BIJVOEGSEL
Gewisselde stukken.
behoorende bij de
AMF.RSFOORTSCHE COURANT,
van DONDERDAG 26 MAART 1908.
Uitgave Firma A. H. VAN CLEEFF, Amersfoort.
Politic-posthuis.
Burgemeester en Wethouders schreven 17 Maart
1908 aan den Raad
Bij uw besluit van 30 October 1906, no. 428,
(bijl. 409) werd besloten een politie-wachtpost te
stichten aan den Soesterstraatweg op een terrein,
behoorende bij de Algcmeene Begraafplaats.
Dit besluit werd niet door ons uitgevoerd, om
dat de ingevolge art. 16 3e lid der Wet van 10
April 1869 (Staatsblad no. 65) vereischte toestem
ming van de Gedeputeerde Staten, tot het bouwen
op de begraafplaats, niet verleend is geworden.
Onder deze omstandigheden restte ons niets an
ders dan te trachten de beschikking te verkrijgen
over eon terrein, dat zooveel mogelijk aan de ge
stelde eischen beantwoordt. Wij meenen hierin ge
slaagd te zijn. De Oostelijke hoek van het perceel
kadastraal bekend soctie D. no. 2210, grenzende
aan den Soesterstraatweg, geeft gelegenheid van
uit een aldaar te stichten gebouwtje, den straat
weg naar beide richtingen te besurveilleeren, ter
wijl het weldra een middelpunt zal zijn van de
bebouwing aldaar.
Alvorens een voorstel tot aankoop bij U in te
dienen, hebben wij ons vergewist of de, eveneens
voor dit terrein volgens art. 16 der Wet van 10
April 1369 (Staatsblad 65) noodige goedkeuring
van Gedeputeerde Staten verkregen zou kunnen
worden. Bij besluit van 9 Maart 1908,2e afdeeling
no. 712/533, is de noodige vergunning gegeven.
Een gedeelte, groot 1-iOM2, van het genoemde
perceel, nader aangegeven op de hierbij overge
legde toekening, is tegen den prijs van f 2.50 per
vierkanten Meter te koop.
Op grond van het bovenstaande hebben wij de
eer U voor te stellen, ons te machtigen, op het
genoemde terrein oen politie-posthuis te bouwen,
overeenkomstig uw besluit van 30 October 1906,
no. 428.
Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende de salarisregeling
voor het personeel, verbonden aan
inrichtingen voor Lager onderwijs,
van 19 Maart 1908.
Overeenkomstig de toezegging, gedaan in uwe
vergadering van 29 October 1907 hebben wij de
eer U hierbij aan te bieden eene gewijzigde
salaris-regeling voor het onderwijzend personeel
aan do scholen voor Lager onderwijs. Het is ons
wenschelijk voorgekomen, deze voor te dragen in
eene nieuwe verordeningde thans geldendo is
herhaalde malen gewijzigd, waardoor de raad
pleging moeilijk is. Uit den aard der zaak bevatten
vele artikelen geen nieuwe bepalingen.
Gelijk U bekend is, bedraagt het aanvangssalaris
van een onderwijzer van bijstand f600, dat ver
hoogd wordt met 4 vijfjaarlijksche verhoogingen,
elk van f75, zoodat na 20 jaar eene jaarwedde
van f900 bereikt is. Vervolgens wordt nog, na het
vervullen van 30 on 35 jaren dienst telkens eene
verhooging van f50 genoten. Deze laatste ver
hoogingen zijn irdertijd op verzoek van belang
hebbenden toegekend, ten einde hen, zonder be
langrijke kosten voor de Gemeente, een hooger
pensioen door het Rijk te doen genieten.
De grief tegen de tegenwoordige verordening,
vooral in vergelijking met salaris-regelingen elders,
is gelegen in de termijnen, gesteld voor het ver
krijgen van de periodieke verhoogingen. Wij heb
ben overwogen op welke wijze hierin voorzien
kan worden en de financieele gevolgen van
verschillende andere regelingen, niet slechts voor
dit jaar maar ook voor volgende jaren, bere
kend.
Als gevolg van deze berekeningen stellen wij
U voor, in plaats van de 4 vijfjaarlijksche ver
hoogingen van f 75, toe te kennen 6 tweejaar-
lijksche verhoogingon van f 50. De verbeteringen,
die hieruit voor ieder onderwijzer voortvloeien,
blijken het beste uit het onderstaande:
Tegenwoordige regeling. Voorgestelde regeling. Verschil.
1 jaar
f600
f600
2
f600
f600
3
f600
f650
4- f 50
4
f600
f650
-ff 50
5
f600
f700
-ff 100
6
f675
f700
-ff 25
7 jaar
f675
f750
-ff 76
8
f675
f750
-ff 75
9
f675
f800
-f f 125
10
f675
f800
-f f 125
11
f750
f850
-ff 100
12
f750
f850
-ff 100
13
f750
f900
-ff 150
14
f750
f900
-ff 150
15
f750
f900
-ff 150
16
f825
f900
-ff 75
17
f825
f900
-ff 75
18
f825
f900
-ff 75
19
f825
f900
-ff 75
20
f825
f900
-ff 75
21
f900
f900
Nog hebben wij overwogen of het wellicht mo
gelijk is, de indertijd met het oog op 't pensioen
vastgestelde verhoogingen na 30 en 35 jaren dienst
vroeger toe te kennen. De belangrijke kosten,
hiervan verbonden, zijn evenwel eene belemmering.
Bij het ontwerpen der wijziging zijn wij uitge
gaan van het denkbeeld, dat het geen aanbeveling
verdient, de toelage voor het bezit der hoofdacte
of de tegemoetkoming in huishuur te veranderen.
Het geld, dat beschikbaar gesteld kan worden
voor salarisverbetering achten wij het best besteed
in dien ieder onderwijzer(es) daarvan de bate
ondervindt. Een bolooning van f 125 voor het bezit
der hoofdacte achten wij voldoende. Uitgaande
van de stelling, dat een ongehuwd onderwijzer
de zelfde dionsten aan de Gemeente bewijst als
een gehuwde, komt het ons onbillijk voor, het ver
schil in hunne bezoldiging grooter te maken dan
de wet aangeeft.
Wij stellen U tevens voor de minimum- en
maximum-jaarwedde van de hoofden der scholen
met f 100 te verhoogen.
Deze bedragen thans voor een hoofd van een
school le soort f 1500—f 1800, voor een hoofd van
school 2e of 3e soort f1200—f1400, benevens voor
alle hoofden vrije woning of eene vergoeding
van f300.
De meerdere kosten, die het gevolg van deze
voorstellen zijn, zullen in 1908, 1910, 1912 en 1914
respectievelijk bedragen f4050, f4350, f4675 en
f4500.
De Rijksbijdrage voor het Lager onderwijs kan
tengevolge van de Wet van 28 December 1907
(Staatsblad 361) f2547.92 hooger geraamd worden
dan oorspronkelijk is uitgetrokken. Hierbij moet
opgemerkt worden, dat dit bedrag hooger zou
geweest zijn, ware het niet, dat door de opening
van de Diaconieschool 93 kinderen aan de open
bare scholen waren onttrokken, tengevolge waarvan
voor twee leerkrachten minder Rijks-subsidie
genoten wordt, hoewel de uitgaven voor de Ge
meente door het vertrek dier kinderen niet ver
minderen. Met het oog op de stichting eener R.K.
school voor meisjes en de plannen voor het bouwen
eener nieuwe R. K. school, waardoor de Rijkssubsi
die wederom ongetwijfeld zal verminderen, verdient
voorzichtigheid op dit punt aanbeveling.
Intusschen kunnen de hoogere kosten, verbonden
aan ons voorstel gevonden uit de hoogere opbrengst
van de opcenten op de Grondbelasting. De meerdere
kosten, verbonden aan inwilliging van het verzoek
van de afdeeling Amersfoort van het Onderwijzers
Genootschap zal voor 1908 kosten f14 525.—.
Ter toelichting van het concept-besluit diene
nog het volgende
Artt. 1, 2 en 3 zijn onveranderd.
In artikel 4 zijn de woorden »van de 3e soort",
voorkomende achter «scholen", geschrapt. De her
halingsschool is aan de school 2» soort verbonden.
Art. 5. Het maximum en het minimum is met
f100 verhoogd. Overigens ondergaat het artikel,
behoudens redactie-wijzigingen, geen verandering.
De artt. 6, 8 en 9 zijn in het vorenstaande reeds
toegelicht.
In uwe vergadering van 25 Juni 1907 werd
door U bepaald, dat ook de diensttijd, doorgebracht
als zoogenaamd «tijdelijk onderwijzer", mede zou
tellen voor het verkrijgen van recht op verhooging.
Dit recht is uitdrukkelijk in de verordening neer
gelegd, ook in verband met de bepalingen van
de Wet van 28 December 1907 (Staatsblad no. 361).
Art. 7 is, nu voortaan om de twee jaren iedere jaar
wedde veranderd zal worden ook in verband met
de berekening en stortingen voor eigen pensioen
on pensioen voor weduwe en weezen bijkans on
misbaar.
Art. 10. Indertijd werd door U bepaald, dat help
sters bij het onderwijs in 'de nuttige handwerken
bij bezit der acte eene belooning van f 100 zouden
genieten, die bij redelijke geschiktheid voor de
klassikale methode verhoogd zou worden tot f 125
en bij geheele geschiktheid f 150. In de practijk
bleek weldra, dat hot criterium »redelijke" en
«geheele geschiktheid" tot zóo uiteenloopende voor
stellen van de hoofden der scholen leidde, dat wij
voor ons als leiddraad aannamen, dat na twee jaren
en een jaar dienst respectievelijk redelijke en ge
heele geschiktheid verworven was en wij derhalve
na die termijnen de verhoogingen toekenden.
Deze regeling voldeed goed, weshalve wij U
voorstellen deze thans in de verordening op te
nemen. Voor onderwijzeressen, aan de school ver
bonden, kan (facultatief) volgens de oude veror
dening voor het geven van onder.wfje in de nut
tige handwerken, indien dit geaohiedt buiten de
schooluren, een maximum-belooning van f 160 ge
geven worden. Wij stellen thans voor, de zelfde
regeling n.l. f 100 f 150 in drie jaren, en dan
niet facultief, ook voor deze categorie te bepalen.
Art. 13. Ten slotte wenschen wij nog eene wijzi
ging te brengen in de bezoldiging voor het perso
neel, verbonden aan het herhalingsonderwijs. Dit
ontvangt voor ieder lesuur fl.; wordt evenwel
wegens ziekte of andere redenen oen uur niet ge
geven, dan wordt ook geen bezoldiging genoten.
Deze wijze van belooning komt ona voor niet in
overeenstemming te zijn met den aard der betrek
king en wordt ook niet gevolgd bij de andere
onderwijsinstellingen. Wij stellen U daarom voor,
de bezoldiging te bepalen voor ieder lesuur per
cursus.
Het concept-besluit is van dezen inhoud:
De Raad der Gemeente Amersfoort
Gelet op het voorstel van Burgemeester en
Wethouders van den 19 Maart 1908, Afdeeling I,
no. 445.
Gelet op de Lager Onderwijswet;
BESLUIT
Vast te stellen de volgende
Verordening, tot regeling van het
getal der openbare scholen voor Lager
onderwjjs in de Gemeente Amersfoort
en liet getal en de bezoldiging van het
onderwijzend personeel aan die scholen.
Artikel 1.
De scholen, waarin te Amersfoort openbaar
Lager onderwijs wordt gegeven, worden, naar
den omvang van het onderwijs en het bedrag der
schoolgelden, in drie soorten verdeeld.
Artikel 2.
Het onderwijs wordt gegeven
I. in twee scholen van de le soort n.l.
a eene voor meisjes, gelegen wijk A, Plantsoen
No. 2, nabij de Arnhemschestraat
b eene voor jongens, gelegen wijk B, Hooron-
straat No. 4;
II. in eene school van de 2e soort, gelegen
wijk E, Hellestraat No. 117;
III. in drie scholen van de 3e eoort n.l.
a eene gelegen, wijk I Beekstraat no. 26
b eene gelegen, wijk D. Koningsstraat no. 86;
c eene gelegen, wijk G, Puntenburgerlaan no. 29.
Artikel 3.
Aan het hoofd van elke openbare school staat
een onderwijzer of een onderwijzeres, aan wien
toezicht en beheer over de gehoele school is op
gedragen en die den titel voert van hoofd der
school.
Onder hen zijn onderwijzers en onderwijzeressen
werkzaam.
Het aantal onderwijzers of onderwijzeressen
wordt aan elke school geregeld, met inachtneming
der bepalingen van de Wet tot regeling van het
Lager onderwijs, door den Gemeenteraad, na de
hoofden der scholen gehoord te bebben,
Het hoofd der sohool doet aanwijzing van de
vakken waarin door de onderwijzers of onderwij
zeressen, aan de school verbonden, onderwijs zal
worden gegeven, met dien verstande, dat voor de
vakken 1 - q, s en t van art. 2 der Wet op het Lager
onderwijs de goedkeuriug van de Commissie van
toezicht wordt vereischt.
Artikel 4.
Aan een der openbare scholen, daartoe door
Burgemeester en.Wethouders aan te wijzen, zal
eene herhalingsschool worden verbonden.
Artikel 5.
De jaarwedde bedraagt voor hen, die aan het
hoofd geplaatst zijn van:
a. eene school le soort f 1600 f 1900.
108
b eene school 2e of 3e soort f 1300 f 1500.
De minimum-jaarwedde wordt telkens na 5 dienst
jaren verhoogd met f 100, totdat het maximum
bereikt is.
Als diensttijd komt in aanmerking do tijd vóór
en na de invoering dor Wet van 17 Augustus 1878
(Staatsblad no. 127) doorgebracht in dienst als
hoofd van openbare of bijzondere Lagere
scholen.
De hoofden der scholen genieten bovendien
vrije woning, zoo mogelijk met een tuin.
In geval hun geen vrije woning kan verschaft