Dinsdag 28
Mei 1907.
No. 7354
56e Jaargang.
Feuilleton.
De AmenkaansctiB Markies.
UITGAVE
FIRMA A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Vonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.
franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale,
oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels 1.25; elke regel
meer ƒ0.25. Groote lettere naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9-
Telephoon 19.
kennisgevingen.
De BURGEMEESTER en WETHOUDER8 van
AMERSFOORT,
Gelet op art. 264 der Gemeentewet,
Doen te wetöD, dat het primitief kohier der
plaatselijke directe belasting naar het Inkomen
over het dienstjaar 1907, goedgekeurd door Gedepu
teerde 8taten van Utrecht, in afschrift gedurende
v|jf maanden op de Secretarie der Gemeente voor
een ieder ter lezing ligt.
Amersfoort, 27 Mei 1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WU1JT1ERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
De BURGEMEESTER en WETHOUDER3 van
AMERSFOORT,
Gelet op art. 264 der Gemeentewet
Doen te weien, dat het Suppletoir kohier der
Straatbelasting,
over het dienstjaar 1906, goedgekeurd door Gedepu
teerde Staten van Utrecht, in afschrift gedurende
vjjf maanden op de Secretarie der Gemeente voor
een ieder ter lezing ligt.
Amersfoort, 27 Mei 1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
- De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Kwaadaardigheid.
De verschillende ondeugden of graden van
de zelfde ondeugd, hierboven genoemd, vinlen
hun oorsprong óf in nijd en afgunst om het
geluk of den voorspoed van andereD, óf in
wraakzucht wegens vermeende of werkelijk
aangedane beleedigingcn of onrecht.
In het eerste geval wordt iemand be-
heerscht door zekeren geest van gemelijkheid,
inzonderheid van ontevredenheid met zich-
zelven en zijn lot, waardoor het gezicht van
in zyn oog gelukkigen hem verveelt en on
aangenaam aandoet.
Deze meest algemeen heerechende soort
van kwaadaardigheid wordt in de fatsoenlijke
samenleving gewoonlijk verborgen onder het
masker der interlijke beleefdheid.
Dat leert ons Antonius de Guevara, waar
hij schrijft
»Er zijn velen, die voor elkander den hoed
afnemen, en elkander liever zagen zonder
hoofd.
•Velen toonen elkander een lachend ge
laat, die elkander achter den rug bijten.
„Velen groeten elkander vriendelijk, en
8 (Slot).
„Houd op; stil toch, Oswald, je maakt my bang."
„Ik heb je lief," herhaalde hij hartstochtelijk.
„Eu »k jou," riep zij en wierp zich in zijn armen.
„Ik beb je 6ok lief; ik zou alles voor je wagen en wil
je volgen naar eind van de wereld."
„Meen je dat?" vroeg hij, zijn lippen drukkend op
het naar hem opgeheven gelaat.
„Ja, ik meen het En zij meende het ook werke
lijk op dat oogenblik haar zwakke wil waa onder
worpen aan zjjn hevige uitbarstiug van woede, een
woede, opgewekt door zjjn liefde voor haar. Morgen
zou zij anders denken.
„Dit is de laatste danslaat ons naar de zaal gaan,"
zeide zij.
Zjj was nog wat zenuwachtig, onder den indruk
van bet opwindende gesprek, terwjjl Oswald nog
steeds haar verzuchting: „Och was jjj maar de mar
kies van Abberoombie; hoe veel gemakkoljjker was
dan alles voor mij I" in zjjn ooren hoorde klinken.
Drie weken later zat Oswald Philips in de biblio
theek van den Amerikaanschen markies, vast be
sloten om zjjn eigendom, het kostte wat het wilde,
terug te winnen hy wilde zjjn, waar hjj recht op
hadde Markies van Abberoombie.
Den dag na bet bal van de Hertogin van Coniston
had een kabeltelegram hem naar New-York geroe
pen en de geheele reis, heen en terug, was bij in
somber gepeins verzonken geweest, totdat hjj,geheel
vergetend de rol, die hjj zelf er iD gespeeld had,
zjjn compagnon een lagen oplichter noemde, die hem
bedrogen en valsch behandeld baddoch nu zou hjj
men in de volgende geschiedenis, ons door
Jovius Pontanus beschreven, en die tevens
tot waarschuwing kan strekken om zyn
dienstbaren zóo te gebieden en te behande
len, dat zij ons eerder liefhebben dan haten,
opdat men niet in ieder hunner een vijand
moge hebben
Een gevangen slaaf sloot, bij afwezigheid
van zijn meester, de poort van het buis,
knevelde de vrouw, en bracht de drie kinde
ren boven op het dak. Zoodra hij zijn heer
terug zag, wierp hij een dor kinderen naar
beneden, en daarna een tweede. De vader,
daarover zeer verschrikt, bad bem, onder
belofte van vergiffenis en vrijheid, die bij
hem wilde schenken, om het derde te sparen.
De slaaf beloofde dit, op voorwaarde dat
de vader zich zeiven den neus zou afsnijden,
hetgeen deze deed om zijn kind te behouden.
Maar zoodra dit geschied was, wierp bij ook
het derde kind van boven neder, en daarna
zich zei ven.
Zóo waar is wat La Noué zegt: »De be
geerte naar wraak is een gruwelijke raads
man", en »dat het wijselijk is zijn vijand te
vreezen, al is hij nóg zoo klein".
Dt overste Bracidus, riep, toen hij in een
mand met vijgen tastte, waarin een rauscb
verscholen zat, eu hij door deze in den vin
ger werd gebeten, uit; »0 Goden! er is geen
diertje zoo zwak of klein, of het zal zich
trachten te wreken, als men 't beleedigt".
Een in baar uitwerkselen ais anderszins
op wraakzucht gelijkende hoedanigheid, waar
door iemand vermaak schept in het ongeluk
of de smart van anderen, is een soort van
met lafheid gepaarde hoogmoed, naardien
hij zich verheven waant boven dengene, die
zich tegen zjjn beleedigingen niet beeft kun
nen of willen verdedigen, daar meestal
(zedelyk of geestelijk) hoogstaande, beschroom
de of ongelukkige menscheo, en zelfs ook
stumpers naar den geest haar ten voorwerp
strekken. Deze soort van kwaadaardigheid
gaat van spotternij, gemeenzame scherts en
moedwil, uit louter leedvermaak tot aan de
uiterste wreedheid. Zij is een eigenschap van
lage en zwakke zielen, en daarom bij het
gepeupel zoo algemeen.
Dit vond ook koning Philippus, toen hij
zicb eens onwillekeurig daaraan had schuldig
gemaakt, eD nadat hy daarover door een
overwonnen vijand terecht gewezen was.
B Toen namelijk Philippus de Lacedemoniers
in den strijd bij Cherouéa overwonnen had,
Voor de vele blijken van be- heeft hij na afloop daarvan zóo goede sier
langstelling bij het overlijden van
ons Zoontje ondervonden, betuigen
wij onzen hartelijken dank.
Joh. H. van der MEIDEN.
G. A. J. A- van der MEIDEN-
wenschen elkander kwaad.
Velen doen elkander groote reverentie,
en verscheuren elkanders faam.
Velen eten aan éen tafel, en hebben tegen
elkander doodeljjke vijandschap.
»Velen gaan met elkander wandelen, wier
harten allerwijdst gescheiden zijn.
Velen zenden elkander geschenken, die
elkander met de tanden wel zouden willen
verscheuren.
•Velen verzoeken elkander in hun huizen,
die veel liever elkander zouden willen be
graven."
In bijzondere gevallen, als bij minder ont
wikkelde en laagstaande wezens, openbaart
zich die geest veelal naar buiten. Wanneer
zoo iemands gemelijkheid over zijn noodlot
of het berouw over zijn eigen misslagen ge
paard gaat met lichaamskracht, zekeren in
vloed op anderen of geweldige harlstocbten,
dan barst hij niet zeiden uit in den hevig-
sten toorn, en in de onmenschelijkste be
leedigingen vanonschuldigen, want
zooals Seneca zegt: »I)e drift van 't ge-
meeue volk is een kwade leidsman", omdat
het geen maat kent in zijn driften, en om
dat men >door de gramschap de wijsheid
verliest en «Ie gerechtigheid verlaat" (oud-
vader Gregorius). Hiervan levert de ge
schiedenis ook de onze menigte van
voorbeelden.
Bij anderen van hun soort, maar zwak
van gestel of trager van geest en vao geener
lei invloed in de samenleving, veroorzaken
zij slechts neerslachtigheid en een gemor
jegens dezulken, die geheel ia hun macht
zijn.
Wij lezen, dat ^de
Heden overleed te Rotterdam
onze geliefde Vader, Behuwd- en
Grootvader, de heer
ALEXANDER BOLK,
oud-Secretaris en Ontvanger dei-
Gemeenten Overschie en Sehie-
broek.
J. BOLK.
G. J. BOLK-Rant.
Adolph A. M. C. BOLK.
Alexandrine A. J. BOLK.
Amersfoort, 25 Mei 1907.
Bezoeken kunnen niet worden
afgewacht.
en daar moet je je aan houden. Ik heb je gewaar
schuwd, dat ik van geen terugtreden wilde üooren
eu dat wil ik ook niet. 't Is onmogelijk voor ons
allebei. Jij hebt tienduizend pond per jaar en ik
ui/» beb don vloek; vergeel dat niet. Wees nu geen
Van 7.alintron dwaas; ik waarschuw je, doe geen gekheden."
- oü ka »/wt malingen, Pbilippa gelaat betrok meer en meer by dit beslist
„Eén^Jigaar?3" i optreden van den Amerikaan.
„Dank je." „Dat kan je niet mennen", riep hij wild „Je moet
u 1 en zult toegeven I Je moet en zult my myu eigeu-
dom teruggeven, lerwille van haar, terwille van
Sybil."
„Wees zoo goed, den naam van die dame buiten
apel te laten," viel de markies hem koud in de rede.
„Maar"...
„Laat baar er buiteD, zeg ik", vervolgde by, heftig
met zyu vuist op de tafel slaande, „ik wil haar naam
niet hooren op de lippen van een idioot. Zy zal
Markiezin van Abbercombie worden."
Oswald Philips scheen ineen te krimpen in den
stoel waarin by was neergevallen.
„Je bedoelt myu vrouw," zeide by schormet een
vreemden glimlach om zijn mond.
„Neen, ik bedoel de mjjne."
„O, ja, natuurlijk", antwoordde Philips met beven
de stem. „Ja, ja, de jouwe, juist zoo, natuurlyk,
natuurlijk! Markiezin van Abbercombie. Dat spree* t
van zelf; myn vrouw zou mevrouw Phillips zyn.
Ha ha
„Wat is er?" riep de markies, zich ongerust ovet
hem hceu buigend. „Voel je je niet wel?"
„O, jawel, ik ben he 1 goed."
„Kom, kom Phillips houdt je goed. Eveu goede
vrienden is 'tniet, beste jongen?"
f- zeggenzeide Phillips
opspringend van zjjn stoel eu zichzelf opwindend
door zyn vermeend recht- „Ik heb er genoeg van;
het spelletje verveelt mij tot walgens toe! Waarom
heb je je in myn plaats gedrongen en eigen je je
allen eerbied en respect toe, waarop een Markies
van Abbercombie aanspraak kan maken, terwijl ik
my tevreden moet stellea met te schitteren in je
schaduw als een onbeteekende Eugelsche pair?"
„O, o," riep zyn lordschap, terwijl hij zorgvuldig
een sigaar uitzochten baar aanstak. „O, o I" zeide
hy nogeens langzaam en ging gemakkelijk zitten.
„Mijn beste Phillips je probeert toch niet om gees
tig te zijn?"
„Wat bedoel je 1"
„Mijn antwoord is net eender als je vraag. Wat
bedoel jij
„Ik wil myn titel, myn geboorterecht."
„Voor iemand, die eens myn klerk was, dien ik
tot myn compagnon verhief om zijn zaakkennis,
spreek je al heel vreemd; Je maakt mijn menscheu-
kennis te schande."
„Ontken jo mie overeenkomst dan, jou schurk?
en Phillips band verdween achter zyn rug.
„Maak nou geen Rauwigheden met je revolver.
Je handeu omhoog! Dwaas die je bentdat kan
ik immers óok."
De vinger van den Amerikaan was reeds aan den
trekker en zijn oog mikte langs den blauwen loop
van zyn revolver.
„Je banden op tafel I Zóodat is beter. Tusschen ons
beiden ontken ik niets. Je hebt een koop gesloten
„Ja, ja, even goede vrienden, dat is goed.
„Geef mjj dan een hand. Zoo! Een volgenden
keer ben jij de gelukkige, bè?"
„Ja, dal u goed een volgenden keer win ik bet.
„Goeden avond, beste vriend."
„Goeden avond."
Hy ging regelrecht naar Berkeley Square.
Misa Dorrington kon hem echter niet ontvangen(
gemaakt, dat hij na veel wijn te hebben
gedronkeu begon te dansen. En gaande
aldus midden dooi- den hoop der gevangenen
verweet hy hun smadelyk hun ellende. Dema-
dus, die mede onder de gevangenen was, dit
niet kunnende verdragen, sprak met een
onversaagd gemoed »0, koningaangezien
het geluk in u de persoon van Agamemnon
heeft verbeeld, doet gij u zeiven dan niet
een eeuwige schande aan, dat gij de persoon
en daden van Tersitus speelt?" De Koning
werd daarover zóo verschrikt, dat de dronken
schap hem terstond verliet en hy een ander
gelaat toonde. En zich zeor verwonderd
hebbende over de stoutmoedigheid van Dema-
dus, zoo stelde hy hem weder in vrijheid,
heeft hem eerlyk ontvangen en altoos voor
een van zijn getfcuwste vrienden gehouden.
Ook liet hij om zijnent wil a"e gevangenen
zonder eenig rantsoen te betalen los.
Ten bewijze hoe deze soort hoogmoed
somtijds zichzelven straft, strekke het vol-
gende uit de GeschiedenisToen de veld
overste Contraretus koning Antiochus ver
slagen had, greep bij diens paard zeer trotselijk
aan om het te bestijgen. Zoodra echter het
paard den vijand zijns meestere op zijn rug
voelde, nam het den breidel tusschen de
tanden, en liep in vollen draf op een hooge
rots, vanwaar bet zich met zyn beryder naar
beneden stortte en met hem verpletterd
werd.
Het spreekt bijna van zelf, dat oude en
latere wijsgeeren en ondeugden, die wy op
het oog bobben en te samen onder den naam
van kwaadaardigheid begrepen, door uit
spraken, voorbeelden en geschiedenissen in
haar ware licht gesteld hebben, eensdeels
om het afschuwelijke daarvan aan te toonen,
en anderdeels om er de redelyk gezinden
en verstandigen voor te waarschuwen, opdat
zij zich daaraan niet zouden overgeven, en
zich hoeden voor degenen, of ze verachten,
wien dergelijke ondeugden eigen zyn. Trou
wens hebbeo we hiervan reeds eenige voor
beelden bijgebracht.
Ten besluite en verdere illustratie laten
wij nog eenige dier uitspraken en geschiede
nissen volgen
Marrus Aurelius zeide: De deugd maakt
den vreemdeling tot een burger, eu de boos
heid dan landzaat tot een vreemde.
Marcus Cicero Men moet de boosheid niet
alleen schuwen om de ongelegenheid die
daaruit ontstaat, maar voornamelijk omdat
zy het gemoed nimmer laat rusten.
docb had een briefje voor bem achtergelaten By het
licht van een straatlantaren laa by de veraooteljjke
verontschuldigingen van haar, die plechtig veraekerd
had, „met hem naar het eind vaD de wereld te
willen gaan". Het was de familie tbuia; xy dorat
hen niet booa makenhet apeet haar echter aoo
voor hemzy waa er zoo bedroefd omhaar bart
was gebrokenzy zou nooit meer ergens pleiner in
hebben. Het beate waarnaar haar te vergeten, enaoo-
voort.
Het waa alles zoo netjes geschreven op gepartu-
meerd papier, zóo keurig dichtgemaakt en zóo zorg
vuldig gezegeld, dat het ieders bewondering moeet
opwekken. Ook Fhillipa glimlachte toen hy het
briefje in kleine stukjea scheurde en op straat wiarp,
in de modder, waur het tbuia hoorde.
Hij waa altjjd blind geweest voor baar zellzucht;
docb du waren zyn oogen geopend.
„Voor my", niet „voor ons" en toch, zelfs nu nog,
weoeebte by vurig, dat hy zyu geboorterecht niet
verkocht had, terwille van haar.
De titel was valscb, doch niemand wist het; ter
wille van baar zou hy weggaan, terug naar Amerika.
Hy zou haar traohteD te vergeten zoo dat niet lukte,
zou hy aan haar denken als gelukkig waait zy
zou gelukkig zijn met den titel.
Ja, dat was een goed plan I En zoo ging hy terug
naar zijn kamera.
Den volgende ochtend zouden bygeloovige men-
schen zeggen, als zy deze geschiedenis kenden, dat
de vloek der Abbercombie'a zyn laatste offer had
opgeëiacht. Men vond bem met een gapende wond
in zyn voorhoofd, waaruit langzaam het leven was
weggevloeid.
Tegelykertijk verscheen een annonce vaD het
voorgenomen huwelijk van den Moat Honourable
Marquis van Abberoombie, vao Abbercombie Hall,
in het graafeohap Lincolnshire, en Sybil, jongste
dochter van Edward Dorriogton E-q., van Berkeley
Square en Cleveland Chase, Warwickshire.