Dinsdag 14
Mei 1907.
No. 7348
ö6e jaargang.
Stadsnieuws.
Feuilleton.
IN DE PRINSENLOGE.
UITGAVE
FIRMA A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.—
franco per post ƒ4.15. Advertentiën 18 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25; elke regel
meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht,
KORTEGRACHT9
Telephoon 19.
elkander aanvatten en huppelend beginnen
te zingen.
Van zulk kindergedoe gaat wijding uit.
't Is de aanschouwelijke herhaling van dat
wordt als de kinderen, want derzulken is het
Koninkrijk der hemelen.
Laatst had ik een achttal jongelui te visite,
of eigenlijk ter vergadering. Het doel der
saingnkomst was wel van vroolijken aard,
want over het in elkaar zetten van een feest
programma waren wij bijeen. Toch eischte
een en ander een ernstig overleg. Vooral de
financieele quaestie was nogal van gewicbt.
Ook van tal van andere dingen moest het
voor en het tegen overwogen worden. Het
was inderdaad een heel zakelijke vergadering
De een had deze, de ander gene bezwaren
en soms schoen het wel ol men nooit uit
de moeilijkheden zou geraken. Zelfs stelde
een enkele wankelmoedige voor, dan maar
liever geen feest te geven. Dit was een oplos
sing maar niet de gewenschte. Men had
zich voor dit en voor dat al zooveel moeite
gegeven, en dat zou nu allemaal tevergeefs
zyn Neen, dat kon ook niet.
Daar daagde redding, doordat een der aan
wezigen een voorstel deed, dat ons, zoo het
met goeden uitslag bekroond weid, ineens
uit de moeilijkbeden zou helpen.
Ja, ja, dat moet gebeuren, riepen allen in
koor en weg waren de rimpels op die jeugdige
voorhoofden en toen er een n lied inzette stem
den allen dadelijk in. De vroolykheid, zoo
lang beteugeld, brak weer baan.
Dit lied was niet tegen te houden. Het
welde uit ieders binnenste op, als een klare,
dartele bron. Zij bazuinden de vreugd huns
harten uit en hadden ook wel willen springen
en dansen.
't Was natuur en waarheid wat mijn
ooren daar opvingen en mijn oogen aan
schouwden.
Een jongmensch, die op 2ü-jarigen leeftijd
plechtig doet, bang is om eens uit den
band te springen, bezoedelt het beste dat in
hem is. Evenals de leeuwerikken niet kunnen
nalaten hun lentelied te zingen en de bloemen
hun smettelooze kelkjes als vanzelve wenden
naar het oog des dags, daar moet ook de
jeugd zich uiten, vry en blij.
En wij ouderen, wij moeten die reine
levensvreugd niet loslaten, maar trachten ze
te bewaren, 't ls zoo ondankbaar, steeds
onze mooie, heerlyke aarde voor te stellen
als een tranendal, dat ons niets dan verdriet
en moeite schenkt.
Sla eens het oog op al die kleuren, die
daar zyn opgekomen uit het vale en het
grauwe en luister eens naar die muziek der
tonen, die uit het stille en doodsche zich
verheft: naar de lachende koekoek, de kir
rende tortel en naar het smeltend lied van
den nachtegaal. En kom me dan eens ver
tellen of er geen offervuur in uw ziel is
ontgloeid en in uw hart zich geen lofzang
heelt ontwikkeld.
Neen, de aarde is zoo treurig niet. Het
zyo de menschen die met hun dwaze eischen
aan het leven gesteld er iets'droevigs van
maken. De heerlijke, geurende lentebloesem,
de groene weiden, de zoo welriekende deunen-
bosschen, de bergen en dalen, het geritsel
dat door de takken der vruchtboomen vaart
en 't geruisch van het golvend graan op den
akker, de wil gewiekte meeuwen, die zoo
wonderschoon zich afteekenen tegen een
achtergrond van donkere wolkende vlugge
vlinderkens, hun eerste liefdegroet breugend
aan bloemkens in vaag ontluiken; dezonne-
keveis, wiegend op dunne takjes van heide
kruid. glanzend in 't welig geschitter van
gouden zonnestralen, dit alles spreekt ons
van een blijde wereld.
Laat dan onze ziel zich verheugen met
en in al het schoone om ons heen. Zij dit
alles ons ten spoorslag om mee te werken
om de blijdschap, die in alle dingen is, ge
meen goed van alle menschen te maken,
opdat ae zuchten en klachten verstommen
die nu nog opstygen uit de harten van
moeders en kinderen en van mannen die
slaven in stede van te werken voor het brood
van hun bescheiden deel.
Dat geve de toekomst, dat eens aller, recht
kinderlijk blijde en ook recht blijmoedig
erkentelijk de zegeningen genieten, die de
Algoede ons schenkt te allen tijde, maar 't
moest in de dagen waarop de aaluur ont
waakt, we'k ontwaken liefde baart.
H. M. de Koningin, die gister vanuitHet
Loo" een kort bezoek bracht aan Den Haag,
vertoelde een groot halt uur aan het station
hier.
De vacantie-kamer der Arrondissements
rechtbank te Utrecht zal dit jaar haar terecht
zittingen houden ter behandeling van spoed
vereischende Burgerlijke en Handelszaken
op Woensdagen 10 en '24 Juli en 7 en 21
Augustus, en ter behandeling van Strafzaken
eiken Donderdag, behalve Donderdag 1
Augustus, telkens des voormiddags tien uur.
De zaken iu kort geding zullen worden
behandeld op de Woensdagen, hier boven
vermeld, des roormiddags ten half tien.
Mevrouw Sophie Pauwels- Van Biene, die
zoo menigmaal met de Kon. vereeniging
„Het Nt'derlandsche Tooneel" hier optrad,
is Zondagnacht op 53-jarigen leeftqd te
Amsterdam overleden.
De lieer G. K. G. van Aaken is benoemd
tot lid der jury voor de wedstrijden, uitge
schreven door aAmstel's fanfare" te Amster
dam en van 13 tot '28 Juli in bet Paleis voor
Volksvlijt aldaar te houden.
Zestig harmonie en fanfarekorpsen zullen
meedingen.
Als vervolg op de mededeeling in een
vorig nummer omtrent »het nieuwe in het
teekenonderw^ja en zyn bljjvende resultaten"
hier zoo aardig en pakkend uiteengezet door
den heer R. Noordlioff, Hoofd der openbare
Lagere school aan de Roggeveenstraat te
Amsterdam, deelt men ons mede, dat dit
soort teekenon Jerwijs op de openbare Lagere
scholen hier ter stede niet zoo licht kan
worden ingevoerd.
Aan die school toch hebben bijna alle, zoo
niet alle onderwijzers de teeken-actetevens
is er een apart gymnastiek-on der wijzer, zoo
dat als de meisjes gymnastiekles krijgen, de
jongens, d. w. z. de andere helft der klasse,
teekenonderwijs ontvangt.
Maar votral geven daar de kleine klassen
van 14 tot 17 jeugdige teekenaars een ont
zaglijk voordeel boven de klassen van 40 hier.
Luitenant J. C. J. Kempees, van het le
regiment veld-artillerie, zal, op zijn verzoek,
voor zijn detaeheering bij de Hnogere Krijgs
school van '23 September tot 10 October een
ofliciers-cursus volgen bij de artillerie-schiet
school in de Legerplaats bij Oldebroek.
Van de 4e divisie infanterie zullen van 4
tot 9 September worden ingekwartierd te;
Apeldoorn de divisie-staf en de telegraaf-
afdeeling, zijnde 37 oliicieren, 232 manschap
pen en 112 paarden; een compagnie wiel
rijders, bestaanden uit 4 officieren en 125
man benevens een compagnie veldpionoiers,
bestaande uit 3 oflicieren, 120 man en 6
paarden;
Anklaar 21 officieren, 343 man en 300
paarden
Beekbergen 72 officieren, 2077 man en 01
paarden, wam by de brigadestaf;
Loenen 20 officieren, 260 man en 250 paar
den
Uddel 20 officieren, 285 man en 275 paar
den
Vaassen 60 officieren en 2110 man infan
terie
Epe 40 officieren, 575 man eu 600 paar
den.
Bij Kon. beslun is benoemd tot militie
luitenant 'jij het 5e regiment infanterie de
militie-sergeant A. A. de Haas, van het korps.
Hij zal te gelijk worden beëedigd en in
functie gesteld met den nieuwbenoernden
militie-luitenant Hultiaud die Zaterdag, door
het breken van zijn rijwiel, Amersfoort eerst
in den namiddag kon bereiken.
KEN NISGET ING.
Afsluiting Sint-Andriesstraat.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
maken bekend, dat het verkeer door de Sint-Au-
driesstraat vanaf 16 Mei tot nader te bepalen dag
gestremd zal zyn, wegens het aanbrengen eener
nieuwe bestrating.
Amersfoort, 18 Mei 1907.
Burgemeester en Wethouders
van Amersfoort,
De Burgemeester,
WUIJTIEBS.
De Secretaris,
J. G. 8TENFERT KROESE.
Mei-blijdschap.
Alles om ons been straalt nu van licht
en warmte. Achter ons ligt de winter, met
zyn koude, sombere dagen, toen alle plan
ten en boomon daarbuiten dood schenen en
't lied der vogelen niet meer vernomen
werd. Thans rust ons oog zoo zacht op 't
malsche groen, dat de boomen bekleedt, en
wordt ons oor gestreeld door het blijde lied,
dat door duizenden gevederde zangers wordt
aangeheven, bet luidst bij het ochtendkrieken,
als de koningin des hemels haar vriendelijk
gelaat weer aan de bewoners van dit wereld
deel vertoont.
Gansch de natuur roept ons toe: weest
blijde. Jammer genoeg verstaan wij zoo
zelden die roepstem. Wij zijn niet zoo vroolijk
en gelukkig als bet wel wezen moest, en
dat komt, omdat wy onze levensvreugde zoo
vaak verbinden aau dingen, die ons geen
waar, geen groot en mooi genot bezorgen.
Als wy, evenals de kinderen, ons verheugen
konden met bloemen en vlinders en zonne
schijn, dan zouden wij evenals zij kunnen
lachen, fluiten, zingen en springen wij zouden
uitspreken moeten de blijdschap van ons
hart, ons geloof in onszei ven en in het leven,
dat van een hooge waarde is. Altyd voor
hen die weten, dat het meer beduidt dan
het^ voeden en kleeden van het lichaam en
bet trachten naar bevrediging der zinneiyke
lusten.
In onszelven moeten wy de vreugde zoeken
en dat geschiedt alleen als wij najagen 't een
of ander levensideaal. Dat is het, wat de
slappe knieën opricht, wat geestdrift brengt
in ons oog en de natuurlijke blijdschap ons
geeft. Wie het boogere genot niet kent, zoekt
het lagere. Genieten wil en moet de mensch
op zijn tijd. Daar is wel niemand, die niet
af en toe zich wat ontspannen wil. Wij kunnen
niet altyd werken en rusten. Op zijn tjjd
willen we ook wel eens vroolyk zyn, net als
kinderen die, ze weten zelf niet waarom,
3).
De oude heer deed een stap achterwaarts en keek
den jongen man wantrouwend aan.
„Ze bevalt u immers, hield Walther aan, en u
doet mg een genoegen door ie aan te nemen. U
xiet hoe gemakkelijk ik zoo iets by elkaar flans. In
een uur tijde heb ik er weer een gemaakt."
„Ja, maar toch Tan een onbekende zoo iets."
„O, daar is gemakkelijk in te voorzien, lachte
Watther. Mjjn naam is Schilling, kunstschilder uit
M&nohen."
„Pralow, oud-griffier bij de rechtbank," stelde de
oude heer tioh voor.
„Zeer aangenaam kennis te maken, antwoordde
Walther, eu nu ik geen onbekende meer voor u
ben, neemt u de aquarel aan, niet waar U doet er
mij wezenlijk een genoegen mee."
Aarzelend stiekie de griflier zijn hand uaar de
aquarel uit, maar in zijn oog blonk de vreugde over
het fraaie geschenk.
„Als u 't dan absoluut wilt, zeide hij, maar ik
weet niet, hoe ik revanche kan geven."
„Als 'tu biieft, spreek niet van revanche. Sta mij
slechts toe, nog wat in uw gezelschap te mogen
blijven. Ik ben hier op de doorreis, moet u weten,
en heb hier geen enkelen kennis."
De griffier glimlachte: hij voelde tioh blijkbaar
gevleid. „Gaarne, zeide hij, wanneer mijn gesprek u
niet verveelt. Ik ben namelijk door intriges tot
werkloosheid veroordeeld, kom weinig onder de
mensehen eu ben wat ouderwetsch geworden."
„Dit laatste kan ik niet aannemen, zeide Walther,
Uw kunstsmaak bewijst bet tegendeel."
„Nu ja, de liefde tot de kunst is mij aangeboren.
En dan de liefde tot de vogelwereld. Houdt u vau
vogels J"
Walther knikte.
„Dan kan ik u wat moois laten zien. O hé, 't is
al kwari voor vijf; mijn arme vogeltjes hebben al
een half uur moeten wachten. Laten wü voortma
ken, anders wordt het donker."
Hij bracht Walther in een afgelegen deel vau het
park en strooide vogeltjeszaad, dat hij bij z<"h bad,
op het gras. Daarop floot hij eenige maleu en vau
alle zijden kwamen de vogels aanvliegen.
„Zij kennen my al sinds jaren eu zijn niet meer
schuw," zeide hij. „Ziet u daar dien dijtelvink, hoe
brutaal die is hij jaagt alle andere vogeltjes weg."
„O daar links? Ja, antwoordde Walther, blij dat
hij de wijsheid van juffrouw Wehuer le pas kou
brengen.
„Tnuts heb ik een heele volière met vinken, seide
de griffier; wilt u die eens zien?"
„Zeer gaarue, als ik mag."
„Ziet u, er zjju wel veel menschen, die vau vogels
houden, maar de ware vogelliefnebbere zijn ze daarom
nog niet."
„Neen, zeker niet", beaamde Walther.
Walther speelde den aandaehiigen toehoorder, ter
wijl de griffier zyn kennis vau de vogelwereld ten toon
spreidde, maar zyn gedachten waren elders, eu dat
hoe laugnr zoo meer naarmate men het huis van
den ouc.en beer naderde. De ijverig vertellende
griffier merkte daaivan niets. Hy bemerkte niet
eens, dat zijn dochter bij het binnentreden van
Walther groote oogen opzette en vuurrood werd,
noch dat Walther haar baud langer in de zijne
hield dan een gast dit by de allereerste maal wel
pleegt te doen.
Walther moest de vinken bewonderen en ver
scheidene opgezette vogels, waarbij hy oven weinig
karig met zijn lof was als bjj net beschouwen van
de schilderijen, die in de kamers hiugen. Daardoor
won 'lij geheel en al het hart vau den ouden heer.
Else kou weinig aan het gesprek deelnemen, maar
Walther was reeds tevreden, dat hij haar kon zien
en volgde haar telkens als zjj binnenkwam met de
oogen.
Toen hy eindelijk wegging, noodigde hem de grif
fier dringeud uit, deu volgenden dag terug te komen
eu met hem weer de vogeltjes te gaan voeren, „li.tat
u morgen mede, juffrouw?" vroeg Walther.
Else bloosde oog heviger dan bij zijn binnentreden
eu de gritLier zeide* „Als 't mooi weer is, kon je
eigenlii* wel meegaan, Elsje; je bent in lang niet
bij tnyn vog iltjes geweest."
Dien avond had Walther twee wenschen, voor
welker vervulling hij gaarne alles had willen geven
dat den volgenden dag de zou mocht schijnen en dat
de „Ulustrierle Revue" de teekeuiug vau het Hof
feest bij hem mooht bestelleu.
Beide weuschen werden vervuld. Deu volgendon
ochtend was het prachtig weer en kwam er een
brief van de Redactie der „Illustrierte Revue", met
het verzoek, de teekening van het Hoffeest te ver
vaardigen eu zoo spoedig mogelijk in te zenden.
Met dezen brief ging Walther naar den circus
directeur. Deze begreep terstond, dat de reproductie
der teekening in net veelgelezen tijdschrift een
groote reclame voor hem was, en stelde een geheele
loge ter beschikking vau den jongen schilder voor
de «Irie avonden dat de circus nog in de residentie
zou blijven.
Des middags, op de wandeling door het park,
vertelde Walther van het werk dat hem «as opge
dragen eu noodigde hy vaderen dochter uit, wet bem
naar deu circus te gaan, maar de griffier sloeg dat
voor zich eu Else kortweg af. Hy zette den
verbaasden toehoorder uiteep, dat „dergelijke kun-
stemaaeryen niet geschikt zijn voor eeu jong meisje.
„Eise gaat eiken winter drie- of viermaal naar deu
schouwburg, als er een goed klassiek stuk wordt ge-
gevcn eu dat is voldooude." In den circus kon
Else mets voor hart of gemoed leereu.
Walther nain juffrouw Wehuer nog in den arm,
maar ook den volgeuden dag wilde do griflier aiets
vau den circus weten ofschoon zij hem flink „be
werkt had. „Hy is hardnekkig", klaagde zij. „maar
wacht maar, misschien slaag ik er vanavond in Wij
krygen vanavoud namelijk drie vrijhiljetten en kun
nen Else meenemen. Mogelijk wil nij alleen niet
van u eeu biljet aannemen en vindt liij 't wel goed.
dat zy meegaat als mijn man ons vergezelt."
Zoo zat dan Walther twee atonden alleen in de
loge, wat intusschen zyn werk ten goede kwam, Hy
kon den namiddag van den derden dag, over zich
zelf tevreden, zijn potlood uit de hand leggen, en
de teekening naar de „Illustrierte Revue" zenden.
Hy geloofdi bepaald, dat zij tie Redactie bevallen
zou. „Dat is weer 'n honderd markjes binnen", ;ei
by tot zichzelf: „maar nu wil ik toch ook een vrouw
zien te krygen Hy keek op de klok; 't was precies
vier uur. „Een wenk dor goden: de vader is niet
thuis. Op' ten strijde'" (Wordt vervolgd.)