweel te beletten, hg om haar op zjj te duwen. „Wat beteekent dit?" klonk er plotseling een stem in bun nabijheid. Berliügs keek op, keerde zich om en maakte zich uit de voeten. Ook Lilian keek op, om zich vac aangezicht tot aangezicht te bevinden metOeorge Hemmings. „Dat ziet er hier vreemd uit," zei George. Lilian zweegGeorge's oog viel op het kroontje. „Wat beteekent dat?" vroeg hjj. Zjj zei geen woord, doch met de punt van haar schoen keerde zjj het kleinood om, zoodat de stralen der ondergaande zon op de diamanten schitterdeo. „Ik verzoek u om antwoord. U zult toch wel eenigen uitleg te geven hebben?" „Hoepen," antwoordde Liliao. „Ik wachtte alleen op uw toestemming, want ik ben 't bevel vau stil zwijgendheid nog niet vergeten, dat u mjj opgelegd hebt." „Het is nu de Ijjd niet voor aardigheden," zei George ernstig, terwjjl hjj naar het kroontje keek. „Ongelukkig kind!" Lilian glimlachte, niet bijzonder teneergeslagen. „U en ik, meneer Hemmings, zien iets, wat niet veel meuschen te zien zullen krijgen. W el u wat „Neen." „Een kostbaar kroontje, schitterend in hetsljjk van een landweg. Kjjk er maar eens goed naar! U zult zoo iets niet voer de tweede maal zienen tooh is 't niet zoo mooi als de troep klaprozen daar." George streek met zjjn band over 't voorhoofd. „Ik vind 't vreeaeljjk, u op zoo'n luchthartige manier te hooren spreken. Ik kan baast niet gelooven, dat 't waar ia." „Dat waar is?" „Vraag me niets, 't is al te duidelijk. U ia in 't De redders gehuldigd. Gister begaf Z. K. H. Prins Hendrik, ver gezeld van Zijn moeder, zich weder naar den Hoek van Holland. Aan boord van de «Hellevoetsluis", dat bjj het gezonken voorechip van d9 «Berlin" voor anker lag, reikte Hij, als persoonlijke buide van de Koningin, een blij vende herinnering uit aan den dag van 22 Februari. Het ridderkruis der Huisorde van Oranje werd geschonken aan den Commissaris van het loodswezen aan den Hoek van Holland, J. J. van Heuvel. De eere-medailles in goud vau de zelfde orde verkregen de loodsschip- per le klasse J. Berkhout schipper, G. Jans sen, kapitein van de reddingsboot «President van Heel'', schipper M. Sperlings schipper van dea blazer, en de eere-medailles in zil ver de matrozen van het loodswezen Klaas Ree, F. vau Duyn, P. Jansen, B. Schoonbeek, J. J. de Geus, E. P. Braam, G. Ruig, H. J. Sanders, M. A. Regoert, J. Steenhouwer Adv. zn. K. C. De Brouwer matroos-kok, de zee- loods J. W. M. Liebregs en de loodskweeke- lingen G. de Gorter en H. van der Meulen, ile bemanning van de reddingsboot, (le machi nisten J. van Mastrigt, 2e machinist C. van den Haven, stuurman F. Sekles, stoker J. Boel, en de matrozen P. de Zeeuw, A. Boon, P. Hoogeraad en de reserve-matrozen P. F. Blokland en Huib van Mastrigt en de be manning van den blazer «Wodan" C. en L. Sparling, G. Moerkerk, G. Roffeman, J. Wou- destijn en J. Waardenburg. Een beloooing van Regeeringswege zal nog volgen. De heeren Roodhuizen, te Zeist, en mr. ridder M. I. Pauw van Wieldrecht, teLeer- sum, stellen zich niet meer beschikbaar bij de aanstaande verkiezing voor de Provinciale Staten van Utrecht, in het district Amerougen. De «Nieuwe Crt." meldt, dat de De Ruyter- jubileumzegels het zelfde formaat zullen heb ben als de bekende tuberculose-zegels en worden aangemaakt in een waarde van l/2, 1 en 2i/2 cent. Ook bij deze zegels komt een randschrift voor. De zegels zullen prijken met de buste van den zeeheld, geflankeerd door twee kanonnen. Zaterdagnamiddag is in een buitengewone Zitting der Arrondissements-rechtbank te bexit van het gestolen kroontje." „Gelukkig ja. Maar u hebt gexien, dat ik er om heb moeten vechten." „Wilt u xeggen," vroeg George met een sprankje hoop, „dat u het dien kerel ontrukt hebt „Neen, hjj ontrukte het mjj bjjna." Zjj keek hem met schitterende oogen aan. „Dank, dat u mjj op 't juiste oogenblik te hulp bent gekomen." Zjj stond tegenover hem, glimlachend, too mooi en lief als men xou kunnen wenschen een jong meisje te ontmoeten. Hij keek haar aan en 't ver driet kneep xijn hart toe. „Ik kan 't nog steeds niet gelooven, dat u bent wie u bent." „Wie ik ben?" „Ontken 't maar niet'" „Dat doe ik niet." „Indien ik slechts xag, dat u berouw hadt..." „Dat beb ik," xei Lilian haastig „Ik voel, dat ik u om verontschuldiging moet vragen." „Verontschuldiging? Maar mjjn hemel hebt u dan gesn moreel gevoel Lilian keek beschaamd op den grond. „Ik hoop van wel," xeide xjj, „maar in werkelijkheid heb ik er nooit over Dagedaobt." George streek opnieuw met xijn hand over 't voor hoofd. „Ik weet niet wat ik moet doen. Ik ben heelemaal in de war" „Ik xou het kroontje maar opnemen, om te begin nen," ried Lilian hem aan. „Dat kan daar niet op den weg bljjven liggen." Hjj raapte het juweel op en beek er met afschuw naar. „Wat moet ik biermede doen? Ik kan 't u niet teruggeven." „Waarom niet?" „Zoudt u mjj dan tot medeplichtige aan uw mis daad willen maken Lilian sohoot in een schaterlach. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 1